Op 3 november 2020 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 oktober 2018. De zaak betreft een verkeersincident waarbij de verdachte, rijdend in een GVB-lijnbus, een voetganger heeft aangereden die op tragische wijze is overleden. De verdachte werd in eerste aanleg veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 50 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden. Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de bijkomende straf. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals de persoonlijke situatie van de verdachte. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet door niet af te remmen of te claxonneren toen hij een voetganger zag oversteken. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich zeer bewust is van de gevolgen van zijn handelen en dat hij onder behandeling staat van een psycholoog. Gelet op het tijdsverloop sinds het feit en het feit dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld, heeft het hof besloten om af te zien van de ontzegging van de rijbevoegdheid. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.