ECLI:NL:GHAMS:2020:3408

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 december 2020
Publicatiedatum
15 december 2020
Zaaknummer
23-001516-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en gevangenisstraf voor misbruik van stiefdochters met geboorte van kind

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Suriname in 1952, werd beschuldigd van seksueel misbruik van zijn twee stiefdochters, [benadeelde 1] en [benadeelde 2], gedurende een periode van meerdere jaren. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere handelingen van seksueel misbruik, waaronder penetratie, en ontuchtige handelingen met beide meisjes, die op het moment van de misdrijven minderjarig waren. De verdachte heeft ontkend dat hij de meisjes heeft misbruikt, maar het hof heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar en consistent beoordeeld. Het hof heeft ook rekening gehouden met de impact van het misbruik, waaronder de geboorte van [benadeelde 3], het kind van [benadeelde 1], en de gevolgen voor de slachtoffers. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot 12 jaar gevangenisstraf, maar het hof heeft de straf verhoogd naar 15 jaar, gezien de ernst van de feiten en de langdurige gevolgen voor de slachtoffers. Daarnaast zijn er vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan [benadeelde 1], [benadeelde 2] en [benadeelde 3]. Het hof heeft de vorderingen tot schadevergoeding voor een totaalbedrag van €36.305,- voor [benadeelde 1], €31.305,- voor [benadeelde 2] en €25.000,- voor [benadeelde 3] toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001516-19
datum uitspraak: 15 december 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 4 april 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-669066-18 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag 1] 1952,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

1.Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
17 juni 2020 en 1 december 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte en door het openbaar ministerie is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Daarnaast heeft het hof kennisgenomen van hetgeen door en namens de benadeelde partijen [benadeelde 1] ( [benadeelde 1] ), [benadeelde 2] ( [benadeelde 2] ) en [benadeelde 3] ( [benadeelde 3] ) en hun advocaat mr. W. van Egmond naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 4 november 2015 (te Amsterdam, meermalen, althans eenmaal, met [benadeelde 1] , geboren op [geboortedag 2] 2003, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, zijnde die [benadeelde 1] een kind dat hij verzorgde of opvoedde als ehorend tot zijn gezin, (telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 1] , immers heeft verdachte (telkens) die [benadeelde 1] geforceerd en/of geblokkeerd (zodat zij niet weg kon) en zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de vagina van die [benadeelde 1] geduwd/gebracht;
2.
hij in of omstreeks de periode van [geboortedag 2] 2015 tot en met 20 augustus 2018 te Amsterdam, meermalen, althans eenmaal, met [benadeelde 1] , geboren op [geboortedag 2] 2003, die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, zijnde die [benadeelde 1] een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, "buiten echt" (telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 1] , immers heeft verdachte (telkens) die [benadeelde 1] geforceerd en/of geblokkeerd (zodat zij niet weg kon) en zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de vagina van die [benadeelde 1] geduwd/gebracht;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 4 november 2015 te Amsterdam, meermalen, althans eenmaal, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om met [benadeelde 1] , geboren op [geboortedag 2] 2003, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, zijnde die [benadeelde 1] een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, (telkens) een of meer handelingen te plegen, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 1] , immers heeft hij, verdachte, (telkens) die [benadeelde 1] geforceerd en/of geblokkeerd (zodat zij niet weg kon) en (telkens) zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) tegen de vagina van die [benadeelde 1] geduwd/gebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (telkens) niet is voltooid;
4.
hij in of omstreeks de periode van [geboortedag 2] 2015 tot en met 20 augustus 2018 te Amsterdam, meermalen, althans eenmaal, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om met [benadeelde 1] , geboren op [geboortedag 2] 2003, die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, zijnde die [benadeelde 1] een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, "buiten echt" (telkens) een of meer handelingen te plegen, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 1] , immers heeft hij, verdachte, (telkens) die [benadeelde 1] geforceerd en/of geblokkeerd (zodat zij niet weg kon) en (telkens) zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) tegen de vagina van die [benadeelde 1] geduwd/gebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (telkens) niet is voltooid;
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 20 augustus 2018 te Amsterdam, meermalen, althans eenmaal, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind [benadeelde 1] , geboren op [geboortedag 2] 2003, die zich in een kwetsbare positie bevond, door - (telkens) voornoemde [benadeelde 1] op te zoeken en (vervolgens) de deur op slot te doen en/of - (telkens) zich naast haar te positioneren en/of - (telkens) haar lichaam te betasten en/of - (telkens) haar te forceren en/of te blokkeren (zodat zij niet weg kon) en/of - (telkens) zich (naakt) bovenop haar te positioneren en/of - (telkens) met zijn penis en/of vinger(s) tegen haar schaamlippen te duwen en/of die schaamlippen te betasten;
6.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met [geboortedag 4] 2015 te Amsterdam, meermalen, althans eenmaal, met [benadeelde 2] , geboren op [geboortedag 3] 2005, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, zijnde die [benadeelde 2] een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, (telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 2] , immers heeft verdachte (telkens) die [benadeelde 2] geforceerd en/of geblokkeerd (zodat zij niet weg kon) en zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de vagina van die [benadeelde 2] geduwd/gebracht;
7.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met [geboortedag 4] 2015 te Amsterdam, meermalen, althans eenmaal, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om met [benadeelde 2] , geboren op [geboortedag 3] 2005, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, zijnde die [benadeelde 2] een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, een of meer handelingen te plegen, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 2] , immers heeft hij, verdachte, (telkens) die [benadeelde 2] geforceerd en/of geblokkeerd (zodat zij niet weg kon) en zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) tegen de vagina van die [benadeelde 2] geduwd/gebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (telkens) niet is voltooid;
8.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met [geboortedag 4] 2015 te Amsterdam, meermalen, althans eenmaal, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind [benadeelde 2] , geboren op [geboortedag 3] 2005, die zich in een kwetsbare positie bevond, door - (telkens) voornoemde [benadeelde 2] op te zoeken en (vervolgens) de deur op slot te doen en/of - (telkens) zich naast haar te positioneren en/of - (telkens) haar lichaam te betasten en/of - (telkens) haar te forceren en/of te blokkeren (zodat zij niet weg kon) en/of - (telkens) zich (naakt) bovenop haar te positioneren en/of - (telkens) met zijn penis en/of vinger(s) tegen haar schaamlippen te duwen en/of haar schaamlippen te betasten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

3.Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere belissingen komt dan de rechtbank.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] . Het misbruik van [benadeelde 1] heeft geduurd van
1 januari 2013 tot de datum van aanhouding van de verdachte op 20 augustus 2018 (tussen [benadeelde 1] ’s tiende en vijftiende levensjaar). Het misbruik van [benadeelde 2] heeft geduurd van 1 januari 2013 tot de geboorte van [benadeelde 3] op [geboortedag 4] 2015 (tussen [benadeelde 2] ’s achtste en tiende levensjaar). Alle ten laste gelegde feiten kunnen wettig en overtuigend worden bewezen.
De verklaringen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] zijn betrouwbaar. De authenticiteit van de verklaringen wordt onderstreept door de door [benadeelde 1] en [benadeelde 2] benoemde details en gebruikte bewoordingen om het misbruik te beschrijven. Ondanks verschillen en tegenstrijdigheden in de verklaringen ondersteunen de verklaringen elkaar over en weer. Daarnaast worden de verklaringen ondersteund door andere bewijsmiddelen. De advocaat-generaal heeft daartoe onder meer verwezen naar het onderzoek van de Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA), het medisch onderzoek van het AMC, de verklaring van [naam 1] , het onderzoek in de woning, het feit dat beide meisjes dezelfde SOA hebben als de verdachte (trichomonas vaginalis), het onderzoek naar het geslachtsdeel van de verdachte en de geboorte van
[benadeelde 3] van wie vaststaat dat zij een dochter is van [benadeelde 1] en de verdachte.
4.2
Het standpunt van de raadsvrouw van de verdachte
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verklaring van [benadeelde 1] dat het de verdachte één of twee keer is gelukt met zijn penis in haar, [benadeelde 1] , vagina te komen voldoende wordt ondersteund door andere feiten en verklaringen. Verdachte bekent dit immers en [benadeelde 3] is geboren. Zij blijkt de dochter van de verdachte te zijn.
Voor wat betreft het misbruik dat na de geboorte van [benadeelde 3] ( [geboortedag 4] 2015) zou hebben plaatsgevonden, heeft de raadsvrouw aangevoerd dat [benadeelde 1] inconsistent heeft verklaard.Voor de periode na de geboorte van [benadeelde 3] is onvoldoende bewijs voorhanden voor het binnendringen of trachten binnen te dringen (in ieder geval met de penis).
Wat betreft de ten laste gelegde periode ten aanzien van de ten laste gelegde feiten 1, 3 en 5 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het dossier alleen voldoende bewijs bevat voor de periode vanaf [benadeelde 1] haar tiende levensjaar, dus rond 2013.
Tot slot heeft de raadsvrouw van de verdachte vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten 6, 7 en 8. Dat zijn de feiten die zien op [benadeelde 2] . Haar verklaringen zijn onvoldoende gedetailleerd en inconsistent, wat maakt dat deze niet betrouwbaar zijn. De verklaringen van [benadeelde 2] worden daarnaast niet ondersteund door de verklaringen van [benadeelde 1] nu zij op essentiële punten verschillend verklaren. Ook ander steunbewijs voor de verklaringen van [benadeelde 2] ontbreekt in het dossier.
4.3.
Het oordeel van het hof
Op 17 augustus 2018 is aan het bureau van de zedenpolitie te Amsterdam een melding ontvangen van Veilig Thuis Amsterdam. Meldster [naam 2] , de halfzus van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , heeft haar zorgen geuit over [benadeelde 1] (toen veertien jaar oud) en [benadeelde 2] (toen dertien jaar oud), die bij hun moeder
[naam 1] en hun stiefvader, de verdachte, woonden. [benadeelde 1] heeft [naam 2] via Whatsapp laten weten dat zij langere tijd seksueel is misbruikt door de verdachte. Ze zou op elfjarige leeftijd zwanger zijn geraakt van de verdachte en zijn bevallen van haar dochter [benadeelde 3] . [benadeelde 1] zou thuis zijn bevallen zonder medische zorg of bijstand in de aanwezigheid van de verdachte en [benadeelde 2] . [naam 2] geeft aan dat zij in de veronderstelling was dat [benadeelde 3] een dochter van haar moeder, [naam 1] , was.
4.3.1
De beoordeling van het seksueel misbruik van [benadeelde 1] in de periode van 1 januari 2010 tot en met 20 augustus 2018 (feiten 1 tot en met 5)
4.3.1.1 De verklaringen van [benadeelde 1]
Op 20 augustus 2018 heeft de politie een intakegesprek met [benadeelde 1] gevoerd, waarna zij op 28 augustus 2018 uitgebreid als getuige is gehoord door middel van een studioverhoor.
Op 20 augustus 2018 heeft [benadeelde 1] – samengevat – verklaard dat ze verkracht is door de verdachte. Het is meerdere keren gebeurd. Ze kan zich de eerste keer, maar ook de laatste keer niet herinneren. Het gebeurde toen ze elf jaar oud was. Verdachte kwam bij haar op bed liggen. Hij deed de deur op slot en ging gelijk beginnen. Wanneer ze ging schreeuwen, wilde [benadeelde 2] soms de deur openmaken om hem eraf te duwen, maar de deur zat op slot. Het deed pijn en [benadeelde 1] probeerde hem van zich af te duwen. Hij probeerde haar steeds te ontmaagden. Een jaar later heeft hij dat toch gedaan. De verdachte kwam op haar klaar. Er kwam wit, grijsachtig, spul uit hem. Het is een of twee keer gelukt. [benadeelde 1] is zwanger geworden en bevallen van een dochter, [benadeelde 3] . [benadeelde 1] is thuis bevallen. Ze zag een voet uit haar vagina komen en heeft het kindje toen langzaam uit haar vagina getrokken. Ze heeft om hulp geroepen waarna [benadeelde 2] en de verdachte naar de badkamer zijn gekomen. Haar moeder was toen aan het werk. De verdachte heeft ‘dat dunne ding aan de navel’ doorgeknipt. Haar moeder verzorgde [benadeelde 3] en zou niet hebben geweten dat [benadeelde 1] zwanger was van de verdachte. [benadeelde 1] denkt dat ze het wel vermoedde. De baby is nagekeken door kraamzorg en kreeg inentingen.
Op 28 augustus 2018 heeft [benadeelde 1] – samengevat – verklaard dat het misbruik plaatsvond in haar slaapkamer of in de slaapkamer van de verdachte. De verdachte probeerde haar te blokkeren zodat ze niet weg kon en ging dan op haar liggen. De deur van de slaapkamer was dan op slot, met een soort schuifje. De verdachte ging forceren om zijn penis in haar vagina te krijgen. Soms deed hij dan vaseline op zijn penis. De verdachte begon gelijk met de seks. Het is erg vaak gebeurd dat hij met zijn penis in haar ging. [benadeelde 1] denkt dat het drie keer per week gebeurde. Hij is twee keer klaargekomen. Als de verdachte op haar ging liggen en haar ging blokkeren, praatte [benadeelde 1] met hem dat hij eraf moest gaan. Als hij niet wilde luisteren, begon ze te schreeuwen. [benadeelde 2] probeerde dan soms de deur open te maken. [benadeelde 1] probeerde hem eraf te duwen, maar ze was niet sterk genoeg. Het begon toen ze tien of elf jaar was. De verdachte heeft het ook vaker met zijn vingers gedaan. Na de geboorte van [benadeelde 3] is het even gestopt, maar daarna ging het door, alsof het normaal was. Hij probeerde het wel, maar [benadeelde 1] stuurde hem weg. Dat met zijn vingers is heel vaak gebeurd. Tijdens en na de bevalling heeft niemand zich met haar bezig gehouden, alleen met de baby. Ze had heel veel pijn, ook erna. Ze mocht niet vaak naar buiten en na de geboorte van [benadeelde 3] heeft de verdachte ook gezegd dat ze een ijsje mocht kopen als ze met hem naar bed ging. Dat heeft ze nooit gedaan.
4.3.1.2 De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij één of twee keer seks met [benadeelde 1] heeft gehad toen ze ongeveer tien jaar oud was. Voor het overige heeft hij stellig ontkend enige andere seksuele handeling bij [benadeelde 1] te hebben verricht.
4.3.1.3 De betrouwbaarheid van de verklaringen van [benadeelde 1]
Het hof stelt vast dat de verklaringen van [benadeelde 1] gedetailleerd zijn, met name de verklaring die [benadeelde 1] heeft afgelegd op 28 augustus 2018 tijdens het studioverhoor. Ze heeft in grote lijnen en op essentiële onderdelen consistent verklaard. Uit beide verklaringen rijst een beeld van een angstig meisje dat niemand iets durft te vertellen over het misbruik omdat ze bang is dat zij dan het leven van haar moeder verpest en dat iedereen haar zal haten. [benadeelde 1] is emotioneel en voelt zich schuldig, omdat ze met alles wat ze doet ieders leven verpest. In dit verband wijst het hof naar het Whatsapp-gesprek dat [benadeelde 1] op 16 augustus 2018 met haar halfzus [naam 2] heeft gevoerd, en in het bijzonder de volgende berichten.
16-08-18 00:07 – [naam 2] : Wordt je nog steeds lastig gevallen Door hem?
16-08-18 00:07 – [benadeelde 1] : Ja
16-08-18 00:07 – [naam 2] : Waaaatttttt
16-08-18 00:07 – [benadeelde 1] : Ik zeg het ook tegen hem
16-08-18 00:07 – [naam 2] : Hij misbruikt je nog steeds?
16-08-18 00:07 – [naam 2] : Praat met me
16-08-18 00:07 – [naam 2] : En [benadeelde 2] ?
16-08-18 00:08 – [benadeelde 1] : Nee [benadeelde 2] niet
16-08-18 00:08 – [benadeelde 1] : En nee hij doet het niet
16-08-18 00:08 – [benadeelde 1] : Meer
Deze berichten laten naar het oordeel van het hof zien dat [benadeelde 1] zich in eerste instantie openstelt voor [naam 2] . Ze geeft immers toe dat ze nog steeds wordt lastig gevallen door de verdachte. Wanneer [naam 2] reageert met ‘Waaaatttttt’, wat op verschillende manieren kan worden geïnterpreteerd, klapt [benadeelde 1] kennelijk dicht en ontkent ze, mogelijk ingegeven door angst- en schuldgevoelens, dat ze nog wordt lastiggevallen.
Rekening houdend met de gevoelens van een zeer jong meisje zoals [benadeelde 1] en de gehele complexe situatie waarin ze verkeert, vindt het hof het begrijpelijk dat [benadeelde 1] pas in het tweede (uitgebreidere) verhoor, het studioverhoor van 28 augustus 2018, meer openheid van zaken geeft. Daarbij komt dat dat verhoor is afgenomen in een deskundige setting met speciaal voor dit soort situaties getrainde verhoorders. Dat [benadeelde 1] in haar eerste verhoor beperkter heeft verklaard is dus volkomen begrijpelijk en doet naar het oordeel van het hof geen afbreuk aan haar uitgebreidere en voor de verdachte meer belastende verklaring op 28 augustus 2018.
De verklaringen van [benadeelde 1] worden op onderdelen bevestigd en ondersteund door de verklaringen van [benadeelde 2] . Deze zijn uitgewerkt in rubriek 4.3.2.1. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat de verklaringen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] op elkaar zijn afgestemd.
Gelet op het voorgaande ziet het hof geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [benadeelde 1] te twijfelen. Het hof acht deze geloofwaardig en bruikbaar voor het bewijs. Het hof zal die verklaringen bij de beoordeling van de zaak tot uitgangspunt nemen.
4.3.1.4 Verder ondersteunend bewijs
Het dossier bevat voorts nog de volgende ondersteunenden bewijsmiddelen voor de verklaringen van [benadeelde 1] .
De geboorte van [benadeelde 3] en het DNA verwantschapsonderzoek
Op [geboortedag 4] 2015 is [benadeelde 1] bevallen van [benadeelde 3] . Het NFI heeft een DNA-verwantschapsonderzoek uitgevoerd om uit te zoeken of de verdachte de vader van [benadeelde 3] kan zijn. In het rapport van 3 september 2018 heeft het NFI op basis van dit onderzoek geconcludeerd dat [benadeelde 3] een dochter van de verdachte kan zijn. Op alle tweeëntwintig onderzochte loci hebben [benadeelde 3] en de verdachte een gemeenschappelijk DNA-kenmerk. Dit betekent dat sprake kan zijn van een ouder-kind relatie. De kans op de verkregen DNA-profielen is ongeveer vijfhonderdduizend keer groter wanneer sprake is van een ouder-kind relatie dan wanneer geen sprake is van een verwantschap.
Tevens is op grond van het DNA-verwantschapsonderzoek geconstateerd dat de verdachte en [benadeelde 1] gezamenlijk de biologische ouders van [benadeelde 3] kunnen zijn. De kans op de verkregen DNA-profielen is meer dan één miljard keer groter wanneer [benadeelde 1] en de verdachte de biologische ouders van [benadeelde 3] zijn dan wanneer [benadeelde 1] en een onbekende man de biologische ouders van [benadeelde 3] zijn. Nadat de verdachte met de uitkomsten van het DNA verwantschapsonderzoek wordt geconfronteerd, bekent de verdachte seks met [benadeelde 1] gehad te hebben en gaat hij er ook vanuit dat hij de vader is.
Melding van misbruik
Uit een notitie van 7 maart 2014 (schooljaar 2013/2014) gemaakt door [naam 3] , intern begeleider op de [school] (de basisschool van [benadeelde 1] ), blijk dat [benadeelde 1] bij het tienjarig-onderzoek tegen de GGD heeft gezegd dat ze seksueel is misbruikt door haar vader. Het hof gaat ervan uit dat ze met ‘vader’ de verdachte heeft bedoeld. Volgens [benadeelde 1] woonde ze toen al bij de verdachte in huis en ook in haar verhoor op 28 augustus 2018 heeft ze de verdachte aangeduid als vader.
4.3.1.5 Conclusie
Het hof acht de verklaringen van [benadeelde 1] betrouwbaar. Ook worden deze ondersteund door andere bewijsmiddelen. Het hof is van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het seksueel misbruik van [benadeelde 1] zoals ten laste is gelegd, met dien verstande dat het hof seksueel misbruik in de periode voorafgaande aan 1 januari 2013 met de advocaat-generaal en de raadsvrouw van de verdachte niet bewezen acht.
4.3.2.
De beoordeling van het seksueel misbruik van [benadeelde 2] in de periode van 1 januari 2010 tot en met [geboortedag 4] 2015 (feiten 6 tot en met 8)
4.3.2.1 De verklaringen van [benadeelde 2]
Op 20 augustus 2018 heeft de politie een intakegesprek met [benadeelde 2] gevoerd, waarna zij op 28 augustus 2018 uitgebreid als getuige is gehoord door middel van een studioverhoor.
Op 20 augustus 2018 heeft [benadeelde 2] – samengevat – verklaard dat zij en [benadeelde 1] misbruikt werden, maar ze weet niet wanneer het misbruik is begonnen. De verdachte kwam bij één van hen op de kamer, ging bloot op hen liggen en begon overal te voelen. Hij is meerdere keren met zijn penis in [benadeelde 2] geweest, zonder condoom. [benadeelde 3] is de dochter van [benadeelde 1] . [benadeelde 2] was er met de verdachte bij toen [benadeelde 1] beviel. [benadeelde 2] wist niet dat [benadeelde 1] zwanger was. Toen [benadeelde 3] werd geboren, is het misbruik gestopt. [benadeelde 2] heeft ook gezien dat het bij [benadeelde 1] gebeurde. Ze probeerden elkaar steeds te helpen om hem van hen af te halen, maar ze waren niet sterk genoeg.
Op 28 augustus 2018 heeft [benadeelde 2] – samengevat – verklaard dat de verdachte haar en [benadeelde 1] op een grotemensenmanier heeft aangeraakt. ‘Dat ding waarmee je plast, wordt in je poesje gezet’. De verdachte heeft dit vaak gedaan, zo’n acht keer. Het gebeurde vanaf dat ze vijf of zes jaar was tot ze tien jaar was. De laatste keer was toen ze ongeveer tien was. Het misbruik vond plaats in haar slaapkamer of in zijn slaapkamer. [benadeelde 2] lag op haar rug in bed, verdachte trok haar kleding uit en hij ging dan als een bruggetje over haar heen. Het deed pijn aan het binnenste van haar ‘poesje’. Hij bewoog, naar boven en naar beneden, en als hij klaar was, begon hij een raar geluid te maken. Elke keer als hij klaar was, zag ze iets wits, wat in haar zat en op zijn ‘stok’. Onder de huid van zijn penis zitten drie balletjes, die zitten in zijn huid. Ze mocht het niet aan haar moeder vertellen, want dan zou de verdachte haar keihard slaan. Verdachte zette een schuifje op de deur waardoor de deur op slot ging. Meestal was er niemand bij, maar als de deur open was en zij om hulp riep, kwam [benadeelde 1] aangerend en probeerde de verdachte van haar af te duwen, wat veel pijn deed. Het is nooit gelukt om hem van haar af te duwen. Hij ging pas van haar af als hij klaar was. Ze heeft ook [benadeelde 1] horen huilen, zij kon dan de kamer niet binnenkomen omdat de deur op slot was. Ook heeft ze wel eens aan hem getrokken als hij op [benadeelde 1] lag. Wat hij met haar deed, deed hij ook met [benadeelde 1] . [benadeelde 2] praatte met [benadeelde 1] over hoe ze zich voelde, maar niet over het aanraken. [benadeelde 1] sprak er helemaal niet over. [benadeelde 2] was erbij toen [benadeelde 1] beviel. Ze was heel erg geschrokken en ze moesten doen alsof hun moeder de moeder van [benadeelde 3] was. Ze vertelt niet veel meer, ze was bang dat haar moeder haar niet meer wilde zien.
4.3.2.2 De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft stellig ontkend ooit enige seksuele handeling bij [benadeelde 2] te hebben verricht.
4.3.2.3 De betrouwbaarheid van de verklaringen van [benadeelde 2]
Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [benadeelde 2] overweegt het hof als volgt.
Het hof stelt vast dat de verklaringen van [benadeelde 2] gedetailleerd zijn, met name de verklaring die is afgelegd op 28 augustus 2018 tijdens het studioverhoor. Ze heeft in grote lijnen en op essentiële onderdelen consistent verklaard. [benadeelde 2] is emotioneel en loopt al jaren met een groot geheim dat ze niet kon vertellen. Het hof acht aannemelijk dat de angst- en schuldgevoelens waarmee [benadeelde 1] mogelijk kampt ook bij [benadeelde 2] aanwezig zijn.
Rekening houdend met de gevoelens van een zeer jong meisje zoals [benadeelde 2] en de gehele complexe situatie waarin ze verkeert, vindt het hof het begrijpelijk dat [benadeelde 2] pas in het tweede (uitgebreidere) verhoor, het studioverhoor van 28 augustus 2018, meer openheid van zaken geeft. Daar komt bij dat dat verhoor is afgenomen in een deskundige setting met speciaal voor dit soort situaties getrainde verhoorders. Dat [benadeelde 2] in haar eerste verhoor beperkter heeft verklaard is dus volkomen begrijpelijk en doet naar het oordeel van het hof geen afbreuk aan haar uitgebreidere en voor de verdachte meer belastende verklaring van 28 augustus 2018.
De verklaringen van [benadeelde 2] worden op onderdelen bevestigd en ondersteund door de verklaringen van [benadeelde 1] . Deze zijn uitgewerkt in rubriek 4.3.1.1. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat de verklaringen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] op elkaar zijn afgestemd.
[benadeelde 1] heeft weliswaar niet verklaard dat zij getuige is geweest van de seksuele handelingen tussen de verdachte en [benadeelde 2] , maar dat enkele feit doet niet af aan de waarde van de andere bewijsmiddelen.
Gelet op het voorgaande ziet het hof geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [benadeelde 2] te twijfelen. Het hof acht deze geloofwaardig en bruikbaar voor het bewijs. Het hof zal die verklaringen bij de beoordeling van deze zaak tot uitgangspunt nemen.
4.3.2.4 Verder ondersteunend bewijs
Ten aanzien van de verklaringen van [benadeelde 2] ziet het hof de volgende ondersteunende bewijsmiddelen.
Transsectie van het hymen (maagdenvlies)
Op 7 september 2018 is [benadeelde 2] in het AMC onderzocht door kinderarts sociale pediatrie [naam 4] . Uit dit onderzoek is gebleken dat het hymen (maagdenvlies) van [benadeelde 2] een transsectie vertoont, hetgeen wijst op penetratie van het maagdenvlies.
Aanwezigheid van de soa trichomonas
Uit het onderzoek door kinderarts [naam 4] op 7 september 2018 is tevens gebleken dat [benadeelde 2] besmet is met de soa trichomonas. Het NFI heeft onderzoek gedaan naar de urine van de verdachte en heeft in het rapport van 28 januari 2019 geconcludeerd dat in de urine van de verdachte het eencellige organisme trichomonas vaginalis, de verwekker van de soa trichomonas, is aangetoond. [benadeelde 2] en de verdachte zijn dus drager van dezelfde soa.
Drs. [naam 5] , forensisch arts FMG van het NFI, heeft naar aanleiding van vragen van de officier van justitie nader gerapporteerd. Een van de vragen was welke conclusies/hypotheses te trekken/stellen zijn over de eerder door de huisarts en het AMC vastgestelde soa trichomonas bij [benadeelde 2] .
In het NFI-rapport van 10 maart 2019 wordt onder meer gesteld dat voor gesuggereerde hypothesen over alternatieve wijzen van overdracht van trichomonas vaginalis, zoals het gebruik van inadequaat gereinigde producten, gezamenlijk gebruik van badwater en/of handdoeken, onvoldoende wetenschappelijke onderbouwing bestaat. Onbehandelde trichomonasinfecties kunnen maanden tot jaren aanwezig blijven.
Ten aanzien van de vraag die door de officier van justitie is gesteld, overweegt [naam 5] op basis van de resultaten van de ontvangen medische gegevens en de vraagstelling de volgende hypothesen in relatie tot de bevindingen:
1.seksueel contact; en
2.een andere oorzaak dan seksueel contact.
Op basis van de huidige stand van de wetenschap is de aanwezigheid van trichomonas vaginalis waarschijnlijker onder de hypothese seksueel contact dan onder de hypothese van een andere oorzaak dan seksueel contact. De gemelde toedracht – seksueel misbruik – is een mogelijk plausibele verklaring voor de aanwezigheid van trichomonas vaginalis bij [benadeelde 2] .
Onderhuidse balletjes rondom de penis van de verdachte
Tijdens het studioverhoor op 28 augustus 2018 heeft [benadeelde 2] op de vraag hoe de penis van de verdachte er uitziet verklaard dat deze onderhuidse bolletjes aan de zijkanten heeft. Het zijn net knikkers en het zijn er in elk geval meer dan drie. Uit onderzoek aan de penis van de verdachte is inderdaad gebleken dat hij zes zeer duidelijk waarneembare rechthoekige bolletjes in de huid om zijn penis heeft zitten. De verdachte heeft verklaard dat [benadeelde 2] nooit op de deur klopte als hij zijn lichaam stond in te vetten met vaseline en dat ze zomaar de slaapkamer binnenkwam; het zou dus kunnen dat [benadeelde 2] zijn penis heeft gezien, en dus ook de bolletjes.
Het Hof overweegt dat [benadeelde 2] gedetailleerd heeft verklaard over de aanwezigheid van de bolletjes rondom de penis van de verdachte en dat dit het eerste opvallende detail is dat ze noemt als haar wordt gevraagd hoe de penis van de verdachte er uitziet. Dat [benadeelde 2] zo gedetailleerd heeft verklaard over iets wat ze volgens de verdachte in een vluchtige waarneming zou hebben kunnen zien als ze de slaapkamer binnenkwam, acht het hof gelet op de foto’s in het dossier zeer onwaarschijnlijk.
4.3.2.5 Conclusie
Het hof acht de verklaringen van [benadeelde 2] betrouwbaar. Ook worden deze ondersteund door andere bewijsmiddelen. Het hof is van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het seksueel misbruik van [benadeelde 2] zoals ten laste is gelegd, met dien verstande dat het hof seksueel misbruik in de periode voorafgaande aan 1 januari 2013 met de advocaat-generaal niet bewezen acht.

5.Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 4 november 2015 te Amsterdam meermalen met [benadeelde 1] , geboren op [geboortedag 2] 2003, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, zijnde die [benadeelde 1] een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 1] , immers heeft verdachte telkens die [benadeelde 1] geforceerd en geblokkeerd zodat zij niet weg kon en zijn, verdachtes, penis en/of vingers in de vagina van die [benadeelde 1] geduwd/gebracht;
2.
hij in de periode van [geboortedag 2] 2015 tot en met 20 augustus 2018 te Amsterdam meermalen met [benadeelde 1] , geboren op [geboortedag 2] 2003, die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, zijnde die [benadeelde 1] een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, buiten echt handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 1] , immers heeft verdachte telkens die [benadeelde 1] geforceerd en geblokkeerd zodat zij niet weg kon en zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [benadeelde 1] geduwd/gebracht;
3.
hij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 4 november 2015 te Amsterdam meermalen ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om met [benadeelde 1] , geboren op [geboortedag 2] 2003, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, zijnde die [benadeelde 1] een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, handelingen te plegen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 1] , die [benadeelde 1] heeft geforceerd en geblokkeerd zodat zij niet weg kon en zijn, verdachtes, penis en/of vingers tegen de vagina van die [benadeelde 1] heeft geduwd/gebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij in de periode van [geboortedag 2] 2015 tot en met 20 augustus 2018 te Amsterdam meermalen ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om met [benadeelde 1] , geboren op [geboortedag 2] 2003, die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, zijnde die [benadeelde 1] een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, buiten echt handelingen te plegen, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 1] , die [benadeelde 1] heeft geforceerd en geblokkeerd zodat zij niet weg kon en zijn, verdachtes, vingers tegen de vagina van die [benadeelde 1] heeft geduwd/gebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 20 augustus 2018 te Amsterdam meermalen ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind [benadeelde 1] , geboren op [geboortedag 2] 2003, die zich in een kwetsbare positie bevond, door voornoemde [benadeelde 1] op te zoeken en vervolgens de deur op slot te doen en zich naast haar te positioneren en haar te forceren en te blokkeren zodat zij niet weg kon en zich bovenop haar te positioneren en met zijn penis en/of vingers tegen haar schaamlippen te duwen en die schaamlippen te betasten;
6.
hij in de periode van 1 januari 2013 tot en met [geboortedag 4] 2015 te Amsterdam meermalen met [benadeelde 2] , geboren op [geboortedag 3] 2005, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, zijnde die [benadeelde 2] een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 2] , immers heeft verdachte telkens die [benadeelde 2] geforceerd en geblokkeerd zodat zij niet weg kon en zijn, verdachtes, penis en/of vingers in de vagina van die [benadeelde 2] geduwd/gebracht;
7.
hij in de periode van 1 januari 2013 tot en met [geboortedag 4] 2015 te Amsterdam meermalen ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om met [benadeelde 2] , geboren op [geboortedag 3] 2005, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, zijnde die [benadeelde 2] een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, handelingen te plegen, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 2] , die [benadeelde 2] heeft geforceerd en geblokkeerd zodat zij niet weg kon en zijn, verdachtes, penis en/of vingers tegen de vagina van die [benadeelde 2] heeft geduwd/gebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
8.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met [geboortedag 4] 2015 te Amsterdam meermalen ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind [benadeelde 2] , geboren op [geboortedag 3] 2005, die zich in een kwetsbare positie bevond, door voornoemde [benadeelde 2] op te zoeken en vervolgens de deur op slot te doen en zich naast haar te positioneren en haar lichaam te betasten en haar te forceren en te blokkeren zodat zij niet weg kon en zich naakt bovenop haar te positioneren en met zijn penis tegen haar schaamlippen te duwen.
Hetgeen onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de overwegingen zoals hiervoor onder paragraaf 4 weergegeven en op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

6.Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 6 bewezenverklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin,
meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin,
meermalen gepleegd.
Het onder 3 en 7 bewezenverklaarde levert op:
poging tot met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin,
meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
poging tot met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin,
meermalen gepleegd.
Het onder 5 en 8 bewezenverklaarde levert op:
ontucht plegen met zijn minderjarig stiefkind, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een persoon bij wie misbruik van een kwetsbare positie wordt gemaakt,
meermalen gepleegd.

7.Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

8.Oplegging van straf en/of maatregel

8.1
Het vonnis van de rechtbank
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder feit 1 tot en met feit 8 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaren met aftrek van de tijd in voorrarrest doorgebracht.
8.2
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder feit 1 tot en met feit 8 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, en tot oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging.
8.3
Het standpunt van de raadsvrouw van de verdachte
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de eis van de advocaat-generaal te hoog is, omdat de bewezenverklaring beperkter moet zijn.
Wat betreft de vordering tot het opleggen van tbs met dwangverpleging heeft de raadsvrouw primair bepleit dat deze moet worden afgewezen. De strafbare feiten zijn volgens de deskundigen niet te wijten aan zijn stoornis, maar aan gepland en gecontroleerd gedrag. De deskundigen hebben geen parafilie of pedofiele stoornis kunnen vaststellen. Daarnaast kan niet worden vastgesteld dat sprake is van recidivegevaar. De psychiater en de psycholoog hebben verklaard dat ze zich onthouden van een inschatting van het recidivegevaar en uit de risicoanalyse van de reclassering volgt dat het recidiverisico wordt ingeschat op laag-matig. Tot slot bestaat er te veel onduidelijkheid over de vraag of er een causaal verband bestaat tussen enige stoornis bij de verdachte en de ten laste gelegde feiten.
Subsidiair heeft de raadsvrouw in combinatie met tbs met dwangverpleging een lagere gevangenisstraf dan gevorderd bepleit
.
8.4
Het oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgend in beschouwing genomen.
8.4.1
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , jonge meisjes die door hem werden opgevoed en verzorgd als behorende tot zijn gezin. In het geval van [benadeelde 1] begon het misbruik toen zij negen a tien jaar oud was en heeft dit geduurd tot haar vijftiende. In het geval van [benadeelde 2] begon het misbruik toen zij acht jaar oud was en heeft dit geduurd tot haar tiende. Er was soms sprake van penetratie, soms van een poging daartoe, soms van ontuchtige handelingen en soms van een combinatie daarvan.
De verdachte heeft absoluut geen rekening gehouden met de belangen, de gevoelens en het welzijn van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en uitsluitend gehandeld ter bevrediging van zijn eigen lustgevoelens. Met zijn handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] . Het vertrouwen dat [benadeelde 1] en [benadeelde 2] in hun stiefvader zouden moeten kunnen stellen is in zeer ernstige mate beschaamd. Daarnaast heeft hij hen gedurende een lange periode een zeer onveilige thuissituatie bezorgd.
Het is algemeen bekend dat slachtoffers van seksueel misbruik daarvan gedurende langere tijd nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Het behoeft geen betoog dat ook [benadeelde 1] en [benadeelde 2] ernstig zijn beschadigd door het handelen van de verdachte. Hun jeugd is hen ontnomen en beiden hebben hun eerste seksuele ervaringen met de verdachte beleefd, waardoor geen sprake meer kan zijn van een vrije seksuele ontwikkeling. Uit de slachtofferverklaringen die op de zitting van 1 december 2020 door de slachtoffers zijn voorgedragen volgt dat het handelen van de verdachte een zeer grote impact op hen heeft gehad en dat zij nog steeds de nadelige gevolgen van het misbruik ondervinden en met zich mee dragen. [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg in haar slachtofferverklaring beschreven dat het misbruik vies en naar was en dat het ontzettend veel pijn deed. De verhoren bij de politie waren erg zwaar. Tijdens de zitting bij het hof op 1 december 2020 heeft [benadeelde 1] verklaard dat het nu zelfs slechter met haar gaat dan destijds bij de rechtbank. Ze kan niets meer voelen en heeft al vaker gedacht er maar mee te stoppen. [benadeelde 2] heeft in eerste aanleg in haar slachtofferverklaring beschreven dat ze het gevoel heeft dat mensen nu altijd nadenken over wat ze tegen haar willen zeggen. Ze willen rekening houden met haar en met wat ze heeft meegemaakt. Dit is erg lief, maar moeilijk om te ervaren. Tijdens de zitting bij het hof heeft [benadeelde 2] verklaard dat ze bang is dat mensen haar niet meer geloven. Ook heeft ze de enorme angst en zorgen omschreven die ze heeft ervaren. Ze vindt het ook heel erg om te zien hoe de verdachte het leven van [benadeelde 1] heeft verwoest en zij maakt zich veel zorgen om [benadeelde 1] .
Het hof kent zwaarwegende betekenis toe aan het feit dat uit het seksueel misbruik een kind is geboren. [benadeelde 1] was slechts elf jaar oud toen zij beviel van [benadeelde 3] na een zwangerschap waarvan niemand op de hoogte was. Zwangere jonge meisjes met een leeftijd tot zestien jaar hebben een verhoogd risico op bloedarmoede en zwangerschapsvergiftiging, alsmede op een vroeggeboorte en een nabloeding na de bevalling. Een zwangerschap waarbij de baby aan het einde van de zwangerschap in een voet- of stuitligging ligt, is in Nederland reden voor betrokkenheid van een gynaecoloog in verband met de mogelijk optredende complicaties tijdens de bevalling en de risico’s daarbij voor de moeder en het kind. [benadeelde 1] was alleen in de badkamer toen zij zich realiseerde dat zij zou gaan bevallen nadat zij voetjes naar buiten zag komen. Op haar roepen om hulp zijn de verdachte en [benadeelde 2] , die toen in huis aanwezig waren, gekomen. De verdachte heeft geholpen bij het ter wereld brengen van [benadeelde 3] . [benadeelde 2] heeft als tienjarig kind moeten toekijken bij een zware, zeer pijnlijke en gecompliceerde bevalling van haar elfjarige zusje.
Het hof rekent het de verdachte zeer zwaar aan dat hij zowel tijdens als na afloop van de bevalling geen adequate medische zorg voor [benadeelde 1] heeft ingeschakeld. In plaats daarvan werd er gedaan alsof [benadeelde 1] het zusje van [benadeelde 3] was en ging [benadeelde 1] twee dagen na haar bevalling weer naar school. In haar slachtofferverklaring in eerste aanleg heeft zij beschreven dat de bevalling een angstige ervaring voor haar was en dat het erg veel pijn deed. Haar lichaam is door de bevalling erg veranderd en dat vindt [benadeelde 1] moeilijk. Ze denkt dat het nooit meer helemaal goed komt. Tijdens haar zwangerschap had ze er geen idee van wat er gebeurde en voelde ze zich erg alleen.
Ook voor de toen tienjarige [benadeelde 2] was de bevalling van haar zusje waarbij zij aanwezig was een zeer angstige ervaring. Uit haar slachtofferverklaring bij het hof blijkt dat zij zich ook nu nog veel zorgen maakt om haar zusje [benadeelde 1] .
Hoewel [benadeelde 3] geliefd is en er veel van haar wordt gehouden, is ze ook een tastbare herinnering aan het strafbare handelen van de verdachte. Ook zij zal in de toekomst moeten leren omgaan met wat de verdachte haar moeder heeft aangedaan en met de door haar moeilijk te aanvaarden, gecompliceerde situatie wat betreft haar afstamming. Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij op geen enkele manier enige vorm van belangstelling toont in het welzijn van [benadeelde 3] en haar moeder [benadeelde 1] .
8.4.2
De persoon van de verdachte
Wat betreft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte heeft het hof de opgemaakte Pro Justitia-rapportages en het rapport van Reclassering Nederland in acht genomen.
[naam 6] , psychiater, heeft op 19 november 2018 gerapporteerd en naar aanleiding van vragen van de officier van justitie op 28 januari 2019 aanvullend gerapporteerd. [naam 7] , psycholoog, heeft op 20 november 2018 gerapporteerd en naar aanleiding van vragen van de officier van justitie op 13 februari 2019 aanvullend gerapporteerd. Het rapport van Reclassering Nederland is op 17 november 2020 gerealiseerd en opgemaakt door [naam 8] . Op dit rapport is op 24 november 2020 per e-mail nog een aanvulling binnengekomen. Op de zitting van 1 december 2020 zijn de psycholoog en de psychiater als deskundigen gehoord en hebben zij de rapportages toegelicht.
8.4.2.1 De Pro Justitia-rapportages
Uit de rapportages van de psychiater en de psycholoog blijkt – samengevat – het volgende.
De verdachte is een licht verstandelijk beperkte 66-jarige man, sinds 1990 bekend met diabetes, bij wie sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken. Er kan worden gesteld dat de verdachte voornamelijk geneigd is te redeneren vanuit een opportunistisch en egocentrisch perspectief. De antisociale trekken zorgen ervoor dat verdachte weinig empathie voelt jegens de slachtoffers en zich door zijn eigen behoeftebevrediging laat leiden. De verdachte neemt een ontkennende, externaliserende houding aan ten aanzien van hetgeen hem ten laste wordt gelegd. Zijn aandeel in de strafbare feiten en de verantwoordelijkheid voor zijn handelen legt hij in externe factoren. Vanuit de antisociale persoonlijkheidstrekken kan niet worden gesteld dat er bij de verdachte sprake was van overwegend impulsief gedrag. In algemene zin kan op basis van zijn voorgeschiedenis, de aanvullende en opgevraagde informatie en het strafdossier worden gesteld dat de verdachte vanuit zijn persoonlijkheidsstoornis geneigd is tot het maken van egocentrische en antisociale keuzes. Anderzijds wist hij dat seks met zijn minderjarige stiefdochters niet goed was en zocht hij hulp in de vorm van winti. Voorts hield hij de seks en de ware identiteit van de uit het seksueel misbruik geboren dochter [benadeelde 3] doelbewust geheim voor de buitenwereld. Toen het seksueel misbruik bekend werd gemaakt door zijn stiefdochters heeft de verdachte ontkend. Pas toen door DNA-onderzoek werd aangetoond dat [benadeelde 3] zijn dochter was, bekende hij seks te hebben gehad met de minderjarige moeder. Voorts probeerde hij de verantwoordelijkheid van zijn gedrag af te schuiven op zijn ‘beheksing’ in een poging er zelf beter uit te komen. Deze anamnese wordt gezien als een vorm van externalisering, waarbij de schuld voor de gebeurtenissen wordt gelegd bij de moeder van zijn stiefdochters, [naam 1] . Gedurende de periode van het seksueel misbruik en de periode erna was sprake van doelbewust gedrag waarbij de verdachte uit was op behoeftebevrediging. Hij heeft dit doelbewust verborgen weten te houden voor de buitenwereld, wat wijst op planning en controle over zijn gedrag. Aangaande het seksuele gedrag van de verdachte komt eveneens naar voren dat dit gedragspatroon met name voortkomt vanuit antisociale cognities (dat wil zeggen egocentrisch) en lustgestuurd is. Anderzijds is zijn seksuele gedrag dermate afwijkend en zorgelijk dat een parafilie ook niet kan worden uitgesloten. Als het tenlastegelegde volledig bewezen wordt verklaard, kan dit een aanwijzing zijn voor het bestaan van een parafiele of pedofiele stoornis, maar hierover kunnen geen eenduidige uitspraken worden gedaan. Het advies is om het tenlastegelegde volledig aan verdachte toe te rekenen.
Aangezien het seksuele gedrag van de verdachte onvoldoende in kaart kan worden gebracht en onvoldoende duidelijk is geworden, er onvoldoende aanwijzingen zijn voor een parafiele of pedofiele stoornis en er geen doorwerking van een stoornis heeft meegespeeld in het tenlastegelegde, kan vanuit gedragsdeskundig perspectief geen uitspraak worden gedaan over de kans op recidive met betrekking tot een zedendelict.
Hoewel het advies luidt om de strafbare feiten aan de verdachte toe te rekenen, omdat ze niet te wijten zijn aan een stoornis, maar aan gepland en gecontroleerd gedrag, is het vanuit zorgoogpunt wel raadzaam de verdachte te begeleiden (bijvoorbeeld via een instelling als De Waag) in het herkennen van onwenselijk seksueel gedrag. Eerdere behandeling of begeleiding is nooit ingezet of van de grond gekomen, mede omdat de verdachte daar niet gemotiveerd voor is. Zelf is hij stellig van mening dat zijn gedrag hem niet in de problemen brengt, maar het voornamelijk anderen zijn die hem hinderen in zijn leven. Dat maakt de kans van slagen bij behandeling of begeleiding beperkt. Naast bovengenoemde hulpverlening is verdachte vooral gebaat bij zo langdurig mogelijke praktische hulp en ondersteuning, waarbij tevens regelmatig eventuele risicosituaties (contact met kinderen) voor de verdachte in de gaten gehouden kunnen worden.
Gezien het ontbreken van een doorwerking van de geconstateerde gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de ten laste gelegde feiten kan geen uitspraak worden gedaan over een behandeling in een strafrechtelijk kader. Toezicht van de reclassering in een voorwaardelijk kader – als steun in de rug – zou kunnen worden overwogen.
8.4.2.2 De toelichting van [naam 6] en [naam 7]
Psychiater [naam 6] heeft onder meer verklaard dat hij bij de verdachte tot de conclusie is gekomen dat enerzijds sprake is van zwakbegaafdheid en dus een lage intelligentie. Anderzijds is sprake van persoonlijkheidsproblematiek waarbij met name antisociale trekken nadrukkelijk naar voren komen. De parafiele dan wel pedofiele stoornis kan, ook nu er een veroordelend vonnis ligt, niet worden aangetoond maar ook niet worden uitgesloten. Dit heeft ermee te maken dat de deskundige onvoldoende inzicht in het seksueel gedrag en de seksuele beleving van de verdachte heeft gekregen. Nu de verdachte heel doelbewust en niet impulsief heeft gehandeld is hier geen sprake van verminderde toerekeningsvatbaarheid. De deskundige heeft zich onthouden van het maken van een inschatting van het risico op recidive nu inzicht in het seksuele gedrag en de seksuele beleving van de verdachte ontbreekt. Wel heeft hij gezegd dat er risicofactoren aanwezig zijn.
Psycholoog [naam 7] heeft onder meer verklaard dat, ook nu er een veroordelend vonnis ligt, de aanwezigheid van een parfiele of pedofiele stoornis niet kan worden vastgesteld dan wel worden uitgesloten. De verdachte heeft voornamelijk gehandeld vanuit zijn persoonlijkheidsstoornis waarbij lustbeleving, directe behoeftebevrediging en egocentrisme op de voorgrond staan. Hij wist dat zijn gedrag niet goed was en deed veel moeite dit te verbergen. In het geval van de verdachte staat impulsief gedrag niet als zodanig op de voorgrond, daar waar dat in andere gevallen wel onderdeel kan zijn van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken. Wat betreft het risico op recidive kan de deskundige in algemene zin verklaren dat er risicofactoren bij de verdachte aanwezig zijn, zoals eerdere verdenkingen of veroordelingen, maar dat andere risicofactoren moeilijk te beoordelen zijn, omdat afdoende informatie over het seksuele functioneren van de verdachte ontbreekt.
Beide deskundigen blijven bij hun advies het tenlastegelegde indien bewezen volledig aan de verdachte toe te rekenen. Het hof neemt dit advies over en acht de verdachte volledig toerekeningsvatbaar.
8.4.2.3 Het rapport van Reclassering Nederland
Uit het rapport van Reclassering Nederland blijkt – samengevat – het volgende.
Op basis van het strafblad van de verdachte kan niet worden gesproken van een delictpatroon. Bij een bewezenverklaring wordt wel een gedragspatroon aanwezig geacht. De verdachte heeft een externaliserende houding en neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn delictgedrag. Daarnaast voelt hij zich slachtoffer in onderhavige strafzaak. Gelet op zijn houding, het recidiverisico, de zorgen die bestaan over het recidiveren en het feit dat hij niet de ernst van het feit lijkt in te zien, acht de reclassering interventies geïndiceerd. De STATIC-score van verdachte is 2. Dit betekent dat het risico dat verdachte binnen vijf jaar recidiveert laag-matig is. De reclassering conformeert zich aan het Pro Justitia-onderzoek waarbij langdurige ondersteuning, maar ook controle moet komen op zijn gedrag en of hij in contact komt met een minderjarige. De gedachte is dat er een langere periode dan de standaard twee jaar nodig is om tot enige gedragsverandering en inzicht te komen. Hiervoor is voldoende responsiviteit aanwezig. Indien de verdachte een lange gevangenisstraf wordt opgelegd, zal in het kader van detentiefasering opnieuw onderzocht worden of nadergenoemde bijzondere voorwaarden nog steeds geïndiceerd en uitvoerbaar zijn. Indien aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf wordt opgelegd, adviseert de reclassering een proeftijd van vijf jaar op te leggen en – kort gezegd – de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling bij De Waag, begeleid wonen of maatschappelijk opvang, een contactverbod met [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] , het vermijden van contact met minderjarigen en het meewerken aan het realiseren en verkrijgen van dagbesteding.
8.4.3
TBS met dwangverpleging
Het hof zal aan de verdachte niet de gevorderde tbs met dwangverpleging opleggen en overweegt hiertoe als volgt.
Uit de artikelen 37 lid 2 en 3 en 37a Sr volgt dat voor het opleggen van tbs met dwangverpleging moet zijn voldaan aan een aantal vereisten, te weten:
1. er dient sprake te zijn van een tbs-waardig delict: een misdrijf waarop minimaal vier jaar gevangenisstraf staat of een misdrijf dat is genoemd in artikel 37a lid 1 onder 1 Sr;
2. er is een multidisciplinaire gedragsrapportage opgemaakt;
3. er dient sprake te zijn van een verdachte bij wie ten tijde van het delict sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens; en
4. de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen vereist het opleggen van de maatregel.
Door de psycholoog en psychiater is geconcludeerd dat niet kan worden uitgesloten, maar ook niet worden vastgesteld dat er bij de verdachte sprake is van een pedofiele of parafiele stoornis. Wel hebben beide deskundigen geconcludeerd dat er bij de verdachte sprake is van een lichte verstandelijke beperking en een persoonlijkheidsstoornis met antisociale persoonlijkheidstrekken. De verdachte is geneigd om egocentrische keuzes te maken, hij heeft weinig schuldgevoelens en een gebrek aan empathie voor de slachtoffers. De verdachte wist dat het niet goed was om seks te hebben met [benadeelde 1] (alleen dat wordt door hem bekend). Tijdens de pleegperiode was er, volgens de deskundigen, sprake van doelbewust gedrag, waarbij de verdachte uit was op zijn eigen behoeftebevrediging. De verdachte had controle over zijn eigen gedrag als gevolg waarvan de deskundigen hebben geadviseerd de verdachte volledig toerekeningsvatbaar te verklaren. Zoals hiervoor overwogen neemt het hof dit advies over.
Het hof is, anders dan de rechtbank en met de advocaat-generaal, van oordeel dat aan alle vereisten voor het opleggen van tbs met dwangverpleging is voldaan. Door de deskundigen is geconcludeerd dat de persoonlijkheidsstoornis met antisociale persoonlijkheidstrekken en de lichte verstandelijke beperking ook ten tijde van het plegen van de strafbare feiten bij de verdachte aanwezig waren. Daarmee is aan het derde vereiste voldaan. De wet vereist immers enkel een gelijktijdigheidsverband tussen de stoornis en de strafbare feiten, geen causaal verband. Daarnaast stelt de wet niet als vereiste dat de verdachte ten minste verminderd toerekeningsvatbaar moet zijn voor het opleggen van tbs met dwangverpleging. Ook wanneer de verdachte volledig toerekeningsvatbaar is kan tbs (met dwangverpleging) worden opgelegd. Desondanks komt het hof tot het oordeel dat daartoe niet moet worden overgegaan.
De verdachte heeft vanaf het begin weinig openheid van zaken gegeven. In eerste instantie ontkende hij [benadeelde 1] en [benadeelde 2] te hebben misbruikt. Pas toen het DNA-verwantschapsonderzoek uitwees dat hij de vader was van [benadeelde 3] heeft hij bekend seks te hebben gehad met [benadeelde 1] . Dit is maar één of twee keer gebeurd, aldus de verdachte. Zowel tijdens de onderzoeken van de psycholoog en de psychiater als ook ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte geen openheid van zaken willen geven. De verdachte geeft geen blijk van enige vorm van inzicht in de ernst van de door hem gepleegde feiten en toont op geen enkele manier enige vorm van begrip voor of betrokkenheid bij de slachtoffers. Gelet op de houding van de verdachte en het gebrek aan inzicht heeft het hof geen vertrouwen in de behandelingsmogelijkheden voor de verdachte binnen het kader van de maatregel van tbs met dwangverpleging. Om die reden acht het hof oplegging van die maatregel niet aangewezen.
8.4.4
De straf
Hoewel het hof komt tot een kortere bewezenverklaarde periode dan de rechtbank is het hof, alles afwegende en met name gelet op de ernst van de feiten en de gevolgen daarvan zoals onder 8.4.1 uiteen gezet, van oordeel dat een zwaardere straf moet worden opgelegd dan door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd. Gelet op de uitzonderlijke ernst en de lange duur van de feiten en gelet op de bijzonder zware en naar verwachting levenslange gevolgen van deze feiten, niet alleen voor [benadeelde 1] en [benadeelde 2] maar ook voor [benadeelde 3] , acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren passend en geboden.

9.De vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen

9.1
De vordering tot schadevergoeding van [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt €49.805,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van €36.305,-. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd, maar voor een bedrag van €37.305 (bestaande uit €2.305,- aan materiële schade en €35.000,- aan immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is als volgt samengesteld.
Materiële schade
Schade kosten uithuisplaatsing (geschat) €1.000,-
Toekomstige kosten eigen risico therapie van 18 t/m 21 jaar €1.155,-
Reiskosten algemeen (geschat) €150,-
Totale materiële schade €2.305,-
Immateriële schade €35.000,-
Totale schade €37.305,-
De vordering van de benadeelde partij is onderbouwd met stukken en jurisprudentie. De raadsvrouw van de benadeelde partij, mr. W. van Egmond, heeft de vordering ter terechtzitting in hoger beroep nader toegelicht. De raadsvrouw heeft verzocht dat, mocht het hof van oordeel zijn dat de vordering tot schadevergoeding deels onevenredig belastend is voor het strafproces, de vordering voor het deel dat niet-onevenredig belastend is toe te wijzen en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren. Tot slot heeft ze het hof verzocht te gelasten dat de toegekende vergoeding op een daarvoor te openen BEM-rekening wordt gestort.
Het hof zal de gevorderde schadevergoeding per post bespreken.
Schade kosten uithuisplaatsing (geschat)
De raadsvrouw van de benadeelde partij heeft aangevoerd dat er voor deze kostenpost geen bonnetjes zijn die zij kan overleggen. Zij doet een beroep op de schattingsbevoegdheid van het hof en refereert zich aan het oordeel van het hof.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat een bedrag van €500,- toegewezen dient te worden.
De raadsvrouw van de verdachte heeft bepleit dat de uithuisplaatsing niet het rechtstreekse gevolg is van het handelen van de verdachte. [benadeelde 1] en [benadeelde 2] zijn geen kinderen van de verdachte en hij had niet het ouderlijk gezag. De moeder van de meisjes heeft hierin een sleutelrol gespeeld: zij is aangehouden ter zake van verwaarlozing. Als dat niet was gebeurd hadden de meisjes bij hun moeder kunnen blijven.
Het hof is met de raadsvrouw van de verdachte van oordeel dat het rechtstreeks verband tussen de bewezen verklaarde feiten en de uithuisplaatsing van de benadeelde partij ontbreekt. De vordering zal ten aanzien van deze post daarom worden afgewezen.
Toekomstige kosten eigen risico therapie van 18 t/m 21 jaar
Deze schadepost is door de benadeelde partij voldoende onderbouwd en door de raadsvrouw van de verdachte niet betwist. De vordering ten aanzien van deze post zal daarom worden toegewezen.
Reiskosten algemeen (geschat)
Deze schadepost is voldoende door de benadeelde partij onderbouwd en door de raadsvrouw van de verdachte niet betwist. De vordering ten aanzien van deze post zal daarom worden toegewezen.
Immateriële schade
De raadsvrouw van de benadeelde partij heeft bepleit dat sprake is van een grove schending van de lichamelijke en geestelijke integriteit en het zelfbeschikkingsrecht. Daarnaast is het recht op family life in de zin van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) geschonden, heeft de benadeelde partij fysieke pijn gehad tijdens het misbruik en rondom de zwangerschap en de bevalling en is sprake van een ernstig psychisch trauma. De raadsvrouw van de benadeelde partij heeft verwezen naar de schriftelijke slachtofferklaring en een vonnis van de rechtbank Gelderland van 17 april 2018.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag integraal kan worden toegewezen.
De raadsvrouw van de verdachte heeft bepleit dat het gevorderde bedrag moet worden gematigd, gelet op de door haar bepleite kortere periode die zij bewijsbaar acht.
Het hof acht het op grond van het strafdossier, de onderbouwing van de vordering door de benadeelde partij en de schriftelijke slachtofferverklaring voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij psychische schade heeft geleden als gevolg van de bewezen verklaarde feiten. Daarbij overweegt het hof dat het een feit van algemene bekendheid is dat personen die op jonge leeftijd te maken krijgen met seksueel misbruik daarvan langdurig psychisch leed ondervinden. Het hof houdt verder rekening met de ernst van de feiten, de aard en de omvang van de seksuele handelingen en de aanzienlijke periode waarin de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden en met het feit dat de benadeelde partij op elfjarige leeftijd is bevallen van een uit het misbruik voortgekomen kind. Alles afwegende acht het hof het gevorderde bedrag redelijk en toewijsbaar en stelt het hof de schade naar billijkheid in elk geval op dat bedrag vast.
BEM-rekening
Het hof zal bepalen dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van [benadeelde 1] (geboren op [geboortedag 2] 2003) te openen rekening met een zogenoemde BEM-clausule. Een dergelijke BEM-clausule is bedoeld ter bescherming van de belangen van de minderjarige. De minderjarige en haar wettelijke vertegenwoordiger kunnen aldus slechts met toestemming van de kantonrechter over het vermogen van de minderjarige beschikken tot zij achttien jaar is.
Het hof bepaalt tevens dat de raadsvrouw van de benadeelde partij binnen 3 maanden het Openbaar Ministerie op de hoogte stelt welke rekening voor de benadeelde partij is geopend.
Conclusie
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1, 2, 3, 4, 5 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van €36.305,- (waarvan €1.305,- aan materiële schade en €35.000,- aan immateriële schade). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2018.
Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
9.2
De vordering tot schadevergoeding van [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt €34.955,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van €31.305,-. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd, maar voor een bedrag van €32.305,- (bestaande uit €2.305,- aan materiële schade en €30.000,- aan immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is als volgt samengesteld.
Materiële schade
Schade kosten uithuisplaatsing (geschat) €1.000,-
Toekomstige kosten eigen risico therapie van 18 t/m 21 jaar €1.155,-
Reiskosten algemeen (geschat) €150,-
Totale materiële schade €2.305,-
Immateriële schade €30.000,-
Totale schade €32.305,-
De vordering van de benadeelde partij is onderbouwd met stukken en jurisprudentie. De raadsvrouw van de benadeelde partij, mr. W. van Egmond, heeft de vordering ter terechtzitting in hoger beroep nader toegelicht. De raadsvrouw heeft verzocht dat mocht het hof van oordeel zijn dat de vordering tot schadevergoeding deels onevenredig belastend is voor het strafproces, de vordering voor het deel dat niet-onevenredig belastend is toe te wijzen en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren. Tot slot heeft ze het hof verzocht te gelasten dat de toegekende vergoeding op een daarvoor te openen BEM-rekening wordt gestort.
De raadsvrouw van de verdachte heeft primair niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij bepleit, nu ze vrijspraak heeft bepleit van alle ten laste gelegde feiten die zien op de benadeelde partij. Subsidiair heeft ze opgemerkt dat haar verweren ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding van [benadeelde 1] ook voor de vordering tot schadevergoeding van [benadeelde 2] gelden.
Gelet op de bewezenverklaring zal het hof de raadsvrouw van de verdachte niet in haar primaire standpunt volgen.
Het hof zal de gevorderde schadevergoeding per afzonderlijke post bespreken.
Schade kosten uithuisplaatsing (geschat)
De raadsvrouw van de benadeelde partij heeft aangevoerd dat er voor deze kostenpost geen bonnetjes zijn die zij kan overleggen. Zij doet een beroep op de schattingsbevoegdheid van het hof en refereert zich aan het oordeel van het hof.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat een bedrag van €500,- toegewezen dient te worden.
De raadsvrouw van de verdachte heeft subsidiair bepleit dat de uithuisplaatsing niet het rechtstreekse gevolg is van het handelen van de verdachte. [benadeelde 1] en [benadeelde 2] zijn geen kinderen van de verdachte en hij had niet het ouderlijk gezag. De moeder van de meisjes heeft hierin een sleutelrol gespeeld: zij is aangehouden ter zake van verwaarlozing. Als dat niet was gebeurd hadden de meisjes bij hun moeder kunnen blijven.
Het hof is met de raadsvrouw van de verdachte van oordeel dat het rechtstreeks verband tussen de bewezen verklaarde feiten en de uithuisplaatsing van de benadeelde partij ontbreekt. De vordering ten aanzien van deze post zal daarom worden afgewezen.
Toekomstige kosten eigen risico therapie van 18 t/m 21 jaar
Deze schadepost is door de benadeelde partij voldoende onderbouwd en door de raadsvrouw van de verdachte niet betwist. De vordering ten aanzien van deze post zal daarom worden toegewezen.
Reiskosten algemeen (geschat)
Deze schadepost is voldoende door de benadeelde partij onderbouwd en door de raadsvrouw van de verdachte niet betwist. De vordering ten aanzien van deze post zal daarom worden toegewezen.
Immateriële schade
De raadsvrouw van de benadeelde partij heeft bepleit dat sprake is van een grove schending van de lichamelijke en geestelijke integriteit en het zelfbeschikkingsrecht. Daarnaast is het recht op family life in de zin van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) geschonden, heeft de benadeelde partij fysieke pijn gehad tijdens het misbruik en is sprake van een ernstig psychisch trauma. De raadsvrouw van de benadeelde partij heeft verwezen naar de schriftelijke slachtofferklaring en een vonnis van de rechtbank Gelderland van 17 april 2018.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag integraal kan worden toegewezen.
De raadsvrouw van de verdachte heeft subsidiair bepleit dat het gevorderde bedrag moet worden gematigd, gelet op de door haar bepleite kortere periode die zij bewijsbaar acht.
Het hof acht het op grond van het strafdossier, de onderbouwing van de vordering door de benadeelde partij en de schriftelijke slachtofferverklaring voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij psychische schade heeft geleden als gevolg van de bewezen verklaarde feiten. Daarbij overweegt het hof dat het een feit van algemene bekendheid is dat personen die op jonge leeftijd te maken krijgen met seksueel misbruik daarvan langdurig psychisch leed ondervinden. Het hof houdt verder rekening met de ernst van de feiten, de aard en de omvang van de seksuele handelingen en de aanzienlijke periode waarin de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Alles afwegende acht het hof het gevorderde bedrag redelijk en toewijsbaar en stelt het hof de schade naar billijkheid in elk geval op dat bedrag vast.
BEM-rekening
Het hof zal bepalen dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van [benadeelde 2] (geboren op [geboortedag 3] 2005) te openen rekening met een zogenoemde BEM-clausule. Een dergelijke BEM-clausule is bedoeld ter bescherming van de belangen van de minderjarige. De minderjarige en haar wettelijke vertegenwoordiger kunnen aldus slechts met toestemming van de kantonrechter over het vermogen van de minderjarige beschikken tot zij achttien jaar is.
Het hof bepaalt tevens dat de raadsvrouw van de benadeelde partij binnen 3 maanden het Openbaar Ministerie op de hoogte stelt welke rekening voor de benadeelde partij is geopend.
Conclusie
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 6, 7, 8 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van €31.305,- (waarvan €1.305,- aan materiële schade en €30.000,- aan immateriële schade). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2018.
Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
9.3
De vordering tot schadevergoeding van [benadeelde 3]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt €25.000,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw van de benadeelde partij, mr. W van Egmond, heeft de vordering ter terechtzitting in hoger beroep nader toegelicht. Ze heeft verzocht om de gevorderde immateriële schade toe te wijzen. Wat betreft de vraag of [benadeelde 3] zich kan voegen als benadeelde partij, heeft de raadsvrouw van de benadeelde aangevoerd dat het blijkens jurisprudentie niet noodzakelijk is dat de verdachte wordt vervolgd voor verkrachting van [benadeelde 3] . Haar schade hangt nauw genoeg samen met de verkrachting van [benadeelde 1] zodat deze schade voor vergoeding in aanmerking komt. De raadsvrouw van de benadeelde partij heeft hiertoe verwezen naar diverse arresten van de Hoge Raad.
De raadsvrouw van de benadeelde partij heeft aangevoerd dat de aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ zoals neergelegd in artikel 6:106 BW ook kan volgen zonder dat het bestaan van het geestelijk letsel met objectieve gegevens kan worden onderbouwd indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat een aantasting in persoon kan worden aangenomen. De raadsvrouw van de benadeelde partij heeft aangevoerd dat sprake is van directe schending van fundamentele rechten, waaronder het recht op leven en ontwikkeling en het recht om door je eigen ouders te worden verzorgd en te weten wie je ouders zijn zoals respectievelijk neergelegd in artikel 6 en artikel 7 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). Ook is er sprake van een schending van het recht op family life in de zin van artikel 8 EVRM. Daarnaast blijkt uit overlegde stukken van De Bascule dat er bij [benadeelde 3] nu al kenmerken van PTSS zijn en dat sprake is van een ontwikkelingsachterstand. De raadsvrouw verwijst hiertoe ook naar datgene wat de gezinsvoogd ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard. Ook heeft de raadsvrouw van de benadeelde partij aangevoerd dat [benadeelde 3] beschadigd is door de situatie waarin zij is geboren. Ze heeft hiertoe verwezen naar het Baby Kelly-arrest. Tot slot heeft de raadsvrouw van de benadeelde partij verzocht te gelasten dat de toegekende vergoeding op een daarvoor te openen BEM-rekening wordt gestort.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verzochte immateriële schade integraal wordt toegewezen. Er is sprake van voldoende rechtstreeks verband. Daarnaast is toewijzing op grond van artikel 6:106 BW mogelijk nu het psychische leed objectief is vast te stellen. Indien het hof daar niet in mee gaat kan de vordering alsnog worden toegewezen nu de aard en de ernst van de normschending dit meebrengen.
De raadsvrouw van de verdachte heeft primair verzocht de vordering tot schadevergoeding af te wijzen nu deze onvoldoende is onderbouwd. De daadwerkelijke omvang van de schade is te onduidelijk. Ook is het verband tussen de ten laste gelegde feiten en de gestelde schade onvoldoende onderbouwd. Subsidiair heeft de raadsvrouw van de verdachte verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering nu deze een onevenredige belasting van het strafproces oplevert.
Het hof ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of er sprake is van een rechtstreeks verband tussen de bewezenverklaarde feiten en de schade bij [benadeelde 3] . Het hof is van oordeel dat dit het geval is. De verdachte is rechtstreeks verantwoordelijk voor de geboorte van [benadeelde 3] , hij is immers de vader. [benadeelde 3] is voortgekomen uit het misbruik van [benadeelde 1] , de moeder van [benadeelde 3] , door de verdachte. De verdachte heeft door zijn misbruik een zeer jong minderjarig meisje zwanger gemaakt dat niet in staat is voor een kind te zorgen, als gevolg waarvan [benadeelde 3] niet bij haar biologische moeder op kan groeien.
Op grond van artikel 6:106, sub b, BW heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien de benadeelde op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Hiervan is in ieder geval sprake als de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Ook als dit niet kan worden aangenomen is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat er sprake is van de aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’. Degene die zich hierop beroept zal dit met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Het hof is van oordeel dat gelet op het bepaalde in artikel 6:106 BW de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen voor [benadeelde 3] zo voor de hand liggen dat een aantasting in haar persoon kan worden aangenomen. Het hof overweegt hiertoe dat het voor de hand ligt dat een kind wat in deze situatie wordt geboren en opgroeit ernstige psychische schade oploopt. [benadeelde 3] is geboren uit het misbruik van haar moeder door de verdachte. Haar biologische moeder was slechts elf jaar oud toen zij beviel en niet in staat om voor een kind te zorgen. Als gevolg hiervan kan [benadeelde 3] niet bij haar biologische moeder opgroeien en verblijft zij in een pleeggezin. Dat deze omstandigheden een psychische nadelige uitwerking hebben op [benadeelde 3] blijkt ook uit hetgeen de gezinsvoogd ter terechtzitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht. [benadeelde 3] lijdt aan PTSS waardoor ze moeilijk kan meekomen met leeftijdsgenoten en zij heeft last heeft van schrikreacties en is hyperalert. Alles afwegende acht het hof het gevorderde bedrag redelijk en toewijsbaar en stelt de schade naar billijkheid in elk geval op dat bedrag vast.
Conclusie
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van €25.000,-. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf [geboortedag 4] 2015.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 244, 245, 248 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1, 2, 3, 4, 5 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 36.305,00 (zesendertigduizend driehonderdvijf euro) bestaande uit € 1.305,00 (duizend driehonderdvijf euro) materiële schade en € 35.000,00 (vijfendertigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1, 2, 3, 4, 5 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 36.305,00 (zesendertigduizend driehonderdvijf euro) bestaande uit € 1.305,00 (duizend driehonderdvijf euro) materiële schade en € 35.000,00 (vijfendertigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 143 (honderddrieënveertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van [benadeelde 1] (geboren op [geboortedag 2] 2003) te openen rekening met een BEM-clausule.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 20 augustus 2018.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 6, 7, 8 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 31.305,00 (eenendertigduizend driehonderdvijf euro) bestaande uit € 1.305,00 (duizend driehonderdvijf euro) materiële schade en € 30.000,00 (dertigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 6, 7, 8 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 31.305,00 (eenendertigduizend driehonderdvijf euro) bestaande uit € 1.305,00 (duizend driehonderdvijf euro) materiële schade en € 30.000,00 (dertigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 123 (honderddrieëntwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van [benadeelde 2] (geboren op [geboortedag 3] 2005) te openen rekening met een BEM-clausule.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 20 augustus 2018.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 98 (achtennegentig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van [benadeelde 3] (geboren op [geboortedag 4] 2015) te openen rekening met een BEM-clausule.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op [geboortedag 4] 2015.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. F.A. Hartsuiker, in tegenwoordigheid van mr. F. van den Brink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 december 2020.
=========================================================================
[…]