ECLI:NL:GHAMS:2020:150

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2020
Publicatiedatum
28 januari 2020
Zaaknummer
23-001159-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak hennepteelt en veroordeling wegens medeplichtigheid aan hennepteelt in huurpand

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1977, had een huurovereenkomst ondertekend voor een loods in Heerhugowaard, waar later een hennepkwekerij werd aangetroffen. De tenlastelegging omvatte zowel primair als subsidiair de hennepteelt, maar ook medeplichtigheid aan hennepteelt. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet zelf de hennep heeft geteeld, maar dat hij wel medeplichtig was door het pand ter beschikking te stellen voor de teelt. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, maar hem wel schuldig bevonden aan medeplichtigheid aan hennepteelt. De straf is vastgesteld op een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 150 uren. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de recidive van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001159-19
datum uitspraak: 28 januari 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 8 maart 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-155779-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
adres: [adres 1] Haarlem.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 januari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 22 juni 2016 te Heerhugowaard in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ), een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten (in totaal) ongeveer 1500, in ieder geval 698, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair
hij op of omstreeks 22 juni 2016 te Heerhugowaard heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ), een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1500, in ieder geval 698, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
meer subsidiaireen of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 22 juni 2016 te Heerhugowaard, in elk geval in Nederland, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van ( in totaal) ongeveer 1500, in ieder geval 698, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 22 juni 2016 te Heerhugowaard, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en (mede daardoor) tot een andere strafoplegging komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de meer subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid aan hennepteelt, maar wel vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair ten laste gelegde en heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte niet meer dan een stroman is geweest. De verdachte heeft verklaard dat hij een huurovereenkomst heeft ondertekend en verder niets met de kwekerij te maken heeft gehad.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op basis van het procesdossier en het verhandelde op de terechtzitting kan worden vastgesteld dat de verdachte op 30 december 2014 een huurovereenkomst heeft ondertekend voor de huur van een loods van 442 m2 aan de [adres 2] in Heerhugowaard voor een huurprijs van 15.000 euro per jaar. Bij de huurovereenkomst is een kopie van het rijbewijs van de verdachte gevoegd. [persoon] is de verhuurder van de loods en bewoner van het adres [adres 2] . Na vooronderzoek is de politie op 30 juni 2016 binnengetreden in de loods. Er werden drie professionele hennepkweekruimtes in de loods aangetroffen met in totaal 698 hennepplanten en daarnaast waren er nog drie professionele kweekruimtes met sporen en resten van vermoedelijk minstens net zoveel planten. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij een bedrag zou krijgen voor het ondertekenen van de huurovereenkomst en dat hij wist dat de huur zag op iets wat niet door de beugel kon en met drugs te maken had.
De aangetroffen hennepplantage was van een dusdanige professionaliteit en omvang dat die redelijkerwijs veel werkzaamheden met zich moet hebben gebracht en vooral grote financiële investeringen heeft gevraagd, onder andere aan elektriciteit die blijkens het dossier overigens legaal werd afgenomen, terwijl aannemelijk is dat de verdachte toentertijd verslaafd was aan harddrugs en kampte met grote financiële problemen. Mede gelet op deze omstandigheden en in aanmerking genomen dat bij gebreke van nader onderzoek onduidelijk is gebleven welke personen op welke wijze verder betrokken zijn geweest bij de hennepkwekerij, bieden de verklaringen van de verhuurder [persoon] en zijn vrouw naar het oordeel van het hof niet een solide basis om met voldoende zekerheid vast te kunnen stellen dat de verdachte al dan niet met regelmaat de hier bedoelde hennepkwekerij heeft bezocht.
Voor een bewezenverklaring van het onder primair en subsidiair tenlastegelegde is de enkele vaststelling dat - zoals in de onderhavige zaak - iemand het huurcontract van de loods heeft ondertekend, waardoor de loods ter beschikking is gekomen voor het telen van hennep, onvoldoende om tot een bewezenverklaring van het (al dan niet opzettelijk en in de uitoefening van beroep of bedrijf) plegen van hennepteelt te komen, noch om tot een bewezenverklaring te komen van het al dan niet opzettelijk aanwezig hebben van hennep(planten). Nu van andere omstandigheden niet, althans onvoldoende, is gebleken zal het hof de verdachte vrijspreken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
De meer subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid aan de hennepteelt kan, minst genomen in de vorm van voorwaardelijk opzet, evenwel op basis van het voorgaande wel worden bewezen verklaard.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het
meer subsidiairten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
een of meer onbekend gebleven personen op 22 juni 2016 te Heerhugowaard opzettelijk heeft/hebben geteeld in een pand aan de [adres 2] een hoeveelheid van 698 hennepplanten, bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 22 juni 2016 te Heerhugowaard opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt van hennepplanten ter beschikking te stellen.
Hetgeen meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het meer subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het meer subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het meer subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een door hem gehuurd pand ter beschikking gesteld voor de teelt van een aanzienlijke hoeveelheid hennepplanten. Gezien de hoeveelheid aangetroffen planten kan het niet anders dan dat de hennep voor verdere verspreiding bedoeld was. Het gebruik van hennep kan schadelijke gevolgen hebben voor de gezondheid van gebruikers. Daarnaast leidt de teelt van hennep veelal tot negatieve maatschappelijke effecten en tot, soms gevaarzettende, overlast voor de omgeving.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 27 december 2019 is hij eerder wegens hennepteelt onherroepelijk veroordeeld hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof heeft gelet op de straffen die bij het telen van hennep plegen te worden opgelegd. Het hof zal de straf ten opzichte daarvan iets matigen, gelet op het feit dat de verdachte (slechts) medeplichtig is geweest. Gelet op de ernst van het feit en de omstandigheid dat sprake is van recidive kan echter niet worden volstaan met het enkele opleggen van een taakstraf en zal daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd. Met deze straf wordt enerzijds de ernst van het feit tot uitdrukking gebracht terwijl deze er anderzijds toe strekt de verdachte ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te begaan.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 48 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het meer subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 STK Beelddrager (omschrijving Konig), 626615.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. J.W.H.G. Loyson en mr. M.J.A. Plaisier, in tegenwoordigheid van
mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
28 januari 2020.
=========================================================================
[…]