Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
'culpa') van de curator.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 juli 2020 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een vordering tot herroeping van een eerder arrest van 17 mei 2016. De eiser tot herroeping, die als gespecialiseerd insolventieadviseur had gefunctioneerd, stelde dat het eerdere arrest berustte op bedrog door de curator, die volgens hem beslissende stukken had achtergehouden. De curator was in deze zaak betrokken als vertegenwoordiger van de failliete vennootschappen, die in 2006 failliet waren verklaard. De eiser voerde aan dat hij na het eerdere arrest nieuwe bewijsstukken had verkregen die de onrechtmatigheid van zijn handelen zouden aantonen. Het hof oordeelde echter dat de eiser niet voldoende had aangetoond dat de curator bedrog had gepleegd of dat de nieuwe stukken van beslissende aard waren. Het hof wees de vordering tot herroeping af en veroordeelde de eiser in de kosten van de procedure. De uitspraak benadrukt de strikte eisen die aan herroepingsvorderingen worden gesteld, vooral in faillissementszaken, en bevestigt de rechtskracht van eerdere uitspraken.