In deze zaak gaat het om een geschil tussen EMAX NEDERLAND B.V. en BOEHRINGER INGELHEIM ANIMAL HEALTH NETHERLANDS B.V. over de beëindiging van een distributieovereenkomst voor dierenverzorgingsproducten. Emax, een leverancier van geregistreerde diergeneesmiddelen en verzorgingsproducten, is in hoger beroep gekomen tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, waarin haar vorderingen tot schadevergoeding werden afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de samenwerking tussen partijen was gebaseerd op jaarlijks gesloten distributieovereenkomsten voor bepaalde tijd, die van rechtswege eindigden op 31 december van elk jaar. Emax stelde dat er een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd was ontstaan, maar het hof oordeelde dat de contractuele bepalingen duidelijk wezen op een overeenkomst voor bepaalde tijd zonder stilzwijgende verlenging.
De feiten van de zaak zijn als volgt: Emax en Merial hebben sinds 2002 samengewerkt, waarbij Emax producten van Merial inkocht en verkocht aan dierenspeciaalzaken. De contracten tussen partijen bevatten expliciete bepalingen over de duur van de samenwerking en de voorwaarden voor beëindiging. Merial heeft op 28 september 2017 aan Emax meegedeeld dat de samenwerking na 31 december 2017 niet zou worden voortgezet, wat Emax als onrechtmatig beschouwde. Emax vorderde schadevergoeding wegens gederfde bruto marge en andere verliezen, maar de rechtbank en het hof oordeelden dat er geen grondslag was voor deze vorderingen.
Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en oordeelde dat Emax niet kon aantonen dat er een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd was ontstaan. Ook de vordering tot schadevergoeding wegens afgebroken onderhandelingen werd afgewezen, omdat Merial gerechtigd was om de onderhandelingen te beëindigen. Emax werd veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.