In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1997, was eerder veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid cocaïne op 4 maart 2018 te Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen kwam dan de politierechter. De verdachte had in hoger beroep aangevoerd dat er onvoldoende wettig bewijs was voor de tenlastelegging. Het hof heeft echter vastgesteld dat getuigenverklaringen consistent waren en dat de verdachte op het moment van de feiten cocaïne bij zich had. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, maar het hof achtte het bewezen dat hij opzettelijk cocaïne aanwezig had. De straf die door de politierechter was opgelegd, een geldboete van € 500,00 of 10 dagen hechtenis, werd door het hof bevestigd. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte.