In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1980, was eerder veroordeeld voor bedreiging van twee politieambtenaren in functie. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de opgelegde straf en de schadevergoedingsmaatregel. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 dagen en een taakstraf van 80 uren, maar het hof heeft besloten om de taakstraf niet op te leggen, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die inmiddels in Duitsland woont en daar werkt.
De advocaat-generaal had een geldboete van 1.250 euro geëist, waarvan 500 euro voorwaardelijk. Het hof heeft deze eis overgenomen en de verdachte veroordeeld tot een geldboete van 1.250 euro, met de mogelijkheid om in termijnen te betalen. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot 22 dagen hechtenis, waarbij een deel van de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich binnen de proeftijd van twee jaar opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De benadeelde partij had in eerste aanleg een vordering tot immateriële schadevergoeding ingediend, die gedeeltelijk was toegewezen. Het hof heeft de vordering tot schadevergoeding van 300 euro bevestigd, die de verdachte aan de benadeelde partij moet betalen. Het hof heeft de wettelijke rente vanaf 19 augustus 2017 vastgesteld. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de oudste raadsheer niet in staat was het arrest mede te ondertekenen.