ECLI:NL:GHAMS:2020:2492

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2020
Publicatiedatum
21 september 2020
Zaaknummer
23-000395-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal van snorfiets door twee of meer verenigde personen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 mei 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 2002, was beschuldigd van diefstal van een snorfiets (RIVA) op 14 oktober 2019 te Beverwijk, samen met een of meer anderen. De kinderrechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren en voorwaardelijke jeugddetentie. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en heeft de eerdere veroordeling vernietigd. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en deelname aan begeleiding. De verdachte heeft verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en het hof heeft rekening gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden en eerdere veroordelingen. De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend, die gedeeltelijk is toegewezen. Het hof heeft de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade die is veroorzaakt door zijn handelen. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000395-20
datum uitspraak: 28 mei 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland van 4 februari 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-258669-19 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 mei 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 oktober 2019 te Beverwijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een brom/snorfiets (RIVA), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen brom/snorfiets onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel het contactslot te verwijderen, in elk geval door middel van braak van braak.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de kinderrechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 oktober 2019 te Beverwijk tezamen en in vereniging met een ander, een snorfiets (RIVA) die toebehoorde aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich die snorfiets wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen snorfiets onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kinderrechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest, en één week voorwaardelijke jeugddetentie en een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarden – kort samengevat – een meldplicht, het meewerken aan begeleiding en het volgen van onderwijs en/of het hebben van een zinvolle dagbesteding.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie, waarvan 10 uren, subsidiair 5 dagen jeugddetentie voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren met de bijzondere voorwaarden zoals opgelegd in eerste aanleg.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de straf gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal van een snorfiets en daardoor geen respect getoond voor andermans eigendom. Diefstal op straat veroorzaakt niet alleen veel hinder en overlast, maar draagt tevens bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 1 mei 2020 is hij eerder ter zake van een vermogensdelict onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
In het voordeel van de verdachte neemt het hof in aanmerking dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep het tenlastegelegde feit heeft bekend en dat hij daarvoor zijn verantwoordelijkheid heeft genomen.
Bij het bepalen van de straf heeft het hof verder acht geslagen op het over de verdachte opgemaakte rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 29 januari 2020, opgemaakt door kernfunctionaris/raadsonderzoeker [naam 1], en op hetgeen overigens ter terechtzitting in hoger beroep omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte is gebleken, onder meer verwoord door gezinsmanager [naam 2] van de Jeugdbescherming (Regio Amsterdam). De Raad en de Jeugdbescherming adviseren een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden – kort samengevat – een meldplicht, het meewerken aan begeleiding en het volgen van onderwijs en/of het hebben van een zinvolle dagbesteding.
Gelet op de ernst van het feit en de recidive op het gebied van vermogensdelicten komt het hof tot een iets hogere straf dan door de advocaat-generaal is gevorderd. Het hof acht, alles afwegende, een werkstraf voor de duur van 40 uren passend en geboden. Het hof zal een gedeelte van die straf, te weten 20 uren, in voorwaardelijke vorm opleggen teneinde de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten. Daaraan zal het hof de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de Raad en de Jeugdbescherming. De verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep bereid verklaard mee te werken aan alle aan hem op te leggen bijzondere voorwaarden. Anders dan de kinderrechter ziet het hof geen aanleiding om daarnaast een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. De oplegging van een jeugddetentie, al dan niet in voorwaardelijke vorm, lag in de rede gelet op de genoemde recidive, maar gezien de proceshouding van de verdachte en de adviezen van de deskundigen acht het hof jeugddetentie niet passend.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 826,55. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 600,00. Ter terechtzitting is op basis van de toen beschikbare processtukken door het hof vastgesteld dat de benadeelde partij zich in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijk vordering. Na afloop van de terechtzitting is alsnog bij het hof een voegingsformulier van de benadeelde partij binnen gekomen waarin staat dat hij zijn oorspronkelijke vordering handhaaft. Het hof laat het bij de constatering daarvan, omdat het voor de na te noemen beslissing geen verschil maakt.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering overeenkomstig de beslissing en overwegingen in eerste aanleg hoofdelijk wordt toegewezen tot een bedrag van € 600,00.
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering slechts toewijsbaar is tot een lager bedrag. De kosten van de spiegelset, de zijkap en de accu en de opgenomen snipperdagen volgen niet rechtstreeks uit het bewezenverklaarde feit. Voorts is verzocht de verdachte niet hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor de schade.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het bedrag van € 100,00 ter zake van materiële schade, hetgeen ziet op de waarde van het contactslot (€ 44,95) en het geschatte arbeidsloon voor het vervangen van dat contactslot (€ 55,05). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Het hof acht de verdachte met zijn mededader voor de gehele voormelde schade hoofdelijk aansprakelijk. Iedere deelnemer aan een strafbaar feit is immers hoofdelijk aansprakelijk voor de rechtstreeks daardoor toegebrachte schade. Dat de medeverdachte in diens zaak niet hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade maakt niet dat het hof in onderhavige zaak anders over de hoofdelijke aansprakelijkheid oordeelt.
Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden en komt de vordering het hof ongegrond voor. De verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot
20 (twintig)uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde datde veroordeelde zich zal melden bij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming (Regio Amsterdam), afdeling jeugdreclassering en zich gedurende de proeftijd en op de door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht;
Stelt als bijzondere voorwaarde datde veroordeelde mee zal werken aan de begeleiding die hem geboden wordt door Intensieve Forensische Aanpak (IFA) van Spirit;
Stelt als bijzondere voorwaarde datde veroordeelde onderwijs zal volgen en/of zinvolle dagbesteding zal hebben.
Geeft opdracht aan Jeugdbescherming Regio Amsterdam tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 100,00 (honderd euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader [medeverdachte] hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 100,00 (honderd euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 14 oktober 2019.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. M.J.A. Duker en mr. J. Piena, in tegenwoordigheid van mr. S.L.D. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 mei 2020.
mr. M.J.A. Duker en mr. J. Piena zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]