I. Onderzoek in de Ennetcom-data
Op de regiezitting heeft de verdediging verzocht het NFI of enige andere instantie opdracht te geven tot het uitvoeren van een zoekslag, zonder beperking qua periode, in de Ennetcom-data, en hierover te rapporteren. Die zoekslag zou met de volgende zoektermen moeten worden uitgevoerd:
[naam 5], [naam 30], [diverse bijnamen betrokkenen], [kroongetuige 2], [kroongetuige 1], [slachtoffer 2], [voornaam slachtoffer 1], [slachtoffer 5], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4], [verdachte], [diverse bijnamen verdachte].
Het hof overweegt als volgt.
Het verzoek van de verdediging ziet op de dataset van de in Canada bij BitFlow Technologies Inc. in beslag genomen gegevens, ook wel aangeduid als de Ennetcom-data.
Het hof heeft kennisgenomen van het bevel voor verzending van bewijsmiddelen naar het Koninkrijk der Nederlanden, zoals afgegeven door rechter I. Nordheimer, Superior Court of Justice, regio Toronto, gedateerd 19 september 2016.
Het hof is van oordeel dat de door de verdediging opgegeven zoektermen voldoende relevant zijn en beslist derhalve dat een dergelijk onderzoek mag plaatsvinden op grond van de door de verdediging opgegeven zoektermen. Wel maakt het hof hierbij het voorbehoud dat combinaties met ‘[bijnaam betrokkene]’– zoals in een aanroep ‘[bijnaam betrokkene] – of ‘[bijnaam verdachte]’ – zoals in een zin met ‘[bijnaam verdachte]’ – zonder meer geen betrekking hebben op [naam 30] dan wel [verdachte]. Het hof is van oordeel dat een onnodige inbreuk op de privacy van derden moet worden voorkomen en dat het zoekresultaat beheersbaar en werkbaar moet worden gehouden. Bij het formuleren van zoekopdrachten zullen om die reden woordcombinaties kunnen worden uitgesloten die evident betrekking hebben op een begroeting of aanduiding van de directe gesprekspartner met ‘[bijnaam betrokkene]’ of betrekking hebben op ‘[bijnaam verdachte]’ als lichaamsdeel. Wat de zoekterm [kroongetuige 1] betreft, begrijpt het hof op basis van de forensische dienst Hansken (NFI-vakbijlage Hansken, Rijksoverheid april 2018, paragraaf 3.3) dat woorden korter dan drie letters niet worden meegenomen. Dit betekent dat enkel gezocht kan worden op [xxxxx] en niet op [kroongetuige 1]. Met inachtneming van het voorgaande, zal het hof dit verzoek aldus toewijzen. Het hof stelt hiertoe de stukken in handen van de raadsheer-commissaris.
J. Inzage onderzoeksdossier betreffende de moord op [naam 34]
K. Inzage onderzoeksdossier betreffende de moord op [naam 35]
Deze verzoeken lenen zich voor gezamenlijke bespreking. De verdediging heeft inzage verzocht in de onderzoeksdossiers betreffende de moord op [naam 34] op 14 januari 2003 en de moord op [naam 35] op 10 november 2005. Het openbaar ministerie heeft zich niet verzet tegen inzage in deze onderzoeksdossiers, zodat deze verzoeken niet ter beoordeling aan het hof voorliggen.
L. Inzage onderzoeksdossier betreffende de moord op [naam 36]
M. Inzage onderzoeksdossier betreffende de moord op [naam 30]
N. Inzage onderzoeksdossier betreffende onderzoek Briard
Deze verzoeken lenen zich voor gezamenlijke bespreking. De verdediging heeft ook inzage verzocht in de onderzoeksdossiers betreffende de moord op [naam 36] op 3 maart 2009 en de moord op [naam 30] op 21 februari 2011. Volgens de verdediging is het zeer waarschijnlijk dat deze onderzoeken zich richten op dezelfde gebeurtenissen, betrokkenen en conflicten binnen het criminele milieu die in de zaak Vandros een rol spelen en dat daarin bewijs kan worden aangetroffen dat relevant is in het kader van de waarheidsvinding. Zo kan het dossier inzake de moord op [naam 30] informatie bevatten die voor de verdediging van belang kan zijn ter staving van de betwisting van het vermeende driemanschap, dat gevormd zou zijn door [naam 30], [naam 5] en de verdachte, de verweten deelname aan een criminele organisatie en ter onderbouwing van de belangrijke rol die [naam 30] achter de schermen in de onderwereld speelde. In dat verband wordt ook inzage in het onderzoeksdossier Briard (afpersingen medio 2009) van belang geacht, aangezien dat onderzoek volgens de verdediging eveneens inzicht kan geven in de rol van [naam 30] binnen het criminele milieu.
Het openbaar ministerie heeft zich verzet tegen inzage in deze onderzoeksdossiers, nu deze liquidaties en afpersingen ver na de tenlastegelegde periodes in Vandros zijn gepleegd en de in Briard onderzochte misdrijven en die in Vandros in een te ver verwijderd verband van elkaar staan. Bij gebreke van een voldoende onderbouwing, valt volgens het openbaar ministerie de relevantie van inzage in die dossiers niet in te zien. Het openbaar ministerie beschouwt deze verzoeken als een fishing expedition.
Naar het oordeel van het hof kan redelijkerwijs niet worden uitgesloten dat de inhoud van deze onderzoeksdossiers meer of een ander licht kan schijnen op voor het onderzoek Vandros relevante gebeurtenissen, verhoudingen en conflicten binnen het criminele milieu, het door het openbaar ministerie genoemde driemanschap en de aan [naam 30] toegedichte rol. Gelet op het door de verdediging geschetste belang bij inzage in het licht van de betwisting van het tenlastegelegde, acht het hof het verzoek voldoende onderbouwd. Dat wordt niet anders doordat de onderhavige onderzoeksdossiers zien op delicten die na de verweten feiten in Vandros zijn begaan en de aard van de delicten in Briard verschilt met de onderhavige tenlastegelegde feiten, gelet op de mogelijke verwevenheid van zaken en betrokkenen in de loop der jaren. Zoals ook onderhavige zaak laat zien, kan een onderzoeksdossier ook deels betrekking hebben op gebeurtenissen in het verleden. Het hof is de noodzaak van het verzochte gebleken en wijst dan ook toe de verzoeken tot inzage in de onder L., M. en N. genoemde onderzoeksdossiers en geeft het openbaar ministerie opdracht de verdediging deze inzage te verschaffen.
O. Inzage onderzoeksdossier betreffende [slachtoffer 5]
De verdediging heeft inzage verzocht in het dossier dat betrekking heeft op [slachtoffer 5] in relatie tot [slachtoffer 2], nu er volgens de verdediging de nodige omstandigheden zijn, waaruit kan worden afgeleid dat er – anders dan het openbaar ministerie heeft gesteld – in dat verband wel degelijk een onderzoek naar [slachtoffer 5] heeft plaatsgevonden dan wel onderzoeksresultaten zijn behaald die in dat kader relevant zijn.
Het openbaar ministerie heeft daartegen aangevoerd dat er geen afzonderlijk dossier betreffende [slachtoffer 5] als verdachte van afpersing van [slachtoffer 2] bestaat en heeft de gehele gang van zaken met betrekking tot deze kwestie beschreven. Daarbij merkt het openbaar ministerie op dat de stelling van de verdediging dat uit het rechtshulpverzoek van 5 september 2005 iets anders zou blijken, berust op een misvatting. Het bedoelde rechtshulpverzoek werd gedaan in het onderzoek Kolbak, maar richtte zich op het afluisteren van een gesprek tussen [naam 37]] en [slachtoffer 5] in verband met de vermoedelijke afpersing door [slachtoffer 5] van [naam 37]]. Alles wat over [slachtoffer 5] bekend is geworden in relatie tot [slachtoffer 2], bevindt zich volgens het openbaar ministerie reeds in het dossier Kolbak. Aldus mist het verzoek feitelijke grondslag en dient het volgens het openbaar ministerie daarom te worden afgewezen.
Het hof stelt vast dat er geen concrete aanknopingspunten zijn voor het bestaan van een afzonderlijk onderzoeksdossier betreffende [slachtoffer 5], zoals bedoeld door de verdediging, of voor het ontbreken van relevante onderzoeksresultaten betreffende de relatie tussen [slachtoffer 5] en [slachtoffer 2] in het reeds bij de stukken van het dossier gevoegde dossier Kolbak. Om deze reden wijst het hof het verzoek af.
P. Inzage onderzoeksdossier Eelt
De verdediging heeft inzage verzocht in het onderzoek Eelt. Dit betreft een onderzoek naar [naam 38], weduwe van [slachtoffer 5], en hun advocaat [naam 39], gericht op de ontneming van de erfenis van [slachtoffer 5]. De verdediging wenst een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van de onderlinge- en financiële verhouding tussen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] en de rol die hun gezamenlijke contact [naam 39] in het geheel heeft gespeeld, zoals het op de hoogte stellen van [naam 38] door [naam 39] dat [slachtoffer 2] met de CIE sprak.
Het openbaar ministerie heeft zich verzet tegen inwilliging van het verzoek, nu het onderzoek Kolbak veel informatie bevat over de relatie [slachtoffer 2] – [slachtoffer 5] en niet valt in te zien wat de inhoud van het dossier Eelt daaraan zou kunnen toevoegen.
Het hof is, mede in aanmerking genomen de onderbouwing van het verzoek, van oordeel dat de inhoud van het onderzoeksdossier Eelt mogelijk van belang is met het oog op de volledigheid van het onderzoek in de zaak Vandros, zodat het hof de noodzaak van het verzochte is gebleken. Het hof wijst het verzoek toe en geeft het openbaar ministerie opdracht de verdediging deze inzage te verlenen.
Q. Inzage of proces-verbaal over CID/CIE/TCI informatie betreffende [naam 30]
De verdediging heeft verzocht kennis te mogen nemen van alle CID/CIE/TCI informatie die betrekking heeft op [naam 30] , welke informatie van belang kan zijn voor de zaak tegen de verdachte. Daarbij is door de verdediging onder meer naar voren gebracht dat bij de uitvoering van het bij de rechtbank gedane verzoek ten onrechte een beperking qua tijdsperiodes, en naar het hof begrijpt ook qua thema’s, is aangebracht.
Het openbaar ministerie heeft naar aanleiding van dit verzoek van de verdediging het standpunt ingenomen dat het verzoek als niet noodzakelijk moet worden afgewezen. Daarbij is door het openbaar ministerie overwogen dat de opdracht die de rechtbank indertijd ter zake heeft gegeven, voldoende was en is.
Het hof overweegt over dit verzoek als volgt.
In eerste aanleg heeft de verdediging bij gelegenheid van het getuigenverhoor van [OvJ] op
12 november 2018 het verzoek gedaan, naar het hof begrijpt, alle CID/CIE/TCI over [naam 30] in relatie tot afpersingen en liquidaties in de periode 1999-2007 te mogen ontvangen.
Op de zitting van 20 november 2018 heeft de rechtbank aan de officieren van justitie opgedragen de bij de TCI aanwezige informatie over te leggen die ziet op:
1. problemen tussen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] in de jaren 2004/2005;
2. problemen tussen [slachtoffer 3] en [naam 30] in de jaren 2004/2005/;
3. de betrokkenheid van [naam 30] bij afpersingen en/of liquidaties in de periode van 1 januari
2002 tot 1 mei 2006, voor zover nog niet bekend.
CI-officier van justitie [OvJ] heeft bij proces-verbaal van 10 februari 2019 (met bijlagen) de gevraagde informatie overgelegd.
Het hof is in navolging van de verdediging van oordeel dat er belang bestaat bij het verkrijgen van alle op [naam 30] betrekking hebbende CID/CIE/TCI informatie die door deze instanties is uitgegeven. Het verzoek zal dan ook worden toegewezen, met dien verstande dat het hof het openbaar ministerie opdraagt daarover een nader proces-verbaal te doen opstellen.
R. Inzage tapgesprekken [slachtoffer 2] in onderzoeken Buizerd en Mercurius
De verdediging heeft inzage verzocht in de tapgesprekken van [slachtoffer 2] vóór 2 augustus 2001 en ná 1 januari 2002 in het witwasonderzoek Buizerd en in al zijn tapgesprekken in het onderzoek Mercurius.
Het openbaar ministerie heeft gesteld dat blijkens het overzicht van opsporingsmethodieken in het onderzoek Buizerd [slachtoffer 2] in de door de verdediging bedoelde perioden niet is getapt. Daarnaast hebben in het onderzoek Mercurius alleen zogenoemde printertaps (uitsluitend verkeersgegevens over wie met wie belt) gelopen. Aldus moet het verzoek bij gebrek aan feitelijke grondslag worden afgewezen.
Het hof overweegt dat er géén aanknopingspunten zijn dat de door de verdediging veronderstelde tapgesprekken bestaan. Gelet daarop wijst het hof het verzoek af.
S. Inzage tapgesprekken [slachtoffer 1] in onderzoeken Kreeft en Calkta5
De verdediging heeft inzage verzocht in de tapgesprekken van [slachtoffer 1] in de onderzoeken Kreeft en Calkta5.
Het openbaar ministerie heeft aangevoerd dat navraag bij de onderzoeksleider van de recherche leert dat er – anders dan de verdachte veronderstelt – géén tapgesprekken van [slachtoffer 1] in het onderzoek Kreeft beschikbaar zijn. Met betrekking tot de verzochte tapgesprekken van [slachtoffer 1] in het onderzoek Calkta5 heeft het openbaar ministerie toegezegd te onderzoeken of die er zijn en zo ja, de tapgesprekken ter inzage aan de verdediging te zullen aanbieden.
Het hof overweegt dat er géén concrete indicaties zijn voor het bestaan van tapgesprekken van [slachtoffer 1] in het onderzoek Kreeft. Gelet daarop wijst het hof dit onderdeel van het verzoek af.
Verder heeft het hof kennis genomen van de toezegging van het openbaar ministerie om na te gaan of er tapgesprekken van [slachtoffer 1] bestaan in het onderzoek Calkta5 en die bij positieve bevinding ter inzage te zullen aanbieden aan de verdediging, zodat dit onderdeel van het verzoek niet ter beoordeling aan het hof voorligt.
T. Opvragen van in 2011 in het huis van bewaring door verdachte gevoerde gesprekken
De verdediging heeft een verzoek gedaan tot het opvragen van door de verdachte gevoerde gesprekken in 2011 in het Huis van Bewaring in verband met het ‘cryptisch’ doorgeven van informatie naar aanleiding van het benaderd zijn om te verklaren in het onderzoek Passage.
Het openbaar ministerie heeft gesteld dat uit eerder onderzoek van het onderzoekteam is gebleken dat die gesprekken niet (meer) bestaan, zodat het verzoek moet worden afgewezen.
Het hof heeft géén aanknopingspunten dat de opnames van de door de verdediging genoemde gesprekken nog bestaan. Gelet daarop wijst het hof het verzoek af.
De volgende getuigenverzoeken zijn
toegewezen:
- [zus 1]; [zus 2]; [ex-partner]; [naam 1]; [oud-OvJ]; [naam 2]; [naam 3]; [naam 4]; [naam 5]; [naam 6]; [naam 7]; [naam 8]; [naam 9]; [naam 10]; [naam 11]; [naam 12]; [naam 13]; [kroongetuige 1]; [ kroongetuige 2]; [OvJ] (gedeeltelijk); [naam 14]; [naam 15], en de verhoren zullen plaatsvinden
- [naam 16]; [naam 17]; [naam 18]; [naam 19]; [naam 20]; [naam 21]; [naam 22]; [naam 23]; [naam 24]; [naam 25], en de verhoren zullen plaatsvinden bij de
De volgende getuigenverzoeken zijn
afgewezen:
- [ [opsporingsambtenaar 1], [opsporingsambtenaar 2], [opsporingsambtenaar 3], [naam 28], [naam 29] en [psychiater]
.
De beslissing op de volgende getuigenverzoeken is
aangehouden:
- [OvJ], derde onderdeel van het verzoek (onderzoek van [OvJ] naar informatie betreffende [naam 11]);
- [naam 30].
De volgende onderzoekswensen zijn
toegewezen:
- B. (kennisnemen audio-opnamen RC-verhoren [zus 1] en opnamen politieverhoren [zus 1], [zus 2] en [ex-partner]);
- H. (verstrekking eerdere verklaringen van [naam 30], [naam 14] en [naam 15]);
- I. (zoekslag in Ennetcom-data aan hand van opgegeven zoektermen);
- L. (inzage onderzoeksdossier moord op [naam 36])
- M. (inzage onderzoeksdossier moord op [naam 30])
- N. (inzage onderzoeksdossier Briard);
- P. (inzage onderzoeksdossier Eelt);
- Q. (proces-verbaal betreffende CID/CIE/TCI informatie over [naam 30]).
Op de volgende onderzoekwensen heeft het hof geen beslissing hoeven nemen, omdat het openbaar ministerie heeft aangeboden aan de verzoeken van de verdediging gevolg te geven:
- F. (inzage in onderzoeksdossier Enclave Financieel);
- G. (kennisnemen (audio-)opnamen verhoren [slachtoffer 3], [slachtoffer 4], [naam 31], [naam 32] en [naam 33] in onderzoek Kolbak en [naam 10] in onderzoek Boeddha);
- J. (inzage onderzoeksdossier moord op [naam 34]);
- K. (inzage onderzoeksdossier moord op [naam 35]);
- S. (inzage tapgesprekken [slachtoffer 1] indien aanwezig in onderzoeksdossier Calkta5).
De volgende onderzoekswensen zijn
afgewezen:
- A. (Pro Justitia-rapportage [zus 1]);
- C. (inzage overeenkomsten [zus 2]);
- O. (inzage ‘dossier [slachtoffer 5]’);
- R. (inzage tapgesprekken [slachtoffer 2] in onderzoeken Buizerd en Mercurius);
- S. (inzage tapgesprekken [slachtoffer 1] in onderzoek Kreeft);
- T. (opvragen gesprekken verdachte, gevoerd in 2011 in Huis van Bewaring).
De beslissing op de volgende onderzoekswensen is
aangehouden:
- D. (inzage administratie [slachtoffer 2]);
- E. (opmaken proces-verbaal betreffende vernietiging administratie [slachtoffer 2]).