ECLI:NL:GHAMS:2020:2

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 januari 2020
Publicatiedatum
3 januari 2020
Zaaknummer
23-002147-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake diefstal van motorfietsen en witwassen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van voorarrest, voor de diefstal van twee motorfietsen. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en de verdachte vrijgesproken van meerdere andere tenlastegelegde feiten, waaronder heling en witwassen. De zaak kwam voor het hof na een hoger beroep ingesteld door de verdachte tegen het vonnis van de rechtbank, waarin hij op 22 mei 2019 was veroordeeld. Het hof heeft de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep ten aanzien van enkele vrijspraken van de rechtbank verworpen, omdat hiertegen geen hoger beroep openstond. Het hof heeft de bewijsvoering beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de diefstal van een KTM en een BMW motorfiets, maar niet aan de andere tenlastegelegde feiten. De verdachte had samen met een ander de motorfietsen gestolen uit afgesloten parkeergarages door middel van braak en inklimming. Het hof heeft de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte meegewogen in de strafmaat, en heeft uiteindelijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden opgelegd. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte van de relevante feiten is vrijgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002147-19
Datum uitspraak: 3 januari 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 22 mei 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-741015-19 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
12 december 2019 en 20 december 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep ten aanzien van feit 1

De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen deze in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep ten aanzien van feit 7

De rechtbank heeft de verdachte tevens vrijgesproken van het onder 7 cumulatief/alternatief tenlastegelegde witwassen van 750 euro op 30 januari 2019 te Amsterdam. Het ingestelde hoger beroep is mede gericht tegen deze in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak.
Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat dit deel van de tenlastelegging (uitsluitend) cumulatief dient te worden gelezen en dat, gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, tegen deze beslissing geen hoger beroep open staat. Het hof zal de verdachte daarom niet‑ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover gericht tegen deze in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd
-voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen- dat:
2.
hij op of omstreeks 9 september 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een (afgesloten) parkeergarage (gelegen aan het [locatie 1] ) een motor (van het merk KTM, type 790 DUKE, met kenteken [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 17 oktober 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een (afgesloten) parkeergarage (gelegen aan de [locatie 2] ) een motor (van het merk BMW, type R 1200 GS Adventure, met kenteken [kenteken 2] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
4.
hij op of omstreeks 17 oktober 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een motor (van het merk Piaggio, type MP3, met kenteken [kenteken 3] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
5.
hij op of omstreeks 27 oktober 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een (afgesloten) parkeergarage (gelegen aan het [locatie 3] ) een motor (van het merk BMW, type R1200, met kenteken [kenteken 4] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorde, te weten aan
[slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of een valse sleutel, te weten door de toegangsdeur van die parkeergarage te openen met een stuk plastic (flipperen);
6.
primair
hij op of omstreeks 21 januari 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een motorscooter (van het merk Yamaha, type Xp500, met kenteken [kenteken 5] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair
hij in de periode van 21 januari 2019 tot en met 30 januari 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een goed, te weten een motorscooter (van het merk Yamaha, type Xp500, met kenteken [kenteken 5] ) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
7.
hij op of omstreeks 30 januari 2019, te Amsterdam, althans in Nederland, van een voorwerp, te weten een of meer geldbedrag(en) van (in totaal) 26.085,- Euro, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten een of meer geldbedrag(en) van (in totaal) 26.085,- Euro was, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie een voorwerp, te weten een of meer geldbedrag(en) van (in totaal) 26.085,- Euro, voorhanden heeft gehad en/of een voorwerp, te weten een of meer geldbedrag(en) van (in totaal) 26.085,- Euro heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen, omgezet of hiervan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Bespreking van bewijsverweren

De raadsman heeft ten aanzien van het onder 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde het verweer gevoerd dat de resultaten van het onderzoek aan de telefoon van de verdachte moeten worden uitgesloten van het bewijs. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte ten onrechte niet de cautie is gegeven en evenmin op zijn consultatierecht is gewezen, hetgeen had moeten gebeuren voorafgaande aan het verzoek van de verbalisant aan deze de code van de telefoon van de verdachte te geven, aan welk verzoek de verdachte toen heeft voldaan. Dit levert een onherstelbaar vormverzuim op waarbij het recht van de verdachte op een eerlijk proces en de eerbiediging van zijn privéleven zijn geschonden.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 6 tenlastegelegde het verweer gevoerd dat de verklaring van de tante van de verdachte (het hof begrijpt: als weergegeven in het proces-verbaal van bevindingen van 30 januari 2019, p. 043) van het bewijs moet worden uitgesloten nu aan de tante niet de cautie is gegeven en zij niet is gewezen op haar verschoningsrecht ten opzichte van de verdachte, hetgeen een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering oplevert. De raadsman heeft in dat verband gewezen op de uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens van
4 september 2018 in de zaak Güner tegenTurkije (nr. 28338/07).
Het hof gebruikt de resultaten van het onderzoek aan de telefoon van de verdachte zoals vastgelegd in verschillende processen-verbaal van bevindingen en het extractierapport alsmede het proces-verbaal van bevindingen van 30 januari 2019 niet voor het bewijs zodat de daarop betrekking hebbende verweren van de raadsman geen verdere bespreking behoeven.

Vrijspraken van het onder 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde

Anders dan de advocaat-generaal acht het hof niet bewezen hetgeen de verdachte onder 4, 5, 6 en 7 is tenlastegelegd.
Ten aanzien van de onder 4 tenlastegelegde gekwalificeerde diefstal van de Piaggio motor van aangever
[slachtoffer 3] overweegt het hof dat de verdachte niet rechtstreeks op de camerabeelden van het onderhavige feit is herkend als één van de daders. Wel is hij door opsporingsambtenaar [verbalisant]
met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheidherkend als één van twee personen die (tevens) zijn betrokken bij de gekwalificeerde diefstal die de verdachte onder 3 is tenlastegelegd, welke diefstal later diezelfde nacht is gepleegd. [verbalisant] heeft de herkenning gebaseerd -zo begrijpt het hof- op de combinatie van personen en de kleding van de verdachten bij beide feiten.
Het hof acht de door [verbalisant] genoemde overeenkomsten met de verdachten van het onder 3 tenlastegelegde onvoldoende voor de herkenning van de verdachte als één van de daders van de diefstal van de motor van [slachtoffer 3] . Dat de diefstallen binnen twee uur en op een afstand van ongeveer 2 km van elkaar zijn gepleegd en dat bij beide diefstallen een slijptol is gebruikt, acht het hof onvoldoende steun geven aan het bewijs, zodat de verdachte van het onder 4 tenlastegelegde feit zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de onder 5 tenlastegelegde gekwalificeerde diefstal van de BMW motor van aangever [slachtoffer 4] uit een parkeergarage aan het [locatie 3] in Amsterdam overweegt het hof dat uit de inhoud van de stukken van het dossier weliswaar kan volgen dat de verdachte betrokken is bij de diefstal van een motor uit die parkeergarage maar niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat het de motor van aangever [slachtoffer 4] betreft, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Met de advocaat-generaal acht het hof de onder 6 primair tenlastegelegde gekwalificeerde diefstal van de Yamaha motorscooter van [benadeelde] niet bewezen. Het hof acht, anders dan de advocaat-generaal, evenmin bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder 6 subsidiair ten laste gelegde heling van die motorscooter. Het enkele feit dat die motorscooter is aangetroffen in de kelderbox behorende bij de woning van de tante van de verdachte, in welke woning hij met enige regelmaat verbleef, is onvoldoende redengevend voor het bewijs. Dat de verdachte de beschikking zou hebben over een sleutel van die box sluit niet uit dat (ook) anderen toegang tot die box hadden en die motorscooter daar hebben geplaatst. De verdachte zal daarom van het onder 6 primair en subsidiair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
De verdachte zal eveneens worden vrijgesproken van het onder 7 tenlastegelegde witwassen.
Evenals de advocaat-generaal acht het hof niet bewezen dat de verdachte het geldbedrag van € 4.120,00 dat in de slaapkamer van de tante van de verdachte is aangetroffen, voorhanden had.
Het hof acht evenmin bewezen dat de verdachte de geldbedragen van in totaal € 22.700,00 voorhanden had. Deze geldbedragen zijn aangetroffen in de slaapkamer waarin de verdachte met enige regelmaat sliep en waarin hij is aangehouden. Dat geld bevond zich grotendeels buiten het zicht in een kast, onder het bed en tussen het matras en de muur. De verdachte heeft verklaard dat hij niets met het aangetroffen geld te maken heeft en maximaal vier dagen per week bij zijn tante is. Wat daarvan verder zij, het hof kan op basis van de stukken van het dossier niets vaststellen over de herkomst van het geld en over de wetenschap van de verdachte dat dit geld in die slaapkamer aanwezig was. Weliswaar lag een geldbedrag van € 500,00 in het zicht op een kastje maar de hoogte van dat bedrag is niet van dien aard dat in het gegeven geval kan worden vastgesteld dat dit het witwassen van dit geld betreft.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 4, 5, 6 primair, 6 subsidiair en 7 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Overwegingen ten aanzien van het onder 2 en 3 tenlastegelegde

De raadsman heeft aangevoerd dat de herkenningen van de verdachte door de verbalisanten ten aanzien van (onder meer) het onder 2 en 3 tenlastegelegde onvoldoende betrouwbaar zijn, en voor deze herkenningen onvoldoende steunbewijs is indien de resultaten van het onderzoek aan de telefoon van de verdachte niet voor het bewijs worden gebruikt. Nu de bewijsvoering grotendeels is gebaseerd op deze herkenningen verzoekt de raadsman vrijspraak van deze feiten.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde heeft de raadsman tevens aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat het de motor van de aangever is die op de camerabeelden is te zien, zodat niet kan worden vastgesteld dat het hier om diefstal gaat en de verdachte moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt als volgt.
De (
stillsvan) camerabeelden waarop de verdachte ten aanzien van beide feiten door meerdere opsporingsambtenaren is herkend, zijn voldoende duidelijk om daarop een herkenning te kunnen baseren. De opsporingsambtenaren die de verdachte hebben herkend, hadden eerder regelmatig contact met hem. Het hof heeft daarom geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze herkenningen en zal deze ten aanzien van het onder 2 en 3 tenlastegelegde voor het bewijs gebruiken. Daaraan doet niet af dat het hof de onderzoeksresultaten van de telefoon van de verdachte niet voor het bewijs zal gebruiken.
Met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan van diefstal van een motorfiets van het merk BMW, type R1200 GS Adventure, groen van kleur met een zwart skai zadel.
Uit het proces-verbaal nader bekijken camerabeelden (dossierpagina 5 17) blijkt dat op de beelden kenmerken zijn te zien die overeenkomen met de in de aangifte genoemde motorfiets, zoals de groene kleur met letter RS1200 op de voorkappen en een zwarte zadel. Deze kenmerken in samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen zijn naar het oordeel van het hof voldoende redengevend voor het bewijs dat het de motorfiets van [slachtoffer 2] betreft die de verdachte en zijn medeverdachte hebben weggenomen.
De verweren worden verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 9 september 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, in een afgesloten parkeergarage gelegen aan het [locatie 1] , een motor van het merk KTM, type 790 DUKE, met kenteken [kenteken 1] , die toebehoorde aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van inklimming en dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking;
3.
hij op 17 oktober 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, in een afgesloten parkeergarage gelegen aan de [locatie 2] , een motor van het merk BMW, type R1200 GS Adventure, met kenteken [kenteken 2] , die toebehoorde aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.
Hetgeen onder 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren en met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft naast de algemene voorwaarden een zestal bijzondere voorwaarden gesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 2, 3, 4, 5, 6 subsidiair en 7 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 (zesentwintig) maanden, waarvan 8 (acht) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren en met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich tweemaal samen met een ander op professionele wijze schuldig gemaakt aan diefstal van een motorfiets uit een parkeergarage door met een slijptol de sloten van die motorfietsen te verbreken. Dergelijke diefstallen veroorzaken naast financiële schade overlast en ergernis bij de gedupeerden. Bovendien dragen dergelijke delicten bij aan het versterken van gevoelens van onveiligheid bij de gebruikers van die parkeergarages. De verdachte heeft zich kennelijk hierom niet bekommerd en zich uitsluitend laten leiden door zijn financieel gewin. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 december 2019 is hij eerder meermalen wegens soortgelijke delicten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof heeft bij het bepalen van de strafmaat gelet op de straffen die ter zake van gekwalificeerde diefstal van een motorfiets aan recidivisten ter zake van soortgelijke strafbare feiten plegen te worden opgelegd. Die straffen hebben hun weerslag gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt in het geval van veelvuldige recidive een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden genoemd. Het hof zoekt hierbij aansluiting.
Het hof heeft tevens gelet op het advies van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van
9 december 2019. Hierin wordt beschreven dat de verdachte onder de Top-600 aanpak valt, dat de kans op recidive hoog wordt ingeschat, dat het drugsgebruik van de verdachte en de hoge schuldenlast risico verhogend werken en dat de verdachte zich niet wil conformeren aan regels en afspraken. Dit alles baart het hof zorgen voor de toekomst van de verdachte. Gelet op deze houding van verdachte ziet het hof geen aanleiding voor het opleggen van een deels voorwaardelijke straf en het stellen van bijzondere voorwaarden. Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
8 (acht) maanden passend en geboden.

Beslag

De onder de verdachte in beslag genomen geldbedragen zoals vermeld op de beslaglijst onder de nummers 1 tot en met 8 zullen worden bewaard voor de rechthebbende(n) nu de verdachte van het onder 7 tenlastegelegde wordt vrijgesproken en niet is vastgesteld aan wie deze geldbedragen toebehoren.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 6.799,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt vrijgesproken van het onder 6 tenlastegelegde. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 ten laste gelegde.
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het ingestelde hoger beroep voor zover dit is gericht tegen
– kort gezegd – het onder 7 tenlastegelegde witwassen van 750 euro.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4, 5, 6 primair, 6 subsidiair en 7 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
5.000 euro (5700979);
10.000 euro (5700991);
1.200 euro (5700987);
3.000 euro (5700989);
3.000 euro (5701003);
4.120 euro (5701018);
500 euro (5701055);
15 euro (5701039).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. H.S.G. Verhoeff en mr. J.W.H.G. Loyson, in tegenwoordigheid van C.N. Aalders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
3 januari 2020.
Mrs. Van der Voet en Verhoeff zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen
=========================================================================
[…]