ECLI:NL:GHAMS:2020:3330

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 december 2020
Publicatiedatum
9 december 2020
Zaaknummer
200.261.041/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen in vrijwaringszaak wegens niet vervulde voorwaarde

In deze vrijwaringszaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.F. Seunke, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 maart 2019, waarin zijn vorderingen tegen DSTRCT Amsterdam B.V. waren afgewezen. De vorderingen waren ingesteld onder de voorwaarde dat de hoofdzaak, waarin Daga c.s. tegen de appellant een vordering had ingesteld, zou worden toegewezen. Het hof oordeelde dat deze voorwaarde niet was vervuld, aangezien de rechtbank in de hoofdzaak de vorderingen van Daga c.s. had afgewezen.

De appellant had DSTRCT in vrijwaring opgeroepen en vorderingen ingesteld, waaronder een verzoek tot vrijwaring en schadeloosstelling voor de vorderingen van Daga c.s. Het hof oordeelde dat de appellant geen andere feiten of omstandigheden had gesteld die zouden kunnen leiden tot schadeplichtigheid van DSTRCT. De grieven van de appellant werden verworpen, en het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, waarbij de appellant werd veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.

De uitspraak benadrukt het belang van het vervullen van voorwaarden in vrijwaringsprocedures en de noodzaak voor de appellant om voldoende onderbouwing te geven voor zijn vorderingen. Het hof concludeerde dat de appellant niet had aangetoond dat DSTRCT wanprestatie had gepleegd, en dat de vorderingen derhalve niet konden worden toegewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.261.041/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/650221/ HA ZA 18-647
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 8 december 2020
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats] , gemeente [gemeente]
appellant,
advocaat: mr. E.F. Seunke te Haarlem,
tegen
DSTRCT AMSTERDAM B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.F. Benningen te Amsterdam.
Partijen worden hierna [appellant] en DSTRCT genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 13 mei 2019 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 maart 2019, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen [appellant] als eiser en DSTRCT als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven tevens houdende wijziging respectievelijk vermeerdering van de eisen, met producties;
- memorie van antwoord.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog zijn vorderingen en ook zijn in hoger beroep vermeerderde vorderingen zal toewijzen met veroordeling van DSTRCT in de kosten van het geding in beide instanties en tot terugbetaling van de proceskosten die [appellant] ter uitvoering van het vonnis heeft voldaan, met rente.
DSTRCT heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis en tot afwijzing van de in hoger beroep vermeerderde vorderingen van [appellant] met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep met nakosten en rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Beoordeling

2.1
Dit is een vrijwaringsprocedure. In de hoofdzaak (waarin het hof vandaag ook arrest wijst onder zaaknummer 200.261.656/01) is [appellant] door Daga c.s. in rechte betrokken. Daga c.s. hebben in die procedure bij de rechtbank, kort gezegd, gevorderd voor recht te verklaren dat zij met [appellant] een koopovereenkomst met betrekking tot een onroerend goed hebben gesloten en dat [appellant] door het onroerend goed niet aan hen te leveren wanprestatie heeft gepleegd en jegens Daga c.s. schadeplichtig is. In het hoger beroep in de hoofdzaak hebben Daga c.s. subsidiair aangevoerd dat de afbreking door [appellant] van de onderhandelingen onrechtmatig is. In de contacten tussen Daga c.s. en [appellant] is DSTRCT opgetreden als makelaar van [appellant] .
2.2
[appellant] heeft DSTRCT in vrijwaring opgeroepen. Hij heeft in de procedure bij de rechtbank, kort gezegd, gevorderd:
1. voor recht te verklaren dat DSTRCT [appellant] dient te vrijwaren en schadeloos te stellen voor de vorderingen die Daga c.s. in de hoofdzaak tegen [appellant] hebben ingesteld;
2. DSTRCT te veroordelen om aan [appellant] te betalen al hetgeen waartoe [appellant] in de hoofdzaak wordt veroordeeld;
3. DSTRCT te veroordelen om aan [appellant] te vergoeden alle schade die [appellant] lijdt doordat hij door Daga c.s. tot schadevergoeding wordt aangesproken, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
met veroordeling van DSTRCT in de kosten van de vrijwaringsprocedure.
2.3
Aan die vorderingen heeft [appellant] het volgende ten grondslag gelegd. Indien in de hoofdzaak zou blijken dat een perfecte overeenkomst tussen Daga c.s. en [appellant] tot stand is gekomen, heeft DSTRCT jegens [appellant] wanprestatie gepleegd door hem daarna te adviseren het onroerend goed aan andere kandidaten aan te bieden en door hem te adviseren met een andere partij (hof: dan Daga c.s.) een koopovereenkomst te sluiten.
2.4
In de hoofdzaak heeft de rechtbank de vorderingen van Daga c.s. afgewezen en hen in de proceskosten veroordeeld. In de vrijwaringszaak heeft de rechtbank overwogen dat die procedure is ingesteld onder de voorwaarde dat de vorderingen in de hoofdzaak worden toegewezen. Omdat aan die voorwaarde niet is voldaan heeft de rechtbank de vorderingen van [appellant] in de vrijwaringszaak afgewezen en hem in de proceskosten (van de vrijwaringsprocedure) veroordeeld.
2.5
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] met twee grieven op. [appellant] heeft bovendien zijn vorderingen vermeerderd. Hij heeft zijn vordering onder 1 (zie hierboven 2.2) uitgebreid met een vrijwaring voor de vermeerderde vorderingen die Daga c.s. in de hoofdzaak in hoger beroep tegen hem hebben ingesteld. Daarnaast heeft [appellant] gevorderd DSTRCT te veroordelen tot terugbetaling van een bedrag van € 1.869,- dat [appellant] ter uitvoering van het bestreden (vrijwarings)vonnis ter zake van de proceskosten aan DSTRCT heeft voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling.
2.6
Met zijn - gezamenlijk te behandelen - grieven heeft [appellant] betoogd dat de rechtbank alle voorwaardelijk ingestelde vrijwaringsvorderingen ten onrechte heeft afgewezen. In zijn toelichting op deze grieven heeft [appellant] aangevoerd dat als het hof in de hoofdzaak tot een ander oordeel zou komen dan de rechtbank, de vrijwaringsvorderingen van [appellant] alsnog moeten worden toegewezen en [appellant] in eerste aanleg ten onrechte in de proceskosten is veroordeeld. Op pagina 2 van zijn memorie van grieven heeft [appellant] geschreven:
Het moge duidelijk zijn dat (ook) dit hoger beroep in de vrijwaringsprocedure is ingesteld met als doel dat, als de vorderingen in hoger beroep van (…)[hof: Daga c.s.]
tegen [appellant] toegewezen zouden worden, (…) Dstrct (…) [appellant] dient te vrijwaren.
2.7
Uit de toelichting op de grieven en uit hetgeen [appellant] overigens in zijn memorie van grieven naar voren heeft gebracht blijkt dat hij ook in hoger beroep zijn vorderingen tegen DSTRCT heeft ingesteld onder de voorwaarde dat in het hoger beroep in de hoofdzaak de vorderingen van Daga c.s. tegen hem alsnog worden toegewezen. Die voorwaarde wordt niet vervuld aangezien het hof in de hoofdzaak de vorderingen van Daga c.s. tegen [appellant] heeft afgewezen. Het hof zal dan ook de vrijwaringsvorderingen van [appellant] afwijzen. Voor zover [appellant] heeft bedoeld zijn schadevergoedingsvordering (zie hierboven 2.2 onder 3) en zijn terugbetalingsvordering (zie hierboven 2.4) onvoorwaardelijk in te stellen, heeft hij niet duidelijk gemaakt wat de grondslag van die vorderingen is. In zijn eigen visie heeft DSTRCT immers pas wanprestatie gepleegd indien in de hoofdzaak zou blijken dat tussen Daga c.s. en [appellant] een koopovereenkomst tot stand is gekomen (inl. dv. 26) en is het enige verschil tussen de hoofdzaak bij de rechtbank en de hoofdzaak in hoger beroep dat Daga c.s. de grondslagen van hun vorderingen hebben vermeerderd (mvg p. 2 laatste alinea). Die visie volgend kan dus geen wanprestatie aan de zijde van DSTRCT worden vastgesteld, nog daargelaten dat DSTRCT gemotiveerd heeft betwist dat zij wanprestatie heeft gepleegd. [appellant] heeft geen andere feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan DSTRCT (toch) jegens [appellant] schadeplichtig zou zijn en tot terugbetaling van proceskosten gehouden zou zijn.
2.8
De grieven slagen dus niet. Het hof zal het vonnis waarvan beroep bekrachtigen en [appellant] als in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van DSTRCT begroot op € 741,- aan verschotten en € 1.074,- voor salaris en op € 157,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 82,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.W. Rang, M.A. Wabeke en E.K. Veldhuijzen van Zanten en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 8 december 2020.