ECLI:NL:GHAMS:2020:2660

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 september 2020
Publicatiedatum
9 oktober 2020
Zaaknummer
23-002854-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigverklaring van de behandeling in eerste aanleg wegens onvrijwillige afwezigheid van de verdachte en terugwijzing naar de rechtbank

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 juli 2019. De verdachte, geboren in 1987, was niet aanwezig tijdens de behandeling van zijn zaak in eerste aanleg, omdat hij een aanhoudingsverzoek had ingediend. Dit verzoek werd echter niet correct behandeld, waardoor de politierechter niet op de hoogte was van de afwezigheid van de verdachte en deze bij verstek heeft veroordeeld. De raadsvrouw van de verdachte heeft in hoger beroep verzocht om de zaak terug te wijzen naar de rechtbank, wat het hof heeft gehonoreerd. Het hof oordeelde dat de gang van zaken voldoende aannemelijk was en dat de verdachte zijn aanwezigheidsrecht niet had kunnen effectueren. Hierdoor heeft het hof de behandeling van de zaak in eerste aanleg nietig verklaard en de zaak terugverwezen naar de rechtbank Amsterdam voor een nieuwe behandeling.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 25 juli 2019 een aanhoudingsverzoek had ingediend, maar dat dit verzoek niet correct was behandeld door de bode, die het verzoek in verband bracht met een andere zaak van de moeder van de verdachte. Dit leidde tot een miscommunicatie en de verdachte werd bij verstek veroordeeld zonder dat de politierechter op de hoogte was van het aanhoudingsverzoek. Het hof heeft geconcludeerd dat deze gang van zaken niet in overeenstemming is met de rechtsgang en heeft daarom besloten om het vonnis waarvan beroep te vernietigen en de zaak terug te verwijzen naar de politierechter in de rechtbank Amsterdam.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002854-19
datum uitspraak: 25 september 2020
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 juli 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-093148-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 september 2020.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
hij, op of omstreeks 1 augustus 2018 te Amsterdam openlijk, te weten op of aan de Albert Cuypstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer], welk geweld bestond uit het duwen tegen zijn borst en/of het trappen in zijn buik, althans in de richting van zijn lichaam, en/of het met kracht vastpakken bij zijn keel/hals;
1. subsidiair
hij, op of omstreeks 1 augustus 2018 te Amsterdam, [slachtoffer] heeft mishandeld door hem te duwen tegen zijn borst en/of te trappen in zijn buik, althans in/tegen/op zijn lichaam; ( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij, op of omstreeks 1 augustus 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Als ik je zie, sla ik je tanden uit je bek" en/of "Je hebt een kanker groot probleem. Je gaat zien", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, op de gronden als hierna vermeld.
De raadsvrouw van de verdachte heeft in hoger beroep verzocht de zaak terug te wijzen naar de rechter in eerste aanleg. Daartoe heeft ze de volgende gang van zaken weergegeven.
De verdachte heeft op 25 juli 2019 kort voor aanvang van de zitting via de bode aan de politierechter verzocht om de zitting aan te houden, aangezien de verdachte niet aanwezig kon zijn tijdens de behandeling van zijn zaak, terwijl hij zijn aanwezigheidsrecht wel wilde effectueren. Op diezelfde dag diende bij de rechtbank Amsterdam nog een strafzaak, te weten bij de kantonrechter, tegen de moeder van de verdachte, die dezelfde achternaam draagt als de verdachte. Die zaak zou al worden aangehouden. Abusievelijk heeft de bode het verzoek van de verdachte in verband gebracht met de kantonzaak van diens moeder en contact opgenomen met de kantonrechter, waarop de bode de verdachte heeft medegedeeld dat zijn aanhoudingsverzoek zou worden gehonoreerd.
De politierechter van de zaak van de verdachte heeft hier niets van mee gekregen en heeft de verdachte bij verstek veroordeeld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de zaak terug wordt verwezen naar de rechtbank, omdat de inhoudelijk behandeling aldaar bij onvrijwillige afwezigheid van de verdachte heeft plaatsgenomen (vgl. Hoge Raad 9 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1149).
Het hof overweegt als volgt.
De door de raadsvrouw geschetste gang van zaken is voldoende aannemelijk geworden. De verdachte was niet ter terechtzitting in eerste aanleg aanwezig en heeft ter effectuering van zijn aanwezigheidsrecht een aanhoudingsverzoek gedaan. Hem is vervolgens meegedeeld dat dit verzoek was toegewezen zonder dat dit verzoek voorgelegd was aan de behandelende politierechter. Als gevolg hiervan is de verdachte bij verstek veroordeeld, zulks terwijl de politierechter niet op de hoogte was van het aanhoudingsverzoek.
Naar het oordeel van het hof dient dit te leiden tot nietigverklaring van de behandeling van de zaak in eerste aanleg, vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Amsterdam teneinde deze in overeenstemming met het vorenstaande opnieuw ten gronde te behandelen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Wijst de zaak terug naar de politierechter in de rechtbank Amsterdam, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S.M.M. Bordenga, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van
mr. S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
25 september 2020.
mr. M.F.J.M. de Werd en mr. S.M.M. Bordenga zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.