ECLI:NL:GHAMS:2020:3630

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 december 2020
Publicatiedatum
31 december 2020
Zaaknummer
23-003737-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor schuldheling van een fiets

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 25 september 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in Suriname in 1964, had hoger beroep ingesteld tegen de veroordeling voor schuldheling van een fiets. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, behalve ten aanzien van de opgelegde straf, die werd vernietigd. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De advocaat-generaal had in hoger beroep een werkstraf van 40 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week geëist.

Het hof heeft de straf aangepast op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De verdachte had een dure fiets meegenomen die niet op slot stond, terwijl hij had kunnen vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig was. Het hof heeft ook rekening gehouden met het uittreksel uit de Justitiële Documentatie, waaruit bleek dat de verdachte eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten, maar dat hij de laatste jaren minder in aanraking met justitie was gekomen. De verdachte toonde bereidheid om een taakstraf uit te voeren en het hof achtte het onwenselijk om hem een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, gezien zijn positieve ontwikkeling.

Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 20 uur en 10 dagen hechtenis, met de bevestiging van het vonnis voor het overige. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de oudste raadsheer niet in staat was het arrest te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003737-19
datum uitspraak: 29 december 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 september 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-204852-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1964,
postadres: [adres 1],
feitelijk verblijvende: [adres 2].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
29 december 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het
Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de opgelegde straf - in zoverre zal het vonnis worden vernietigd - en met dien verstande dat het hof heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële documentatie van de verdachte van 4 december 2020 en op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de strafmotivering zal aanvullen.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft in eerste aanleg het subsidiair tenlastegelegde feit, schuldheling, bewezenverklaard en de verdachte daarvoor veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het subsidiair tenlastegelegde feit zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 40 uur, te vervangen door 20 dagen hechtenis en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een (1) week met een proeftijd van twee jaar.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een dure fiets zien staan die niet op slot stond en heeft deze meegenomen. Hij had op dat moment ten minste kunnen en moeten vermoeden dat deze fiets daar niet zomaar was achtergelaten, maar van misdrijf afkomstig was. Door aldus te handelen heeft de verdachte geen respect getoond voor andermans eigendom.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 december 2020 is hij eerder herhaaldelijk onherroepelijk veroordeeld voor soortgelijke feiten.
In het voordeel van de verdachte weegt het hof mee dat hij de laatste jaren minder frequent met justitie in aanraking is gekomen dan voorheen. Hij staat open voor reclasseringstoezicht, al is dat tot nog toe mede in verband met de Corona pandemie, nog niet goed van de grond gekomen. Hij verklaart dat hij zijn leven steeds beter op de rit wil krijgen, omdat hij een dagje ouder wordt. Hij krijgt - zo verklaart hij - hulp met zijn financiën, heeft tegenwoordig in ieder geval ’s avonds en ’s nachts een dak boven zijn hoofd, waardoor hij dan niet meer op straat hoeft rond te hangen, en hij komt binnenkort in aanmerking voor een eigen woning. Het hof acht het onwenselijk deze zich aftekenende positieve tendens te doorkruisen door de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De verdachte zegt verder bereid te zijn een taakstraf uit te voeren.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S. Clement, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. J.L. Bruinsma, in tegenwoordigheid van
mr. A.S. de Bruin, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
29 december 2020.
De oudste raadsheer is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]