ECLI:NL:GHAMS:2020:164

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2020
Publicatiedatum
29 januari 2020
Zaaknummer
200.217.638/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot voeging en tussenkomst in civiele procedure met betrekking tot curator en niet-verschenen partij

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een incident tot voeging en tussenkomst in een civiele procedure. De eiseressen, Arch Industries Holding B.V. en Novero Investments B.V., hebben verzocht om zich als belanghebbende partij aan de zijde van de curator te voegen. De curator is betrokken in het faillissement van Rotendo Invest B.V., waarvan de heer A.J.A. Jansen de curator is. De appellante, Riamo Holdings GmbH, heeft zich verzet tegen deze voeging en heeft geconcludeerd tot afwijzing van de incidentele vordering tot tussenkomst.

Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat Arch c.s. belang heeft bij de tussenkomst, omdat zij mogelijk nadelige gevolgen kan ondervinden van de uitspraak in de hoofdzaak. Het hof heeft ook opgemerkt dat er een risico bestaat van tegenstrijdige uitspraken in de hoofdzaak en een verwante schadevergoedingsprocedure. De vordering van Arch c.s. is uiteindelijk als een eiswijziging aangemerkt, en het hof heeft geoordeeld dat voeging aan de zijde van een niet-verschenen partij mogelijk is, in tegenstelling tot de veronderstelling van Arch c.s.

Het hof heeft Arch c.s. toegestaan om zich te voegen aan de zijde van de curator en heeft Riamo opgedragen om binnen zeven dagen een kopie van het procesdossier aan Arch c.s. te verstrekken. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot de hoofdzaak is beslist. Het arrest is gewezen op 28 januari 2020 door de meervoudige kamer van het hof.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummers : 200.217.638/01
zaak-/rolnummers rechtbank Amsterdam : C/13/575508 / HA ZA 14-1081
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 28 januari 2020
inzake

1.ARCH INDUSTRIES HOLDING B.V.,

2.
NOVERO INVESTMENTS B.V.,
beide gevestigd te Amsterdam,
eiseressen in het incident,
advocaat: mr. N.A. van Loon, advocaat te Amsterdam
betreffende het hoger beroep tussen:
RIAMO HOLDINGS GmbH,
gevestigd te Düsseldorf (Duitsland),
appellante,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. M. Goorts te Eindhoven,
tegen
mr. A.J.A. JANSEN, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
ROTENDO INVEST B.V.,
kantoorhoudend te Amsterdam,
geïntimeerde,
verweerder in het incident,
niet verschenen.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Arch c.s., Riamo, de curator en Rotendo genoemd.
Het hof verwijst naar het tussenarrest van 23 oktober 2018 (ECLI:NL:GHAMS:2018:3864) waarin het procesverloop tot die datum is vermeld.
Vervolgens zijn in het incident de volgende stukken in het geding gebracht:
  • incidentele conclusie tot voeging ex art. 217 Rv jo. art. 353 Rv tevens akte overlegging en toelichting producties van de zijde van Arch c.s. (hierna: de conclusie tot voeging);
  • conclusie van antwoord in het incident tot voeging ex artikel 217 Rv jo. artikel 353 Rv van de zijde van Riamo;
  • faxbrief d.d. 27 maart 2019 aan de griffier van de zijde van Arch c.s.;
  • incidentele conclusie tot tussenkomst ex art. 217 Rv jo. art. 353 Rv tevens akte overlegging en toelichting producties van de zijde van Arch c.s., met producties (hierna: de conclusie tot tussenkomst);
  • conclusie van antwoord in het incident tot tussenkomst ex artikel 217 Rv jo. artikel 353 Rv van de zijde van Riamo.
Ten slotte is arrest in het incident gevraagd.
In haar conclusie tot voeging heeft Arch c.s., samengevat, gevorderd dat het haar wordt toegestaan om zich in deze procedure als belanghebbende partij aan de zijde van de curator te voegen. Bij conclusie tot tussenkomst heeft Arch c.s. deze conclusie ‘ingetrokken’ en heeft zij geconcludeerd:
  • i) dat het haar wordt toegestaan om in deze procedure als belanghebbende partij tussen te komen;
  • ii) om te mogen reageren op de bewijsakte die Riamo op 26 maart 2019 in de hoofdzaak heeft ingediend;
  • iii) om Riamo en/of de heer [appellant sub 2] (hierna: [appellant sub 2] ) te bevelen om binnen 24 uur na de datum van dit arrest de bewijsakte elektronisch en per post aan de raadsman van Arch c.s. toe te zenden, een en ander op straffe van verbeurte van € 25.000 per overtreding, te vermeerderen met een dwangsom van € 10.000 voor iedere dag of dagdeel dat deze overtreding voortduurt en met een maximum van € 500.000;
  • iv) dat Riamo wordt veroordeeld in de kosten in het incident.
Riamo heeft in het incident geconcludeerd tot afwijzing van de incidentele vordering tot tussenkomst, althans te oordelen dat de incidentele vordering tot tussenkomst als een incidentele vordering tot voeging beschouwd dient te worden, met hoofdelijke veroordeling van Arch c.s. in de kosten in het incident.
Riamo heeft in het incident bewijs van haar stellingen aangeboden.

2.Ontvankelijkheid in het incident

2.1.
Blijkens het petitum in de conclusie tot tussenkomst is de vordering in het incident mede gericht tegen Riamo c.s. die in die conclusie wordt gedefinieerd als Riamo en/of [appellant sub 2] . Laatstgenoemde is evenwel geen partij in de hoofdprocedure. In zoverre is Arch c.s. in haar vordering niet-ontvankelijk.

3.Beoordeling in het incident

3.1.
In haar conclusie tot tussenkomst heeft Arch c.s. haar conclusie tot voeging ingetrokken en geconcludeerd als hierboven vermeld. Gelet op de inhoud van de conclusie tot tussenkomst merkt het hof het petitum daarvan aan als een eiswijziging en zal het recht doen op basis van de hierboven weergegeven eis.
3.2.
Arch c.s. stelt belang te hebben bij tussenkomst vanwege het nadeel dat zij van de uitspraak in de hoofdzaak zou kunnen ondervinden, alsmede vanwege het risico van tegenstrijdige uitspraken in de hoofdzaak en een met de hoofdzaak verwante zaak tussen Riamo (als appellante) en Arch c.s., 1080 Investments B.V. en de vennootschap naar vreemd recht DP Holding S.A. (in liquidatie) (geïntimeerden), op dit moment onder zaaknummer 200.211.940/01 bij dit hof aanhangig (hierna: de schadevergoedingsprocedure). Arch c.s. stelt erbij belang te hebben dat wordt vastgesteld dat het verkoopbesluit en het goedkeuringsbesluit (als gedefinieerd in het tussenarrest) rechtsgeldig zijn. Zij wenst daarom een verklaring voor recht te vorderen dat deze besluiten rechtsgeldig zijn. Arch c.s. voert aan dat het risico op tegenstrijdige uitspraken reëel is, nu zowel in de hoofdzaak als in de schadevergoedingsprocedure dezelfde bewijskwestie aan de orde is.
3.3.
Met Arch c.s. is het hof van oordeel dat zij belang heeft in de hoofdzaak te interveniëren, nu zij de nadelige gevolgen kan ondervinden van een vernietiging van het verkoop- en/of goedkeuringsbesluit. Die vernietiging zou immers
erga omneswerken en derhalve ook (direct of indirect) jegens haar als (partij verbonden aan Arch, de) 50%-aandeelhouder van Rotendo. Weliswaar worden in de hoofdzaak en in de schadevergoedingsprocedure niet dezelfde vorderingen ingesteld, tussen beide zaken bestaat wel grote (feitelijke) samenhang, terwijl in beide zaken nagenoeg dezelfde bewijsopdracht is gegeven. Aldus ondervindt Arch c.s. de feitelijke of juridische gevolgen die de toe- dan wel afwijzing van de in de hoofdprocedure ingestelde vordering of het gezag van gewijsde van in de uitspraak in de hoofdprocedure gegeven eindbeslissingen zal kunnen hebben.
3.4.
De vordering die Arch c.s. als tussenkomende partij stelt te willen instellen, vormt het spiegelbeeld van de vordering van Riamo in de hoofdzaak. Daarin vordert Riamo namelijk vernietiging van het verkoop- en het goedkeuringsbesluit. Toewijzing van de vordering van Riamo zou impliceren dat de vordering die Arch wenst in te stellen niet kan worden toegewezen. Bij gebreke van aanknopingspunten dat de geldigheid van het verkoop- en het goedkeuringsbesluit elders ter discussie is gesteld, moet worden aangenomen dat het omgekeerde ook zou gelden: de afwijzing van de vordering van Riamo in de hoofdprocedure impliceert in beginsel de geldigheid van deze besluiten. In zoverre kan niet worden geoordeeld dat Arch c.s. voldoende belang heeft met een zelfstandige vordering tussen te komen in de hoofdprocedure.
3.5.
Gelet op de onderbouwing komt de vordering in het incident erop neer dat Arch c.s. zich wenst te voegen aan de zijde van de curator. De reden dat zij thans vordert tussen te komen en dat zij niet vordert te worden toegelaten als gevoegde partij aan de zijde van de curator is blijkens de conclusie tot tussenkomst erin gelegen dat zij bij nader inzien meent dat voeging aan de zijde van een niet verschenen partij niet mogelijk is.
Die veronderstelling is evenwel onjuist, zo ligt besloten in HR 24 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:791 (vgl. ook de conclusie van AG Wesseling-van Gent onder 2.10-2.12). Naar het oordeel van het hof is voeging niet in strijd met de goede procesorde en, gelet op het vorenstaande, in dit geval de geëigende figuur. Het hof zal Arch c.s. daarom toelaten als gevoegde partij aan de zijde van de curator.
3.6.
Het hof verzoekt Riamo om op eerste verzoek (en in elk geval binnen zeven dagen na betekening van dit arrest) een kopie van het procesdossier aan (de advocaat van) Arch c.s. te doen toekomen. Het hof ziet geen aanleiding te veronderstellen dat Riamo hieraan geen gehoor zou geven en acht een dwangsomveroordeling daarom niet gepast. Arch c.s. zal vervolgens de gelegenheid krijgen om op 3 maart 2020 een akte te nemen. Het hof houdt een beslissing over de proceskosten aan totdat in de hoofdzaak zal zijn beslist.

4.Beslissing in het incident

Het hof:
4.1.
verklaart Arch c.s. in haar vordering niet-ontvankelijk voor zover deze is gericht tegen [appellant sub 2] ;
4.2.
staat Arch c.s. toe om zich in de hoofdprocedure te voegen aan de zijde van de curator;
4.3.
veroordeelt Riamo om binnen zeven dagen na betekening van dit arrest een kopie van het procesdossier aan Arch c.s. te doen toekomen;
4.4.
verwijst de zaak naar de rol van 3 maart 2020 voor het nemen van de onder 3.6 bedoelde akte;
4.5.
houdt iedere verdere beslissing aan;
4.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, W.A.H. Melissen en J.M. de Jongh en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2020.