In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1977, had een huurovereenkomst ondertekend voor een loods in Heerhugowaard, waar later een hennepkwekerij werd aangetroffen. De tenlastelegging omvatte zowel primair als subsidiair de hennepteelt, maar ook medeplichtigheid aan hennepteelt. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet zelf de hennep heeft geteeld, maar dat hij wel medeplichtig was door het pand ter beschikking te stellen voor de teelt. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, maar hem wel schuldig bevonden aan medeplichtigheid aan hennepteelt. De straf is vastgesteld op een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 150 uren. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de recidive van de verdachte.