Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
Om vast te stellen welke schade is ontstaan door bouwactiviteiten bij [adres 4] is het van belang de opname door [C] van 1 en 3 juni 2016 naast de 0-meting van [E] van 20 januari 2016 te leggen.
Gezien het feit dat het aanbrengen van stempeling noodzakelijk was om instorten van het pand te voorkomen en dat na het aanbrengen van de stempeling het instortingsgevaar is geweken, kan niet anders geconcludeerd worden dat de werkzaamheden niet zijn uitgevoerd volgens de geldende eisen voor bouw- en veiligheid (…)
Wij hebben de schade voor 100% toegekend aan de bouwactiviteit in [adres 4] omdat de gebreken dan wel door de bouwactiviteit zijn ontstaan, dan wel zodanig zijn verslechterd dat constructief herstel noodzakelijk is geworden.
3.Beoordeling
dat de bouwmuren/fundering na het ontgraven van de kelder ter hoogte van de begane grondvloer niet horizontaal zijn gesteund en dat de fundering van de achtergevel in zeer slechte toestand verkeer en ook niet gesteund is;noodwacht:
Wat opviel is dat er geen horizontale stempeling aanwezig is (,,,) Wat ook opvalt, is de afgebroken paal in het midden van de achtergevel (…) Ik heb tegen de aannemer gezegd dat zo snel mogelijk de achtergevel gestut moet worden en de horizontale stempeling aangebracht moet worden). In samenhang met de mededeling van de gemeente (brief 21 november 2016; rov. 2.13) dat geen stut- en stempelplan is aangeleverd en evenmin berekeningen voor de aan te brengen damwanden is dit voldoende voor de conclusie dat [X] niet de zorgvuldigheid in acht heeft genomen die van haar als professionele aannemer mocht worden verwacht. Dat wordt niet anders door de door [X] naar aanleiding van gemelde klachten op 1 mei 2016 en daarna getroffen voorzieningen. Dat neemt het daaraan voorgaande onzorgvuldige handelen van [X] immers niet weg. Het hof gaat voorbij aan de stelling van [X] dat zij een stut had aangebracht die op 1 mei 2016 zou zijn weggevallen, omdat deze stelling in het geheel niet is onderbouwd, nog daargelaten dat daaruit, gelet op de hiervoor besproken rapportage, nog niet kan blijken van een deugdelijke uitvoering van de werkzaamheden.