Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.KAS TRADING B.V.,
[geïntimeerde sub 2],
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
Chief Investment Officervan Anthos (hierna: de CIO van Anthos), en [X] als getuigen gehoord. Zij heeft Kas Trading c.s. in het bewijs van het eerste onderdeel geslaagd geacht. Voorts heeft zij geoordeeld dat de vergoeding van 1%, voor zover al niet bewezen kan worden geacht dat Mint Tower ten minste stilzwijgend heeft ingestemd met een door [geïntimeerde sub 2] (in tweede instantie) gevraagde eenmalige vergoeding van 1%, in ieder geval kan worden aangemerkt als een redelijk loon in de zin van artikel 7:405 lid 2 BW. Bij gebreke van enig standpunt van Mint Tower omtrent de verschuldigdheid van btw en aangezien in het handelsverkeer het loonbedrag doorgaans wordt berekend exclusief btw, heeft de rechtbank het redelijke loon vastgesteld op 1% van het in beheer gegeven vermogen, te vermeerderen met 21% btw over het loon. Op basis van de getuigenverklaring van [X] heeft de rechtbank geconcludeerd dat Anthos een bedrag van € 14 miljoen heeft geïnvesteerd in het beleggingsfonds van Mint Tower. Een introductiefee van 1% komt dan neer op € 140.000 exclusief btw/€ 169.400 inclusief btw. De rechtbank heeft Mint Tower veroordeeld tot betaling van dit laatste bedrag.
grief (i)overweegt het hof als volgt. [X] heeft als getuige verklaard dat hij eind 2010 met [geïntimeerde sub 2] heeft gesproken en dat hij toen tegen [geïntimeerde sub 2] heeft gezegd dat hij het moest laten weten als hij investeerders kende. Of zij over distributievergoedingen hebben gesproken kon [X] zich tijdens het getuigenverhoor niet meer herinneren, maar hij heeft ontkend dat toen is gesproken over een vergoeding van 2%. Verder heeft [X] als getuige verklaard dat er nooit is gesproken over 1% vergoeding voor [geïntimeerde sub 2] met betrekking tot Anthos. Deze getuigenverklaring sluit aldus niet uit dat [geïntimeerde sub 2] en [X] over een vergoeding hebben gesproken, daargelaten wat de hoogte ervan was. De e-mail van 5 februari 2016 van [X] aan [geïntimeerde sub 2] (2.5) bevestigt dat een vergoeding voor [geïntimeerde sub 2] onderwerp van gesprek is geweest. Uit deze e-mail blijkt dat in het verleden gesproken is over “eventuele distributie-vergoedingen”, dat [X] zich op het standpunt heeft gesteld dat die gesprekken niet meer relevant waren onder andere vanwege het geringe contact dat Mint Tower sinds 2011 met [geïntimeerde sub 2] heeft gehad, dat Mint Tower bereid was een “(discretionaire) introductiefee” te betalen als Anthos in 2016 participeert en dat haar intentie is een “faire beloning” te geven. [X] verklaart als getuige over deze e-mail dat Mint Tower was gebleken dat [geïntimeerde sub 2] in de veronderstelling leefde dat hij een vergoeding zou krijgen voor de investering door Anthos en in deze e-mail “[probeerde] aan te geven dat dat wat ons betreft niet aan de orde was.” Verder heeft [X] verklaard dat [geïntimeerde sub 2] in gesprekken in de zomer van 2015 en in januari 2016 heeft gezegd, althans laten doorschemeren dat hij als de investering van Anthos doorkwam toch recht zou hebben op een vergoeding. De reactie van [X] in zijn getuigenverklaring hierop is: “Ik had dan zoiets van: nee. Ik heb niet resoluut ‘nee’ gezegd, maar zoiets van: dat moeten we dan maar zien en dat moet ik overleggen met mijn kompanen.” Voorts heeft [X] in zijn getuigenverklaring gezegd dat hij in augustus 2015 met [geïntimeerde sub 2] in een gesprek van ongeveer tien minuten de vraag besproken heeft of Mint Tower wel of niet btw-plichtig is over te betalen introductievergoedingen. Partijen zijn het erover eens dat dit een telefoongesprek was.
grief (ii)aan dat [geïntimeerde sub 2] niet is geslaagd in het bewijs dat de introductie van Mint Tower door [geïntimeerde sub 2] bij Anthos heeft geleid tot de investeringsbeslissing van Anthos in 2016. Veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat Kas Trading c.s. niet zijn geslaagd in dit bewijs, overweegt het hof als volgt. Als gevolg van het niet slagen in dit bewijs, dient beoordeeld te worden of de door de rechtbank gegeven bewijsopdracht juist is (vgl. HR 11 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO6015). Kas Trading c.s. hebben in dit verband in eerste aanleg gesteld dat “ [geïntimeerde sub 2] (…) de in deze branche gebruikelijke trait d’union [is] geweest die aan de wieg heeft gestaan van de investeringsdeelname van Anthos in een door Mint Tower beheerd beleggingsfonds.” In hoger beroep stellen Kas Trading c.s. dat het erom gaat dat er een introductie van Mint Tower bij Anthos door [geïntimeerde sub 2] is verzorgd en dat een investerings-beslissing is gevolgd. Daarvan uitgaande dienen Kas Trading c.s., als bewijslevering aan de orde is, te worden opgedragen te bewijzen dat [geïntimeerde sub 2] Mint Tower bij Anthos heeft geïntroduceerd en dat Anthos daarna heeft geïnvesteerd in het fonds van Mint Tower.
due diligence, zijn dus niet relevant.
fundwordt vermeld dat gebruik kan worden gemaakt van externe distributiekanalen ten behoeve van de marketing van het fonds, die dan een vergoeding kunnen ontvangen onder andere in de vorm van een percentage van de binnengebrachte gelden. Verder betwist Mint Tower niet gemotiveerd dat door [geïntimeerde sub 2] de toegangsdeur tot Anthos is geopend, die anders gesloten was gebleven, dat Anthos een
family officevan een vermogende familie is, dat die familie op haar privacy is gesteld en dat [geïntimeerde sub 2] Mint Tower op het hoogste niveau van Anthos heeft geïntroduceerd. Voorts heeft de CIO van Anthos als getuige verklaard dat hij niet opkeek toen hij van [geïntimeerde sub 2] hoorde dat hij 1% zou krijgen en dat het vaker gebeurt dat zo’n aanbrengvergoeding wordt afgesproken. Gelet hierop komt het hof 1% redelijk voor. Hierbij is in aanmerking genomen dat geen van de bestuurders van Mint Tower ter zitting in hoger beroep aanwezig was, terwijl haar advocaat daarvoor geen (goede) reden heeft kunnen geven, zodat Mint Tower geen feitelijke vragen van het hof op het punt van de in de markt gebruikelijke tarieven heeft kunnen beantwoorden. De door Mint Tower aangevoerde omstandigheden (hoogte kosten, terugverdientijd en geringe inspanningen van [geïntimeerde sub 2] ) leiden niet tot een ander oordeel, reeds omdat de vergoeding staat tegenover (enkel) het introduceren van Mint Tower bij Anthos, die daarna is overgegaan tot investering in het fonds van Mint Tower. Het feit dat, zoals Mint Tower stelt maar Kas Trading c.s. betwisten, de investeringsbeslissing van Anthos een gevolg is van een positief artikel over Mint Tower in de Financiële Telegraaf, de groei en prestaties van het fonds, investeringen in het fonds door Optimix en de positieve aanbeveling van Mint Tower door de
CEOvan Optimix jegens Anthos, een intensief
due diligence-traject, aanzienlijke investeringen door Mint Tower, doorlopende rapportages van Mint Tower aan Anthos en een aanzienlijke korting op de beloningsstructuur voor Anthos is dan ook niet relevant.
grief (iv)gaat niet op. De berekening van 21% btw in geval van zakelijke dienstverlening vloeit voort uit de Wet op de omzetbelasting 1968 en Mint Tower heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd die rechtvaardigen dat en zo ja, op grond waarvan van deze wettelijke regeling kan worden afgeweken. Uit de mail van [geïntimeerde sub 2] aan Mint Tower van 11 augustus 2015 dat hij recht heeft op “eenmalig 1% inclusief de BTW” kan niet worden afgeleid dat het redelijk is om in dit geval ervan uit te gaan dat een bedrag van 1% van het door Anthos geïnvesteerde bedrag de verschuldigde btw omvat, terwijl in het handelsverkeer gebruikelijk is in een situatie als deze om ervan uit te gaan dat een dergelijk bedrag exclusief btw is aangezien de btw een verrekenpost is voor Mint Tower.