ECLI:NL:GHAMS:2020:1354
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Medische aansprakelijkheid en zorgplicht in geestelijke gezondheidszorg bij suïcidepoging
In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake medische aansprakelijkheid van instellingen voor geestelijke gezondheidszorg, specifiek gericht op de zorgplicht van de betrokken artsen en instellingen na een suïcidepoging van een patiënte. De appellanten, [X] en [appellante sub 2], hebben in hoger beroep de rechtbank Amsterdam aangeklaagd voor het vonnis van 18 april 2018, waarin hun vorderingen werden afgewezen. De zaak betreft de beoordeling van de zorg die de artsen hebben verleend aan [A], die na een suïcidepoging op 3 januari 2013 uiteindelijk op 4 januari 2013 is overleden. De appellanten stellen dat de artsen tekort zijn geschoten in hun zorgplicht door niet tot opname van [A] over te gaan na haar suïcidaliteit te hebben vastgesteld. Het hof heeft vastgesteld dat de artsen de situatie adequaat hebben beoordeeld en dat er geen sprake was van een schending van de zorgplicht. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de artsen de richtlijnen voor suïcidebeoordeling correct hadden gevolgd en dat er geen reden was voor gedwongen opname. Het hof heeft de grieven van de appellanten verworpen en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het hof oordeelde dat de artsen voldoende zorgvuldig hebben gehandeld en dat de gemaakte keuzes niet onzorgvuldig waren. De appellanten zijn in de proceskosten veroordeeld.