3.1[appellanten] en [geïntimeerde] strijden over de eigendom van kelderruimten die zich bevinden onder de tuinen van de panden [adres 3] en [adres 4] en [adres 5] . Voor de beoordeling van dit geschil zijn de volgende feiten van belang.
a. De [naam straat] en de [naam straat] liggen min of meer dwars op elkaar. Tot de sloop in 1936 waren de gebouwen aan de [adres 3] , [adres 4] en [adres 1] gelegen op één kadastraal perceel. Na de sloop heeft nieuwbouw plaatsgevonden en is het perceel verticaal gesplitst in de afzonderlijke kadastrale percelen [adres 3] , [adres 4] , [adres 1] en [adres 2] en [adres 6] , [adres 7] , [adres 8] , [adres 9] en [adres 10] . Bij één notariële akte van 17 september 1976 zijn alle genoemde percelen horizontaal gesplitst in appartementsrechten. De appartementsrechten van de woningen op de begane grond van [adres 3] , [adres 4] , [adres 1] en [adres 2] en [adres 5] geven volgens deze akte recht op het exclusieve gebruik van de desbetreffende “woning op de begane grond, met tuin en de afzonderlijke kelder”. Op de bij de akte behorende splitsingstekeningen zijn kelders ingetekend die reiken tot de grens van de bovengrondse bebouwing.
b. Omdat de nieuw gebouwde woningen minder diep zijn dan de oorspronkelijke bebouwing was, maar zijn gebouwd op het oude fundament en de oude kelderruimten, bevinden de kelderruimten zich deels onder de woningen en deels onder de tuinen van [adres 3] , [adres 4] , [adres 1] en [adres 2] en [adres 5] . Na de sloop en de nieuwbouw waren de kelders uitsluitend nog te bereiken via de woning [adres 2] . Via die woning kwam men achtereenvolgens in de doorlopende kelderruimten onder de percelen [adres 2] , [adres 1] , [adres 4] en [adres 3] alsmede onder een deel van perceel [adres 5] .
c. In februari 2000 heeft de rechtsvoorgangster van [appellant sub 1] , [A] (hierna: [A] ), een huurovereenkomst gesloten met de toenmalige rechtsvoorgangster van [geïntimeerde] , [B] , voor de huur van “kelders gelegen onder [adres 3] en [adres 4] ”. De huurovereenkomst eindigde in augustus 2010 en is nadien stilzwijgend verlengd.
d. [appellanten] zijn sinds 11 april 2000 eigenaar van het appartementsrecht rechtgevende op het exclusieve gebruik van de woning op de begane grond met tuin en kelder, gelegen aan de [adres 2] . Onderdeel van de koopovereenkomst tussen [A] en [appellanten] was een zogeheten ‘inlegvel’, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
A. Partijen komen overeen dat op het moment van het ondertekenen van de akte van levering van het verkochte tevens in een notariële akte een regeling zal worden vastgelegd tussen verkoper en koper inhoudend een exclusief gebruiksrecht voor beide kopers van de kelder gelegen onder het perceel aan de [adres 11] , welk thans eigendom is van verkoper. Deze regeling zal worden vastgelegd in de vorm van een erfdienstbaarheid danwel een kwalitatieve verplichting (…)
B. Verkoper zal er voor zorgdragen dat op de datum van levering van het verkochte de huurovereenkomst die verkoper thans heeft ten aanzien van de kelders onder de [adres 3] en [adres 4] door koper kan worden voortgezet (…).
e. In het kader van de verkoop van [adres 2] door [A] aan [appellanten] is tussen [appellanten] (als kopers), [A] (als verkoper) en [B] (als eigenares van [adres 3] en [adres 4] ) een overeenkomst gesloten waarbij werd vastgelegd dat het gebruik van de kelders onder de percelen [adres 3] , [adres 4] en [adres 1] net als in het verleden zou toekomen aan de eigenaren van het appartement [adres 2] (hierna: de gebruiksovereenkomst). In die overeenkomst is - voor zover van belang - het volgende opgenomen:
- dat de kelders gelegen onder de percelen [adres 3] , [adres 4] en [adres 1] (hierna aangeduid als “kelders”) in gebruik zijn (al dan niet op grond van een huurovereenkomst) bij de eigena(a)r(en) van het appartementsrecht [adres 2] , zodat derhalve dit gebruiksrecht toekomt aan [ [appellanten] ] zolang zij eigenaar zijn van gemeld appartementsrecht dan wel zolang deze huurovereenkomst voortduurt;
- dat de kelders alleen toegankelijk zijn via de kelder behorende bij het appartementsrecht [adres 2] ; (…)
- dat door [ [appellanten] ] op eerste vordering van de eigena(a)r(en) van de appartementen waartoe de kelders behoren een toegang wordt gemaakt van het desbetreffende appartement naar de daarbij behorende kelder door middel van een luik, waarbij de huidige toegangsweg vanuit de kelder behorende tot het appartementsrecht [adres 2] zal worden afgesloten; (…)
- dat het bovenstaande uitsluitend van toepassing is zolang [ [appellanten] of een van hen] eigenaar is (zijn) van het appartementsrecht [adres 2] ;
f. In de leveringsakte van 11 april 2000 is tevens ten laste van het appartementsrecht met betrekking tot de woning op de begane grond van [adres 1] een erfdienstbaarheid gevestigd ten behoeve het appartementsrecht met betrekking tot de woning op de begane grond van [adres 2] , inhoudende dat de kelder die behoort bij eerstgenoemd appartementsrecht mag worden gebruikt door de eigenaar van laatstgenoemd appartementsrecht. In 2008 zijn [appellanten] tevens eigenaar geworden van het appartementsrecht met betrekking tot de woning op de begane grond van [adres 1] en is de erfdienstbaarheid door vermenging tenietgegaan.
g. [geïntimeerde] is op 1 maart 2016 eigenaar geworden van de appartementsrechten met betrekking tot de woningen op de begane grond van [adres 3] en [adres 4] . Voorafgaand aan de levering heeft de verkopende partij [appellanten] verzocht het gebruik van de kelders onder de percelen [adres 3] en [adres 4] en [adres 5] te beëindigen. [appellanten] hebben de kelders gelegen onder de woningen [adres 3] en [adres 4] ontruimd. Vervolgens heeft [geïntimeerde] als toegang tot de kelder onder [adres 4] een luik in de woning gemaakt.