ECLI:NL:GHAMS:2020:2114
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake boetebeding in raamovereenkomst en matiging van boete
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, gaat het om een hoger beroep van Holland Capital Partners B.V. (HCP) tegen MN Services N.V. (MN) met betrekking tot een boetebeding in een raamovereenkomst. De Hoge Raad had eerder de arresten van het Gerechtshof Den Haag vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling. HCP vorderde onder andere betaling van licentievergoedingen en boetes wegens het niet tijdig melden van fusies en samenwerkingen, die volgens de raamovereenkomst aan een meldingsplicht waren onderworpen. MN had de meldingsplicht niet nageleefd en voerde aan dat de boete gematigd moest worden op grond van redelijkheid en billijkheid, zoals bedoeld in artikel 6:248 lid 2 BW.
Het hof oordeelde dat MN toerekenbaar tekortgeschoten was in haar verplichtingen uit de raamovereenkomst. De vorderingen van HCP werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de boetes werden gematigd van € 20 miljoen naar € 250.000 per melding. Het hof overwoog dat de hoogte van de boete in verhouding tot de werkelijke schade buitensporig was en dat de omstandigheden waaronder het boetebeding was ingeroepen, geen aanleiding gaven om de boete niet te matigen. Het hof bevestigde de eerdere toewijzing van de licentievergoedingen en de wettelijke rente, en veroordeelde MN in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige naleving van contractuele verplichtingen en de mogelijkheden voor matiging van boetes in het civiele recht.