ECLI:NL:GHAMS:2020:3930

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 februari 2020
Publicatiedatum
28 mei 2021
Zaaknummer
23-001889-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis economische politierechter inzake overtreding Wet wegvervoer goederen

Dit arrest is gewezen door het gerechtshof Amsterdam in hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1974, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 20 maart 2019, waarin hij werd veroordeeld voor het verrichten van beroepsvervoer zonder de vereiste communautaire vergunning. De zaak werd behandeld op 31 januari 2020, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. De tenlastelegging betrof een overtreding van artikel 2.5 van de Wet wegvervoer goederen, waarbij de verdachte op 27 september 2017 te Nieuw-Vennep beroepsvervoer heeft verricht met een vrachtauto zonder de benodigde vergunning. Het hof oordeelde dat de verdachte niet kon worden vrijgesproken op basis van zijn onwetendheid over de vergunningplicht, aangezien het zijn verantwoordelijkheid was om op de hoogte te zijn van de geldende wet- en regelgeving. Het hof vernietigde het vonnis van de eerste aanleg en verklaarde het bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde had begaan. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 4.300,00 met een proeftijd van twee jaar, en 53 dagen hechtenis, die niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit tijdens de proeftijd. Het hof benadrukte de ernst van de overtreding en de impact op de markt voor goederenvervoer.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001889-19
datum uitspraak: 31 januari 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 20 maart 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-108454-18 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
31 januari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 september 2017 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rhienderstein, als een in Nederland of in een andere lidstaat gevestigde vervoerder, beroepsvervoer heeft verricht, althans heeft doen verrichten, met een vrachtauto (motorrijtuig of samenstel van voertuigen), te weten een vrachtauto als bedoeld in artikel 1.1, gekentekend [kenteken], zonder (geldige) daartoe verleende communautaire vergunning;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de economische politierechter.

Bewijsoverweging

De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet wist dat hij een vergunning nodig had voor het vervoeren van goederen tot maximaal 500 kg met zijn bus, waarvoor een BE rijbewijs kon volstaan.
Toen hij zijn bedrijf inschreef bij de Kamer van Koophandel, is dit ook niet aan hem verteld.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft beroepsvervoer verricht met een vrachtauto zonder communautaire vergunning.
Zijn stelling dat hij niet wist dat hij hiervoor een vergunning nodig had, werkt niet verontschuldigend. Een algemeen juridisch uitgangspunt betreft immers dat een ieder die deelneemt aan het economisch verkeer in Nederland, op de hoogte is van de geldende wet- en regelgeving, zeker voor de branche waarin men zelf werkzaam is. Dat het laadvermogen van de vrachtauto en niet slechts het gewicht van de vervoerde goederen doorslaggevend is, berust op een verkeerde interpretatie van de toepasselijke regelgeving Op de verdachte zelf rustte de verplichting precies uit te zoeken of hij - als ondernemer die op deze wijze goederen vervoerde - vergunningplichtig was. Het betreft een eigen verantwoordelijkheid en zijn gebrek aan kennis hierover, dan wel het niet voldoende op de hoogte raken van de geldende regelgeving, kan niet worden afgeschoven op instanties als de Kamer van Koophandel. Het verweer van de verdachte staat een bewezenverklaring dan ook niet in de weg en wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 september 2017 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rhienderstein, als een in Nederland gevestigde vervoerder, beroepsvervoer heeft verricht, met een vrachtauto zonder (geldige) daartoe verleende communautaire vergunning.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 2.5 van de Wet wegvervoer goederen

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 4.300,00, subsidiair 53 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke geldboete van dezelfde hoogte.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft beroepsvervoer verricht zonder communautaire vergunning. Door aldus te handelen heeft de verdachte de door de wetgever beoogde ordening van de markt voor het goederenvervoer over de weg verstoord en andere vervoerders, die zich er wel voor hebben ingespannen deze vergunning te verkrijgen, oneerlijke concurrentie aangedaan.
Het hof stelt vast dat de verdachte niet wist dat hij deze vergunning nodig had en hier ook niet over is geïnformeerd door het bedrijf dat hem inhuurde.
Het hof heeft voorts geconstateerd dat de verdachte, blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie van 28 januari 2020, niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit en dat hij na dit feit niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen. Het hof heeft - in lijn met de eis van de advocaat-generaal - in voornoemde omstandigheden en de gestelde beperkte financiële middelen reden gezien een geheel voorwaardelijke geldboete van € 4.300,00 met een proeftijd van twee jaren op te leggen. Deze straf
- die past bij de ernst van het feit - dient hiermee als stok achter de deur ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten.
Het hof acht, alles afwegende, een straf van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht,
de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 2.5 van de Wet wegvervoer goederen.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 4.300,00 (vierduizend driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
53 (drieënvijftig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting
hadden mr. E. van Die, mr. J.D.L. Nuis en mr. S. Clement, in tegenwoordigheid van mr. R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 31 januari 2020.