In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Haarlem, dat op 19 augustus 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 2000 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, was beschuldigd van het rijden zonder rijbewijs op een bromfiets op 26 maart 2019 te Haarlem. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de eisen van een vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, namelijk het rijden op een bromfiets zonder dat hij in het bezit was van een geldig rijbewijs. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden.
De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten door enige omstandigheid, en het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, met de mogelijkheid van 20 dagen hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn motivatie voor verandering en de positieve ontwikkelingen in zijn leven, zoals zijn aanmelding voor een begeleid wonen traject en een leerwerktraject. De vorderingen van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie werden afgewezen.
De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 107 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het hof heeft de zaak met zorg behandeld en de belangen van de verdachte in overweging genomen, wat heeft geleid tot een lagere straf dan door de advocaat-generaal was gevorderd.