ECLI:NL:GHAMS:2020:2766

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 juli 2020
Publicatiedatum
22 oktober 2020
Zaaknummer
23-004146-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake mishandeling, vernieling en verboden wapenbezit met voorwaardelijke taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van mishandeling van zijn levensgezel, vernieling en het voorhanden hebben van een verboden vuurwapen. De mishandeling vond plaats in de periode van 11 februari tot en met 27 juli 2017, waarbij de verdachte zijn levensgezel meerdere keren heeft geslagen en bedreigd. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof de vrijspraak heeft uitgesproken voor de bedreiging met een vuurwapen, omdat de verklaringen van de aangeefster onvoldoende steun vonden in andere bewijsmiddelen. Het hof heeft echter wel bewezen geacht dat de verdachte zijn levensgezel heeft mishandeld en dat hij opzettelijk en wederrechtelijk de voordeur van een woning heeft vernield. De verdachte heeft ook een alarmpistool voorhanden gehad. Gelet op de gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, heeft het hof besloten om een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen van 40 uren, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft het verweer van de raadsman over de overschrijding van de redelijke termijn verworpen, omdat de totale termijn van vier jaren niet was overschreden. De op te leggen straf is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004146-17
datum uitspraak: 22 juli 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het
vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 9 november 2017 in de strafzaak
onder parketnummer 15-159027-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1961,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 juli 2020.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 februari tot en met 27 juli 2017 te Haarlem, althans in Nederland, zijn levensgezel, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door
(op 11 februari 2017)
- meermalen, althans eenmaal met vlakke hand van onder naar boven tegen de neus van die [slachtoffer 1] te slaan en/of
- te stompen op de bovenarmen, althans het lichaam en/of
- knietjes te geven tegen haar bovenbeen en/of
(op 17 mei 2017)
- aan de haren en/of de arm uit de auto te trekken, waardoor die [slachtoffer 1] op de grond viel en/of
- te schoppen tegen de bil, althans het lichaam en/of
- de keel dicht te knijpen en/of
(op 27 juli 2017)
- te duwen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of - te slaan tegen de lip, althans tegen het gezicht van die [slachtoffer 1] .
2.
hij op (een of meer) tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 februari tot en met 27 juli 2017 te Haarlem, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
(op 11 februari 2017)
- een vuurwapen, althans een daarop lijkend voorwerp op haar hoofd te richten en daarbij dreigend de woorden toe te voegen: 'ik schiet je hartstikke dood', althans woorden van gelijke dreigende strekking en/of aard en/of
(op 27 juli 2017)
- een kussen op haar gezicht te drukken en/of gedrukt te houden.
3.
hij op of omstreeks 29 juli 2017 te Haarlem, althans in Nederland opzettelijk en wederrechtelijk het slot van de voordeur en/of de voordeur van de woning aan de [adres 2] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
4.
hij op of omstreeks 31 juli 2017 te Haarlem een of meer wapens van categorie III, te weten een alarmpistool van categorie III, te weten een alarmpistool van het merk Gun Italy, model 303, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vrijspraak

Het hof is - in aansluiting op het pleidooi van de raadsman - van oordeel dat niet wettig en overtuigend
is bewezen hetgeen de verdachte onder 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe dat de verklaringen van de aangeefster onvoldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen in het dossier.

Bewijsoverweging feit 1

De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde feit wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs, omdat de verklaringen van aangeefster niet worden ondersteund door enig ander bewijs in het dossier. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat er behoudens de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 1] over de mishandelende gedragingen van de verdachte geen getuigen zijn die deze hebben waargenomen.
Het hof overweegt als volgt.
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft op 29 juli 2017 bij de politie verklaard dat de verdachte haar in de tenlastegelegde periode met de muis van zijn hand (het hof begrijpt: de binnenkant van de vlakke hand) tegen haar lip heeft geslagen, dat dat pijn deed en dat ze daardoor een dikke lip had gekregen.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte erkend dat hij [slachtoffer 1] met de vlakke hand in het gezicht heeft geduwd, maar dat hij daarbij geen bloed heeft gezien. Het hof acht dan ook bewezen dat
de verdachte zijn (toenmalige) levensgezel [slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar tegen de lip te slaan.
Voor de overige onder 1 tenlastegelegde gedragingen biedt het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs, zodat de verdachte van die gedragingen zal worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 11 februari tot en met 27 juli 2017 te Haarlem zijn levensgezel, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door
- te slaan tegen de lip van die [slachtoffer 1] .
3.
hij op 29 juli 2017 te Haarlem, opzettelijk en wederrechtelijk het slot van de voordeur van de woning aan de [adres 2] , toebehorende aan [slachtoffer 2] onbruikbaar heeft gemaakt en de voordeur van de woning aan de [adres 2] , toebehorende aan [slachtoffer 2] heeft beschadigd.
4.
hij op 31 juli 2017 te Haarlem een wapen van categorie III, te weten een alarmpistool van het merk
Gun Italy, model 303, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 1, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 3 en 4 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen en onbruikbaar maken.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 3 en 4 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 tot en met 4 bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, waarvan 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en heeft daarbij als bijzondere voorwaarden bepaald een meldplicht bij de reclassering en een behandelverplichting bij de Waag of een soortgelijke instelling.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, waarvan 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals opgelegd door de politierechter.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een mishandeling van zijn (ex-)partner, met wie hij jarenlang een relatie had en met wie hij samenwoonde. Het door de verdachte gepleegde geweld betreft een vorm van huiselijk geweld, een ernstig feit waartegen krachtig moet worden opgetreden. In een poging diezelfde (ex-)partner te spreken, heeft de verdachte tevens de deur van de woning van iemand anders ingetrapt, waardoor de deur beschadigd is geraakt en het slot onbruikbaar is geworden. Met deze gedraging heeft de verdachte inbreuk gemaakt op het eigendom van de eigenaar van de woning en hem financiële schade berokkend. Tot slot heeft de verdachte een op een vuurwapen gelijkend alarmpistool voor handen gehad. Het ongecontroleerde bezit van wapens creëert het risico van gebruik van die wapens en brengt gevoelens van onveiligheid mee.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 juni 2020 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld. Het hof heeft daarom bij het bepalen van de soort en de omvang van de aan de verdachte op te leggen straf gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd aan
first offendersen die hun weerslag hebben gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het hof acht een taakstraf in beginsel passend en geboden. De ernst van de feiten maakt echter dat niet kan worden volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf, zoals door de raadsman ter terechtzitting is bepleit. Uit hetgeen door en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht over zijn persoonlijke omstandigheden kan worden afgeleid dat de verdachte hulp heeft gezocht voor zijn problemen. Hij heeft een behandeling bij De Waag positief afgerond en lijkt inmiddels een stabiel bestaan te hebben opgebouwd samen met zijn dochter. Ook heeft hij contact met zijn stiefzoon, de zoon van de aangeefster. Het hof ziet aanleiding in deze persoonlijke omstandigheden een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen. Voor het bepalen van bijzondere voorwaarden, zoals door de advocaat-generaal gevorderd, ziet het hof geen aanleiding.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
Redelijke termijn
De redelijke termijn is aangevangen op de dag dat de verdachte voor feiten 2 en 3 in verzekering is gesteld, te weten op 29 juli 2017. In eerste aanleg is de berechting van de zaak afgerond met een eindbeslissing op 9 november 2017. Vervolgens is namens de verdachte op 23 november 2017 hoger beroep ingesteld en is de behandeling in hoger beroep afgerond met een eindbeslissing op 22 juli 2020. Alhoewel de procedure in hoger beroep de voorgeschreven termijn van twee jaren met acht maanden heeft overschreden, stelt het hof vast dat de procedure als geheel – gelet op de zeer voortvarende behandeling in eerste aanleg – een periode van drie jaren heeft bestreken en dat – uitgaande van een redelijke termijn van twee jaren per instantie – de totale termijn van vier jaren niet is overschreden. Het hof verwerpt daarom het verweer van de raadsman dat de overschrijding van de redelijke termijn op de hoogte van de op te leggen straf in mindering moet worden gebracht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde
heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L. Leenaers, mr. S. Clement en mr. H.S.G. Verhoeff, in tegenwoordigheid van
mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
22 juli 2020.
=========================================================================
[…]