Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
Ter terechtzitting gevoerd verweer
Oplegging van straf
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Polen en thans gedetineerd in P.I. Veenhuizen, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor het aanwezig hebben van harddrugs op Schiphol. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 1000,00. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een voorwaardelijke gevangenisstraf van 40 dagen, met een proeftijd van 2 jaar.
Het hof heeft de zaak onderzocht en vastgesteld dat de beslissing van het Openbaar Ministerie om de verdachte te vervolgen op basis van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht niet in strijd is met de beginselen van een goede procesorde. De raadsman van de verdachte had betoogd dat de vervolging op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) had moeten plaatsvinden, maar het hof oordeelde dat de vervolging op basis van artikel 184 Sr gerechtvaardigd was.
Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het aanwezig hebben van ongeveer 12 gram amfetamine, wat een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid vormt. Gezien de beperkte draagkracht van de verdachte en zijn detentie in het kader van een ISD-maatregel, heeft het hof besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken op te leggen, met een proeftijd van drie jaren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd ten aanzien van de strafoplegging en het vonnis voor het overige bevestigd.