ECLI:NL:GHAMS:2020:3324
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake risico-opslag in rentebeding en informatieplicht van de bank
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] c.s. tegen ABN AMRO Bank N.V. over de risico-opslag in de rente van een hypothecair krediet. [X] c.s. hebben in 1997 een kredietovereenkomst gesloten met ABN AMRO voor de financiering van hun woning. De overeenkomst bevatte een risico-opslag van 0,5% die verband hield met de risicoklasse van de lening. In oktober 2016 hebben [X] c.s. ABN AMRO verzocht om deze risico-opslag te verlagen, wat ABN AMRO heeft gedaan per 1 januari 2017. [X] c.s. vorderden in eerste aanleg schadevergoeding van € 22.575,08, omdat zij meenden dat ABN AMRO hen niet had geïnformeerd over de risico-opslag en dat deze niet meer gerechtvaardigd was na een waardestijging van hun woning.
De kantonrechter oordeelde dat ABN AMRO niet tekort was geschoten in haar informatieplicht, omdat de verplichting om kredietnemers te informeren over de componenten van de rente pas sinds 1 januari 2013 geldt. In hoger beroep hebben [X] c.s. hun grieven herhaald, maar het hof oordeelde dat de grieven falen. Het hof concludeerde dat ABN AMRO niet verplicht was om proactief te informeren over de risico-opslag en dat de kredietovereenkomst niet vernietigbaar was op basis van dwaling. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en verwees [X] c.s. in de kosten van het geding.