ECLI:NL:GHAMS:2020:2899

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2020
Publicatiedatum
2 november 2020
Zaaknummer
23-002615-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake niet melden van ongebruikelijke transacties en cliëntenonderzoek in strijd met de Wwft

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, een bedrijf, werd beschuldigd van het niet melden van ongebruikelijke transacties en het niet verrichten van cliëntenonderzoek zoals vereist door de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). De tenlastelegging omvatte meerdere ongebruikelijke transacties die in de periode van 2012 tot 2015 hebben plaatsgevonden, waarbij bedragen van 15.000 euro of meer in contanten zijn betaald. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte meermaals heeft nagelaten om deze transacties te melden en om de vereiste cliëntenonderzoeken uit te voeren. De verdachte heeft onbeperkt hoger beroep ingesteld, maar het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor bepaalde beslissingen van de rechtbank. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en kwam tot een andere bewezenverklaring. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een geldboete van 15.000 euro, rekening houdend met de ernst van de feiten en de lange duur van de procedure. Het hof benadrukte dat de verdachte door haar handelen de overheid de mogelijkheid heeft ontnomen om zicht te krijgen op mogelijke criminaliteit en dat de financiële schade van witwassen groot is. De uitspraak is gedaan in het kader van de Wwft, die verplichtingen oplegt aan instellingen om ongebruikelijke transacties te melden en cliëntenonderzoek uit te voeren.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002615-16
datum uitspraak: 30 oktober 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische kamer van de rechtbank Amsterdam van 16 juni 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-993013-16 tegen
[verdachte],
gevestigd te [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 oktober 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de vertegenwoordigers van de verdachte naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte heeft onbeperkt hoger beroep ingesteld. Het hoger beroep is daarmee ook gericht tegen de beslissingen tot partiële vrijspraak van het tenlastegelegde. Nu het openbaar ministerie geen hoger beroep heeft ingesteld en volgens de advocaat-generaal, met welk standpunt het hof zich verenigt, de feiten gevoegd aan de rechter zijn voorgelegd, staat voor de verdachte, volgens artikel 404, vijfde lid Wetboek van Strafvordering (Sv), tegen die beslissingen tot partiële vrijspraak geen hoger beroep open. Het hof zal daarom de verdachte niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep, voor zover dit betrekking heeft op de beslissing tot vrijspraak van het onder 2 eerste onderdeel onder het zesde tot en met negende gedachtestreepje en het onder 2, tweede onderdeel, eerste tot en met vijfde, achtste en tiende gedachtestreepje tenlastegelegde.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte – voor zover nog in hoger beroep aan de orde –ten laste gelegd dat:
1.
zij, in de periode van 9 juli 2012 tot en met 16 april 2014 , althans 2012 en/of 2013 en/of 2014, te Zoetermeer en/of Heerhugowaard en/of elders in Nederland, (telkens) als beroeps- of bedrijfsmatig handelende verkoper van goederen, voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt voor een bedrag van 15.000 Euro of meer, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk in strijd met de verplichting, geformuleerd in artikel 16 Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, (een) verrichte ongebruikelijke transactie(s), niet (binnen 14 dagen / onverwijld) nadat het ongebruikelijke karakter van deze transactie(s) bekend is geworden heeft gemeld aan het meldpunt/de Financiële inlichtingen eenheid, immers heeft zij (telkens) opzettelijk geen melding gedaan van (onder meer)
-(een) op of omstreeks 9 juli 2012 verrichte ongebruikelijke transactie(s), te weten (een) geheel of gedeeltelijk(e) contante betaling(en) (van (in totaal) (minstens) 40.174,00 Euro, althans 25.000,00 Euro (factuurnummer [nummer 1]), en/of
-(een) op of omstreeks 2 november 2012 verrichte ongebruikelijke transactie(s), te weten (een) geheel of gedeeltelijk(e) contante betaling(en) (van (in totaal) (minstens) 98.400,00 Euro, althans 25.000,00 Euro (factuurnummer [nummer 2]), en/of
-(een) op of omstreeks 6 december 2012 verrichte ongebruikelijke transactie(s), te weten (een) geheel of gedeeltelijk(e) contante betaling(en) (van (in totaal) (minstens) 83.900,00 Euro, althans 25.000,00 Euro (factuurnummer [nummer 3]), en/of
-(een) op of omstreeks 6 november 2013 verrichte ongebruikelijke transactie(s), te weten (een) geheel of gedeeltelijk(e) contante betaling(en) (van (in totaal) (minstens) 157.400,00 Euro althans 25.000,00 Euro (bestelnummer [nummer 4]), en/of
-(een) op of omstreeks 19 november 2013 verrichte ongebruikelijke transactie(s), te weten (een) geheel of gedeeltelijk(e) contante betaling(en) (van (in totaal) (minstens) 129.794,00 Euro, althans 25.000,00 Euro (bestelnummer [nummer 5]), en/of
-(een) op of omstreeks 10 december 2013 verrichte ongebruikelijke transactie(s), te weten (een) geheel of gedeeltelijk(e) contante betaling(en) (van (in totaal) (minstens) 100.053,00 Euro, althans 25.000,00 Euro (bestelnummer [nummer 6]), en/of
-(een) op of omstreeks 11 december 2013 verrichte ongebruikelijke transactie(s), te weten (een) geheel of gedeeltelijk(e) contante betaling(en) (van (in totaal) (minstens) 165.855,00 Euro, althans 25.000,00 Euro (bestelnummer [nummer 7]), en/of
-(een) op of omstreeks 8 januari 2014 verrichte ongebruikelijke transactie(s), te weten (een) geheel of gedeeltelijk(e) contante betaling(en) (van (in totaal) (minstens) 102.172.50 Euro, althans 25.000,00 Euro (bestelnummer [nummer 8]), en/of
- ( een) op of omstreeks 20 maart 2014 verrichte ongebruikelijke transactie(s), te weten (een) geheel of gedeeltelijk(e) contante betaling(en) (van (in totaal) (minstens) 35.700,76 Euro, althans 25.000,00 Euro (bestelnummer [nummer 9]), en/of
-(een) op of omstreeks 2 april 2014 verrichte ongebruikelijke transactie(s), te weten (een) geheel of gedeeltelijk(e) contante betaling(en) (van (in totaal) (minstens) 35.749,87 Euro, althans 25.000,00 Euro (bestelnummer [nummer 10])
Artikel 16 Wet ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme Artikel 6 Wet op de economische delicten
2.
zij, in de periode van 4 februari 2013 tot en met 25 februari 2015, althans 2013 en/of 2014 en/of 2015, te Zoetermeer en/of Heerhugowaard en/of elders in Nederland, (telkens) als beroeps- of bedrijfsmatig handelende verkoper van goederen, voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt voor een bedrag van 15.000 Euro of meer, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk, in strijd met de verplichting geformuleerd in artikel 3 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, geen danwel onvolledig, cliëntenonderzoek heeft verricht, immers heeft zij (telkens) opzettelijk geen identiteit vastgesteld en/of gecontroleerd en/of geen uittreksel van de kamer van koophandel aangevraagd en/of gecontroleerd bij (onder meer) de volgende transactie(s):
-(een) op of omstreeks 21 februari 2013 verrichte ongebruikelijke transactie(s), te weten (een) geheel of gedeeltelijk(e) contante betaling(en) (van (in totaal) (minstens) 20.055,00 Euro, althans 15.000,00 Euro (bestelnummers [nummer 11] en [nummer 12]), en/of
-(een) op of omstreeks 26 februari 2013 verrichte ongebruikelijke transactie(s), te weten (een) geheel of gedeeltelijk(e) contante betaling(en) (van (in totaal) (minstens) 20.020,00 Euro, althans 15.000,00 Euro (bestelnummers [nummer 13] en [nummer 14]), en/of
-(een) op of omstreeks 21 januari 2014 verrichte ongebruikelijke transactie(s), te weten (een) geheel of gedeeltelijk(e) contante betaling(en) (van (in totaal) (minstens) 17.640,00 Euro, althans 15.000,00 Euro (factuurnummer [nummer 15]), en/of
-(een) op of omstreeks 17 februari 2014 verrichte ongebruikelijke transactie(s), te weten (een) geheel of gedeeltelijk(e) contante betaling(en) (van (in totaal) (minstens) 15.135,00 Euro, althans 15.000,00 Euro (bestelnummer [nummer 16]), en/of
-(een) op of omstreeks 30 april 2014 verrichte ongebruikelijke transactie(s), te weten (een) geheel of gedeeltelijk(e) contante betaling(en) (van (in totaal) (minstens) 16.830,00 Euro, althans 15.000,00 Euro (factuurnummer [nummer 17]), en/of
-(een) op of omstreeks 25 februari 2015 verrichte ongebruikelijke transactie(s), te weten (een) geheel of gedeeltelijk(e) contante betaling(en) (van (in totaal) (minstens) 19.532,00 Euro, althans 15.000,00 Euro (bestelnummers [nummer 18] en [nummer 19]).
Artikel 3 Wet ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme Artikel 6 Wet op de economische delicten
en/of
zij, in de periode van 4 februari 2013 tot en met 8 juni 2015, althans 2013 en/of 2014 en/of 2015, te Zoetermeer en/of Heerhugowaard en/of elders in Nederland, (telkens) als beroeps- of bedrijfsmatig handelende verkoper van goederen, voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt voor een bedrag van 15.000 Euro of meer, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk, in strijd met de verplichting geformuleerd in artikel 33 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, niet danwel onvolledig, de gegevens van de cliënt op toegankelijke wijze bewaart gedurende vijf jaar na het tijdstip van het beëindigen van de zakelijke relatie of tot vijf jaar na het uitvoeren van de desbetreffende transactie bij (onder meer) de volgende transactie(s):
-(een) op of omstreeks 2 mei 2014 verrichte ongebruikelijke transactie(s), te weten (een) geheel of gedeeltelijk(e) contante betaling(en) (van (in totaal) (minstens) 15.255,00 Euro, althans 15.000,00 Euro (bestelnummer [nummer 20], en/of
-(een) op of omstreeks 2 oktober 2014 verrichte ongebruikelijke transactie(s), te weten (een) geheel of gedeeltelijk(e) contante betaling(en) (van (in totaal) (minstens) 16.510,00 Euro, althans 15.000,00 Euro (bestelnummer [nummer 21]), en/of
-(een) op of omstreeks 5 februari 2015 verrichte ongebruikelijke transactie(s), te weten (een) geheel of gedeeltelijk(e) contante betaling(en) (van (in totaal) (minstens) 26.880,00 Euro, althans 15.000,00 Euro (bestelnummer [nummer 22]), en/of
Artikel 33 Wet ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme Artikel 6 Wet op de economische delicten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 en 2 tenlastegelegde – voor zover nog aan de orde – is bewezen.
Een aantal van de door de rechtbank bewezenverklaarde transacties zijn zogenaamde samengestelde transacties. Het gaat om transacties die boven de grens van € 15.000,- uitkomen omdat de bedragen van twee afzonderlijke transacties bij elkaar zijn opgeteld vanwege het nauwe verband tussen die transacties. Namens de verdachte is betoogd dat deze optellingen ten onrechte hebben plaatsgevonden, omdat geen, althans onvoldoende verband tussen de samenstellende transacties bestaat. Daarbij speelt een rol dat in de tijd waarin de feiten plaatsvonden de
Algemene leidraad Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorismegeen aanwijzing bevatte over hoe het begrip ‘samengestelde transactie’ moet worden uitgelegd. Daarnaast is de afspraak om het dossier op een later tijdstip aan te vullen ten onrechte vertaald als een overtreding van artikel 33 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) en hebben de medewerkers van [verdachte] nimmer willen meewerken aan het ontduiken van verplichtingen uit hoofde van de Wwft, aldus de vertegenwoordigers van de verdachte.
Samengestelde transacties
De bedoeling van de wet is dat instellingen bepaalde verplichtingen nakomen indien de waarde van transacties een bepaalde grens overschrijdt. Het is niet de bedoeling dat die verplichtingen niet worden nageleefd doordat transacties in deeltransacties worden gesplitst. Daarom is in artikel 3 lid 5 onderdeel b van de Wwft bepaald dat een instelling cliëntenonderzoek verricht indien zij twee of meer transacties verricht waartussen een verband bestaat met een gezamenlijke waarde van ten minste € 15.000,00.
De verdachte heeft gelijk dat over de uitleg van dit criterium in de praktijk verschillend kan worden gedacht. Mede nu die uitleg in de
Algemene leidraad Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorismenog niet werd gegeven, moet de verdachte hier het voordeel van de twijfel krijgen.
Dit neemt niet weg dat, als het verband tussen twee transacties dermate groot is en de instelling moet vermoeden dat het gaat om een samengestelde transactie, van de instelling moet worden verwacht dat zij onderzoek doet om vast te stellen of de transacties als samengestelde transacties moeten worden beschouwd. Dat is bijvoorbeeld het geval als de transacties
tegelijk of opvolgend worden verricht,
door dezelfde persoon of verschillende, maar aan elkaar verwante personen,
betrekking hebben op dezelfde goederen en
afzonderlijk onder de wettelijke waardegrens blijven, maar gezamenlijk daarboven uitkomen.
In dergelijke gevallen moet worden uitgegaan van een samengestelde transactie, tenzij een door de instelling ingesteld onderzoek uitwijst dat zij als afzonderlijke transacties moeten worden beschouwd.
De transacties met factuurnummers eindigend op [nummer 11] en [nummer 12], [nummer 13] en [nummer 14], [nummer 18] en [nummer 19]
Deze facturen betreffen de verkoop van dezelfde goederen voor nagenoeg hetzelfde bedrag op eenzelfde datum met een oplopend bestel- en/of factuurnummer. De identiteit van de kopers is niet bekend en de facturen eindigend op [nummer 18] en [nummer 19] bevatten twee verschillende handtekeningen. Niet kan worden vastgesteld dat het bij deze facturen om dezelfde koper gaat of, als het om verschillende kopers gaat, dat deze aan elkaar verwant zijn. Daarmee is niet bewezen dat de transacties samengesteld zijn en moet de verdachte in zoverre worden vrijgesproken.
Artikel 33 Wwft
Ingevolge artikel 33 Wwft dient een beroeps- of bedrijfsmatig handelende verkoper de gegevens van een cliënt op toegankelijke wijze te bewaren. Ten tijde van het onderzoek bevonden deze gegevens zich volgens de verdachte op een digitale schijf. De verdachte kon deze gegevens op dat moment niet overleggen en dus waren de gegevens op dat moment niet toegankelijk. Dat tegen de bestuurders is gezegd dat er nog een gesprek met de boetedwangsomfunctionaris zou plaatsvinden doet daar niet aan af.
Opzet
Ten aanzien van het tenlastegelegde, maar door de verdediging betwiste, opzet overweegt het hof als volgt.
De voorschriften van de Wwft zijn zgn. ordeningsrecht. In het ordeningsrecht is ‘kleurloos opzet’ voldoende voor een bewezenverklaring. Dit betekent dat het opzet van de verdachte wel gericht moet zijn op de tenlastegelegde handeling die is verricht of nagelaten, maar dat niet is vereist dat het opzet ook is gericht op het niet naleven van de in de bewezenverklaring bedoelde wettelijke verplichting (vgl. HR 21 april 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2684). Ontbrekende kennis van de regelgeving staat aan het bewijs van het opzet dus niet in de weg.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij, in de periode van 9 juli 2012 tot en met 16 april 2014, te Heerhugowaard, telkens als beroeps- of bedrijfsmatig handelende verkoper van goederen, voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt voor een bedrag van 15.000 Euro of meer, meermalen, telkens opzettelijk, in strijd met de verplichting, geformuleerd in artikel 16 Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, verrichte ongebruikelijke transacties, niet binnen 14 dagen / onverwijld nadat het ongebruikelijke karakter van deze transacties bekend is geworden heeft gemeld aan het meldpunt/de Financiële inlichtingen eenheid, immers heeft zij telkens opzettelijk geen melding gedaan van
-een op 9 juli 2012 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van in totaal 40.174,00 Euro, factuurnummer [nummer 1], en
-een op 2 november 2012 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van in totaal) 98.400,00 Euro, factuurnummer [nummer 2], en
-een op 6 december 2012 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van in totaal 83.900,00 Euro, factuurnummer [nummer 3], en
-een op 6 november 2013 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van in totaal 157.400,00 Euro bestelnummer [nummer 4], en
-een op 19 november 2013 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van in totaal 129.794,00 Euro, bestelnummer [nummer 5], en
-een op 10 december 2013 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van in totaal 100.053,00 Euro, bestelnummer [nummer 6], en
-een op 11 december 2013 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van in totaal 165.855,00 Euro, bestelnummer [nummer 7], en
-een op 8 januari 2014 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van in totaal 102.172.50 Euro, bestelnummer [nummer 8], en
- een op 20 maart 2014 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van in totaal 35.700,76 Euro, bestelnummer [nummer 9], en
-een op 2 april 2014 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van in totaal 35.749,87 Euro, bestelnummer [nummer 10]
2.
zij, in de periode van 4 februari 2013 tot en met 25 februari 2015 te Heerhugowaard, telkens als beroeps- of bedrijfsmatig handelende verkoper van goederen, voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt voor een bedrag van 15.000 Euro of meer, meermalen telkens opzettelijk, in strijd met de verplichting geformuleerd in artikel 3 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, geen dan wel onvolledig, cliëntenonderzoek heeft verricht, immers heeft zij telkens opzettelijk geen identiteit vastgesteld en/of gecontroleerd bij de volgende transacties:
-(een) op of omstreeks 21 januari 2014 verrichte ongebruikelijke transactie(s), te weten (een) geheel of gedeeltelijk(e) contante betaling(en) (van (in totaal) (minstens) 17.640,00 Euro, althans 15.000,00 Euro (factuurnummer [nummer 15]), en/of
-(een) op of omstreeks 17 februari 2014 verrichte ongebruikelijke transactie(s), te weten (een) geheel of gedeeltelijk(e) contante betaling(en) (van (in totaal) (minstens) 15.135,00 Euro, althans 15.000,00 Euro (bestelnummer [nummer 16]), en/of
-(een) op of omstreeks 30 april 2014 verrichte ongebruikelijke transactie(s), te weten (een) geheel of gedeeltelijk(e) contante betaling(en) (van (in totaal) (minstens) 16.830,00 Euro, althans 15.000,00 Euro (factuurnummer [nummer 17]), en/of
en
zij, in de periode van 4 februari 2013 tot en met 8 juni 2015 te Heerhugowaard, telkens als beroeps- of bedrijfsmatig handelende verkoper van goederen, voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt voor een bedrag van 15.000 Euro of meer, meermalen, telkens opzettelijk, in strijd met de verplichting geformuleerd in artikel 33 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, niet dan wel onvolledig, de gegevens van de cliënt op toegankelijke wijze heeft bewaard gedurende vijf jaar na het tijdstip van het beëindigen van de zakelijke relatie of tot vijf jaar na het uitvoeren van de desbetreffende transactie bij de volgende transacties:
-een op 2 mei 2014 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van in totaal15.255,00 Euro, bestelnummer [nummer 20], en
-een op 2 oktober 2014 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van in totaal 16.510,00 Euro, bestelnummer [nummer 21], en
-een op 5 februari 2015 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van in totaal minstens 26.880,00 Euro, bestelnummer [nummer 22].
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, die na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 16 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, meermalen gepleegd.
en
Opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 33 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De economische kamer van de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 50.000, waarvan € 20.000 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 25.000, waarvan € 10.000 voorwaardelijk met een proeftijd van een jaar.
De vertegenwoordigers van de verdachte hebben bepleit de straf te matigen. Daartoe hebben zij betoogd dat de strafbare feiten zijn gepleegd vóór de overname van de verdachte door de huidige bestuurders en dat [verdachte] inmiddels is opgeheven. Tevens hebben zij gewezen op de lange duur van de procedure en de overschrijding van de redelijke termijn.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft meermaals nagelaten om ongebruikelijke transacties zoals bedoeld in de Wwft te melden. Daarnaast heeft de verdachte meerdere malen nagelaten om cliëntenonderzoek als bedoeld in de Wwft te verrichten, dan wel de bij het cliëntenonderzoek verzamelde gegevens op toegankelijke wijze te bewaren. Door haar handelen heeft de verdachte de overheid de mogelijkheid ontnomen om zicht te krijgen op geldstromen die kunnen duiden criminaliteit en om achterliggende strafbare feiten op te sporen. De financiële schade die witwassen in de samenleving veroorzaakt is groot.
Dat de bewezenverklaarde strafbare feiten hebben plaatsgevonden voor de overname van de verdachte door de huidige bestuurders, is voor de verdachte vennootschap geen strafverminderende omstandigheid. Wel houdt het hof er rekening mee dat ten tijde van de transacties de verplichtingen uit hoofde van de Wwft minder bekend waren dan heden ten dage. Daarnaast heeft het hof acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële documentatie van 1 oktober 2020. Daaruit blijkt dat zij sinds het bewezenverklaarde niet met politie en justitie in aanraking is geweest en ook niet eerder is veroordeeld wegens enig strafbaar feit. Wel weegt in haar nadeel mee dat zij eerder is gewezen op de verplichtingen uit hoofde van de Wwft en is gewaarschuwd omdat zij daar onvoldoende aan voldeed. Nu [verdachte] inmiddels haar bedrijfsactiviteiten heeft beëindigd bestaat er geen noodzaak voor een voorwaardelijk strafgedeelte.
Alles afwegende is een geldboete van € 20.000,00 passend en geboden.
In artikel 6, eerste lid Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is het recht van iedere verdachte gewaarborgd binnen een redelijke termijn te worden berecht.
In deze procedure is de op redelijk te beoordelen termijn aangevangen op 25 januari 2016, het moment van de betekening van de dagvaarding in eerste aanleg. Het vonnis waarvan beroep werd uitgesproken op 30 juni 2016. Op 8 juli 2016 is hoger beroep ingesteld. Het hof wijst op 30 oktober 2020 arrest. Daarmee is de redelijke termijn bij de behandeling in hoger beroep met bijna 28 maanden overschreden. De procedure als geheel heeft ruim vier jaar en 9 maanden geduurd. Uitgaande van een redelijke termijn van twee jaren per instantie, is deze periode overschreden met ruim negen maanden. Gezien de overschrijding van de redelijke termijn zal het hof de op te leggen straf matigen tot een geldboete van
€ 15.000,00.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en de artikelen 3, 16 en 33 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren terrorisme.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen de beslissing tot vrijspraak van het onder 2, eerste onderdeel onder het zesde tot en met negende gedachtestreepje en onder 2, tweede onderdeel, onder het eerste tot en met vijfde, achtste en tiende gedachtestreepje tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 15.000,00 (vijftienduizend euro).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. S. Clement en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van mr. B. van Vliet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 oktober 2020.
Mr. S. Clement is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]