ECLI:NL:GHAMS:2020:174
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- G.W. Brands-Bottema
- C.E. Buitendijk
- W.K. van Duren
- Rechtspraak.nl
Intrekking van alimentatieverplichting en terugbetalingsverplichting in familierechtelijke geschillen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de alimentatieverplichting van een man die niet de biologische vader blijkt te zijn van een minderjarige. De vrouw, verzoekster in principaal hoger beroep, had in eerste aanleg een beschikking van de rechtbank Amsterdam aangevochten waarin de alimentatieverplichting van de man was vastgesteld. Het hof oordeelde dat de man niet de biologische vader is en dat de eerdere beschikking van de rechtbank van 26 mei 2010, waarin de man werd verplicht tot het betalen van kinderalimentatie, ingetrokken moest worden. Hierdoor was er geen rechtsgrond meer voor de alimentatieverplichting, wat leidde tot de conclusie dat de door de man betaalde alimentatie onverschuldigd was. De vrouw werd veroordeeld tot terugbetaling van een bedrag van € 48.563,57 aan de man, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werd de vrouw ook veroordeeld tot betaling van de kosten van DNA-onderzoeken, die door beide partijen gedeeld moesten worden. Het hof oordeelde dat er geen ruimte was voor een redelijkheidstoetsing van de terugbetalingsverplichting, aangezien de rechtsgrond voor de alimentatieverplichting geheel was komen te vervallen. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten droeg.