2.1.De rechtbank heeft in ten aanzien van de voorliggende zaak (inzake de aanslag IB 2016) de volgende feiten vastgesteld:
1. Eiseres is woonachtig in [plaats]. Zij is getrouwd met de heer [Y] (hierna: de echtgenoot). Samen hebben zij drie kinderen die in de onderhavige jaren thuis woonden.
12. Bij brief met dagtekening 28 februari 2017 is eiseres uitgenodigd tot het doen van aangifte IB/PVV 2016. Op 12 juni 2017 is eiseres herinnerd aan het doen van aangifte IB/PVV 2016, waarbij is gewezen op de mogelijkheid dat een boete wordt opgelegd.
13. Verweerder heeft eiseres met dagtekening 11 juli 2017 een aanmaning verzonden om alsnog aangifte IB/PVV 2016 te doen. In de aanmaning heeft verweerder eiseres erop gewezen dat een boete zal worden opgelegd als de aangifte niet uiterlijk 25 juli 2017 is ontvangen. Eiseres heeft geen aangifte IB/PVV 2016 gedaan.
14. Verweerder heeft met dagtekening 14 maart 2018 de aanslag IB/PVV 2016 ambtshalve vastgesteld waarbij tevens de boetebeschikking en de beschikking belastingrente zijn vastgesteld. Het verzamelinkomen is vastgesteld op € 21.484 en bestaat uit € 10.000 aan winst uit onderneming en € 11.484 aan looninkomsten.
15. Bij brief van 23 april 2018 heeft de gemachtigde van eiseres pro forma bezwaar gemaakt tegen de opgelegde aanslag en beschikkingen.
16. Eiseres is in de gelegenheid gesteld vóór 12 juli 2018 de motivering van het bezwaar in te dienen.
17. Op 20 juni 2018 heeft eiseres via een aangifteformulier gegevens verstrekt. In de verstrekte gegevens is een verzamelinkomen vermeld van € 11.484 (looninkomsten). Gelijk met de verstrekte gegevens heeft de gemachtigde van eiseres een nadere motivering van het bezwaar gegeven. Daarin is verzocht de aanslag te verminderen overeenkomstig de ingediende gegevens en de verzuimboete te vernietigen. Tevens is daarin verzocht om toekenning van een kostenvergoeding.
18. Met dagtekening 31 juli 2018 heeft verweerder uitspraak op bezwaar gedaan waarbij het belastbaar inkomen uit werk en woning is verminderd tot op € 11.484 met dienovereenkomstige vermindering van de beschikking belastingrente. Er is geen beslissing gegeven op het verzoek van eiseres om toekenning van een kostenvergoeding. Een hoorgesprek heeft niet plaatsgevonden.
19. Namens eiseres is haar gemachtigde hiertegen op 3 september 2018 (ontvangen door de rechtbank op 4 september 2018) in beroep gekomen.
20. Op 5 november 2018 heeft verweerder de gemachtigde van eiseres per brief voorgesteld om een kostenvergoeding van € 500 toe te kennen en het griffierecht van € 46 te vergoeden onder de voorwaarde dat eiseres de beroepen intrekt. In een latere e-mail heeft verweerder het bedrag van € 500 als volgt gespecificeerd: 1 punt voor bezwaar (€ 249) en 0,5 punt voor beroep (€ 250,50). De gemachtigde van eiseres is met dit voorstel niet akkoord gegaan.”