In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 13 mei 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Davision Holding B.V. en BTTN Holding B.V. (verzoeksters) tegen InProperty Development Group B.V. (verweerster) en belanghebbenden [A] en [B]. De verzoeksters hadden op 23 mei 2019 een verzoekschrift ingediend om een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van InProperty, alsook om onmiddellijke voorzieningen te treffen. InProperty en [A] c.s. hebben hierop gereageerd met een verzoek tot niet-ontvankelijkheid van de verzoeksters en een verzoek tot veroordeling in de proceskosten.
De zaak is behandeld op een openbare zitting op 22 augustus 2019, waar partijen hun standpunten hebben toegelicht. Na een mediationtraject dat op 28 februari 2020 is beëindigd, hebben de verzoeksters op 13 maart 2020 verzocht hun enquêteverzoek als ingetrokken te beschouwen. De verweerster en belanghebbenden hebben vervolgens verzocht om de verzoeksters te veroordelen in de werkelijk gemaakte proceskosten, wat door de Ondernemingskamer is beoordeeld.
De Ondernemingskamer heeft geoordeeld dat de verzoeksters niet-ontvankelijk zijn in hun verzoek, omdat zij dit verzoek hebben ingetrokken. Tevens is geoordeeld dat er onvoldoende grond is voor een veroordeling in de daadwerkelijk gemaakte proceskosten, en zijn de verzoeksters veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de verweerster en belanghebbenden, begroot op € 3.963. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.