In deze zaak heeft klaagster, de dochter van de overleden vader, een klacht ingediend tegen de notaris over de zorgvuldigheid bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van haar vader ten tijde van het opstellen van zijn testamenten. De vader had in 2010 een derde testament gepasseerd, waarin hij klaagster onterfde. Klaagster betoogde dat de notaris onvoldoende aandacht had besteed aan de wilsbekwaamheid van haar vader, die volgens haar leed aan vasculaire dementie. Klaagster stelde dat er verschillende indicatoren waren die de notaris hadden moeten aanzetten tot een zorgvuldiger onderzoek naar de wilsbekwaamheid van haar vader. Het hof oordeelde dat de notaris voldoende zorgvuldigheid had betracht en dat er geen gerede twijfel bestond over de wilsbekwaamheid van de vader op het moment van het passeren van het testament. Het hof verklaarde de klacht ongegrond, omdat de notaris had aangetoond dat zij de wilsbekwaamheid van de vader had beoordeeld en dat er geen aanwijzingen waren voor een gebrek aan wilsbekwaamheid. De notaris had ook geen onterecht beroep gedaan op haar geheimhoudingsplicht.