ECLI:NL:GHAMS:2020:2505

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 september 2020
Publicatiedatum
21 september 2020
Zaaknummer
23-001110-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak openlijke geweldpleging na uiteenlopende getuigenverklaringen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1983, was aangeklaagd voor openlijke geweldpleging en mishandeling, gepleegd op 28 oktober 2017 te Duivendrecht. De tenlastelegging omvatte het slaan van de benadeelde met een kruk en het toebrengen van lichamelijk letsel. Tijdens de zitting in hoger beroep op 4 september 2020 zijn de verklaringen van de aangever, getuigen en de verdachte zelf besproken. De verklaringen waren echter tegenstrijdig, wat leidde tot twijfels over de schuld van de verdachte. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de tenlastegelegde feiten. De advocaat-generaal had vrijspraak gevorderd, en het hof volgde dit advies. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001110-18
datum uitspraak: 18 september 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 maart 2018 in de strafzaak onder parketnummer
13-214051-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
4 september 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 28 oktober 2017 te Duivendrecht, gemeente Ouder-Amstel, in elk geval in Nederland openlijk, te weten op de Rozenburglaan, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijjke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde] door die [benadeelde] met een kruk, althans een hard voorwerp, tegen zijn hoofd, althans tegen het lichaam te slaan en/of die [benadeelde] te slaan en/of te trappen tegen het lichaam terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten hoofdwond en/of een dikke lip, voor slachtoffer ten gevolge heeft gehad;
subsidiair:
hij op of omstreeks 28 oktober 2017 te Duivendrecht, gemeente Ouder-Amstel
[benadeelde] heeft mishandeld door hem tegen het lichaam te slaan en/of te schoppen, althans met kracht op zijn lichaam te springen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.

Vrijspraak

Het hof acht, met de advocaat-generaal en de raadsvrouw, niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging, dan wel mishandeling, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Op grond van het dossier en de behandeling in hoger beroep is gebleken dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] op 28 oktober 2017 op een scooter van Amsterdam naar Duivendrecht is gereden. Ter hoogte van de Rozenburglaan hebben zij een wegafzetting genegeerd, waarna onenigheid is ontstaan tussen de verdachten en de aangever [benadeelde], die daar op dat moment werkzaam was als verkeersregelaar. Over wat er daarna is voorgevallen lopen de verklaringen van de aangever, de getuigen en de verdachten uiteen. Zo heeft de aangever wisselend verklaard over het geweld dat tegen hem zou zijn gepleegd en hebben getuigen andersluidend verklaard over de rol van de verdachte. Het dossier, bezien in het licht van de stellige ontkenning van de verdachte, biedt het hof onvoldoende basis voor de overtuiging dat de verdachte de ten laste gelegde handelingen heeft gepleegd.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 750,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 500,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het primair tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N. van der Wijngaart, mr. R.D. van Heffen en mr. A.M.P. Geelhoed, in tegenwoordigheid van mr. A.S. de Bruin en mr. P.M. Huizenga, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 september 2020.
Mr. Geelhoed is buiten staat dit arrest te ondertekenen