Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.de vereniging ASSOCIATED BUSINESS MUSIC DISTRIBUTORS,
BCM MUSIC SYSTEMS B.V.,
DJ-MATIC B.V.,
EASYS HORECA B.V.,
PB SOUND B.V.,
THE MUSIC MARKETEERS B.V.,
XENOX MUSIC & MEDIA B.V.,
1.VERENIGING BUMA,
STICHTING STEMRA,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
streaming on demandbeschikbaar stellen van muziek binnen Nederland. De daarvoor verschuldigde auteursrechtelijke vergoedingen zijn gebaseerd op het (door Stemra vastgestelde) “Streaming On Demand” tarief. Voor deze organisaties (hierna: streamingdiensten) bedraagt dit tarief 10% van de muziekgerelateerde jaaromzet bij licentiëring van 100% van het Buma/Stemra repertoire, met een minimum van € 0,85 per abonnee per maand. In dit geschil hebben partijen Spotify genoemd als voorbeeld van een dergelijke streamingdienst, zonder dat zij hun argumenten in dit verband tot die ene partij hebben willen beperken. Een abonnement bij Spotify kost op dit moment in Nederland € 9,99 incl. BTW per maand.
(…)
“Mag ik gebruik maken van streamingdiensten voor commerciële doeleinden?”
Het aantal aanbieders van streaming muziek groeit gestaag. Via deze muziekdiensten is het mogelijk om op uw computer of mobiele telefoon gestreamde muziek te beluisteren. U wordt dan geen eigenaar van die muziek maar kunt deze beluisteren. Buma/Stemra sluit met deze aanbieders overeenkomsten om ervoor te zorgen dat de componisten, tekstschrijvers en uitgevers van deze muziek een eerlijke vergoeding krijgen voor het gebruik hiervan.
De ABMD verwacht van Buma/Stemra dat zij het zakelijke gebruik van consumenten streamingdiensten sanctioneert, waarbij zowel wordt opgetreden tegen de gebruiker als tegen de streamingdienst.
3.Beoordeling
streaming on demandbeschikbaar stellen van muziek verschillende markten zijn, dat ook de markten voor de verlening van licenties voor achtergrondmuziek respectievelijk voor de beschikbaarstelling door
streaming on demandverschillende markten zijn en dat Buma/Stemra noch wettelijk, noch feitelijk een machtspositie heeft op deze markten. Haar wettelijk monopolie op grond van artikel 30a Aw speelt in dit geval geen rol. Voor zover Buma/Stemra op een van die markten toch een machtspositie heeft, maakt zij daarvan geen misbruik. Voorts voert Buma/Stemra aan dat zij geen partij is bij de overeenkomst tussen de streamingdiensten en hun abonnees. Een eventueel onjuist gebruik door die abonnees van het muziekaanbod van de streamingdiensten kan dan ook niet door Buma/Stemra worden verboden. Daarnaast bieden de streamingdiensten ook muziek aan van rechthebbenden voor wie Buma/Stemra niet als vertegenwoordiger kan en mag optreden omdat die streamingdienst een overeenkomst met die rechthebbenden heeft inzake de distributie van hun muziek.
NNEK/Mourik); HR 11 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:4). Die eis geldt met name in gevallen waarin de verweerder, anders dan de eisende partij, beschikt of geacht moet worden te beschikken over gegevens die voor die bewijslevering van belang kunnen zijn. Indien de verweerder in zo’n geval niet voldoet aan deze verzwaarde onderbouwingsplicht, zal de rechter blijkens de genoemde rechtspraak van de Hoge Raad onder meer de stellingen van de eisende partij als onvoldoende betwist en daarmee vaststaand kunnen aanmerken, of deze als voorshands bewezen aanmerken behoudens tegenbewijs door de verwerende partij.
downstream) markt, dat wil zeggen de positie van Buma/Stemra ten opzichte van haar ‘afnemers’ van licentiëring voor het gebruik van muziekwerken. Daartoe zal ook moeten komen vast te staan dat de betrokken afnemers, in dit geval de ABMD-leden enerzijds en de streamingdiensten anderzijds, zich op dezelfde markt bevinden, zowel in geografisch opzicht als wat betreft de inhoud en uitwisselbaarheid van de door hen aangeboden diensten (hierna: de relevante markt).
MEO), punt 37). Daarbij is blijkens het genoemde arrest, punt 34, onder meer van belang in hoeverre de gevolgen van een tariefdifferentiatie voor de kosten die worden gedragen door de marktdeelnemer die zich benadeeld acht, of voor zijn winstgevendheid en winsten, al of niet significant zijn, nu uit betrekkelijk geringe gevolgen in dit verband eventueel kan worden afgeleid dat die tariefdifferentiatie geen effect kan hebben op de concurrentiepositie van die marktdeelnemer.