In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 augustus 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X], tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 mei 2019. De zaak betreft de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift dat door belanghebbende te laat was ingediend. Belanghebbende betoogde dat hij in het buitenland verbleef en daardoor niet tijdig bezwaar kon maken tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn onroerende zaak, die was vastgesteld op € 843.000. De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam had het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, wat door de rechtbank werd bevestigd.
Het Hof oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. Het verblijf in het buitenland werd niet als een geldige reden voor de termijnoverschrijding erkend, aangezien van belanghebbende verwacht mocht worden dat hij zijn zaken tijdens zijn afwezigheid door een derde zou laten behartigen. Het Hof concludeerde dat er geen andere feiten of omstandigheden waren die een verschoonbare termijnoverschrijding konden rechtvaardigen. Hierdoor werd het hoger beroep van belanghebbende ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften en de verantwoordelijkheden van belastingplichtigen om ervoor te zorgen dat zij binnen de wettelijke termijnen handelen, ook wanneer zij zich in het buitenland bevinden. De beslissing heeft implicaties voor de manier waarop belastingplichtigen hun rechten kunnen uitoefenen en de noodzaak om adequaat te reageren op belastingaanslagen.