ECLI:NL:GHAMS:2020:2636

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2020
Publicatiedatum
8 oktober 2020
Zaaknummer
23-002093-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hennepkwekerij en diefstal van stroom

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1971, was eerder veroordeeld voor het telen van hennep en diefstal van stroom. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw beoordeeld. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk telen van ongeveer 1300 gram hennep en het stelen van elektriciteit van Liander in de periode van 1 maart 2017 tot en met 9 oktober 2017. De raadsvrouw van de verdachte heeft betoogd dat de tenlastegelegde periode voor feit 2 onjuist was en dat de verdachte voor de eerdere periode vrijgesproken moest worden. Het hof heeft echter geoordeeld dat er voldoende bewijs was voor de diefstal van stroom en dat de verdachte zich gedurende de gehele tenlastegelegde periode schuldig had gemaakt aan de feiten. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, en de vordering van de benadeelde partij Liander N.V. tot schadevergoeding is gedeeltelijk toegewezen. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals het strafblad van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002093-19
datum uitspraak: 2 oktober 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 3 juni 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-256335-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
adres: [aanslagnummer].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
18 september 2020.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 oktober 2017 te Zaandam, gemeente Zaanstad opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan het [plek]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1300 gram hennep en/of ongeveer 53 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2017 tot en met 9 oktober 2017 te Zaandam, gemeente Zaanstad met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom, in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan Liander, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof komt tot andere beslissingen.

Bespreking van verweren in hoger beroep

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat de verdachte zich met betrekking tot feit 1 en feit 2 refereert aan het oordeel van het hof, met uitzondering van de ten laste gelegde periode van feit 2. De ten laste gelegde periode zou niet 1 maart 2017 tot en met 9 oktober 2017 moeten bestrijken, maar 19 juli 2017 tot en met 9 oktober 2017. Dit wordt ondersteund door het aangetroffen kweekschema waarop als startdatum van de kwekerij 19 juli 2017 is weergegeven. De raadsvrouw verzoekt het hof om de verdachte voor de eerdere periode partieel vrij te spreken.
De fraudespecialist van Liander heeft na onderzoek geconcludeerd dat er een hennepplantage was ingericht in het desbetreffende perceel, in ieder geval in de periode van maart 2017 tot 9 oktober 2017. Dat is onder meer gebaseerd op de vervuiling van het koolstoffilter die ondubbelzinnig duidt op meerdere oogsten. Het verweer van de raadsvrouw dat de vervuiling wordt verklaard doordat de verdachte de spullen tweedehands gekocht zou hebben, is onaannemelijk, want de filters zijn schoon opgehangen en gaan slechts 3 à 4 oogsten mee. Dat het kweekschema begint op 19 juli, betekent niet dat er geen eerdere kweken zijn geweest ten behoeve waarvan stroom is gestolen. Bovendien strookt de bevinding van de fraudespecialist van Liander aangaande de periode dat de kwekerij in werking is geweest met het gegeven dat de betrokkene vanaf 6 maart 2017 vanaf zijn bankrekening uitgaven heeft gedaan die zijn te relateren aan hennepkweek. Bij gebrek aan voldoende aanknopingspunten in andere zin moet ervan worden uitgegaan dat de verdachte zich gedurende de gehele ten laste gelegde periode schuldig heeft gemaakt aan diefstal van stroom ten behoeve van de hennepteelt.
Het hof verwerpt het verweer.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 9 oktober 2017 te Zaandam, gemeente Zaanstad opzettelijk heeft geteeld en/of bewerkt en/of verwerkt in een pand aan het [plek] een hoeveelheid van in totaal ongeveer 1300 gram hennep en ongeveer 53 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
2.
hij op tijdstippen in de periode van 1 maart 2017 tot en met 9 oktober 2017 te Zaandam, gemeente Zaanstad met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom toebehorende aan Liander, waarbij verdachte telkens het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van 53 hennepplanten in een woning en het telen dan wel bewerken dan wel verwerken van ongeveer 1300 gram hennep. Ten behoeve daarvan heeft hij elektriciteit gestolen. Daarmee heeft de verdachte de illegale handel in hennep in stand gehouden. Daarnaast is hennep bij gebruik niet alleen schadelijk voor de volksgezondheid, maar ook - direct en indirect - de oorzaak van diverse vormen van criminaliteit. Dat hij als gevolg hiervan zijn woning is kwijtgeraakt en nu in financiële moeilijkheden verkeert, is spijtig, maar het logische gevolg van zijn handelen. Een taakstraf is op zijn plaats en er is geen reden om tot een taakstraf van minder uren te komen dan in soortgelijke gevallen wordt opgelegd. Er is ook geen aanleiding om een deel van die straf alleen in voorwaardelijke vorm op te leggen, zoals de politierechter heeft gedaan.
Het hof heeft daarbij ook acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie ten name van de verdachte van 9 september 2020, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld wegens het plegen van strafbare feiten.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij Liander N.V.

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.205,56. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdediging heeft de hoogte van de vordering betwist en daartoe in de kern gesteld dat slechts die kosten voor vergoeding in aanmerking komen die rechtstreeks zijn te relateren aan het bewezenverklaarde feit. De incassokosten komen om die reden niet voor toewijzing in aanmerking.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.917,88. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft voor het overige een kostenpost opgevoerd van € 287,68 aan incassokosten. Het hof overweegt op dat punt dat slechts bij uitzondering aanspraak bestaat op vergoeding van redelijke kosten ter voldoening buiten rechte. Het verzenden van een enkele, eenvoudige aanmaning of het opstellen van gestandaardiseerde stukken is niet voldoende. [1] Het is het hof niet gebleken dat sprake is van uitzonderlijke inspanningen met betrekking tot voldoening buiten rechte door Liander. Zodoende is onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij ook op dit punt rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van dat bedrag gehouden zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Liander N.V. is een commerciële rechtspersoon met een professionele incasso-afdeling, zodat geen noodzaak bestaat voor het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel, zoals door de advocaat-generaal is gevorderd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij Liander N.V.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Liander N.V. ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.917,88 (duizend negenhonderdzeventien euro en achtentachtig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 23 december 2017.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. J.L. Bruinsma en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. R. Vosman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
2 oktober 2020.
mr. A. Dantuma-Hieronymus is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]

Voetnoten

1.HR 11 juli 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7004, NJ 2003, 556.