ECLI:NL:GHAMS:2020:1326

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 april 2020
Publicatiedatum
25 mei 2020
Zaaknummer
200.254.786/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid aannemer voor schade door onzorgvuldige funderingswerkzaamheden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] B.V. tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, waarin [Y] B.V. werd toegewezen in haar vorderingen tegen [X] wegens onzorgvuldig handelen bij funderingswerkzaamheden. [Y] vorderde een verklaring voor recht dat [X] onrechtmatig heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de schade die is ontstaan door de werkzaamheden van [X]. De rechtbank had geoordeeld dat [X] niet de zorgvuldigheid in acht had genomen die van een professionele aannemer verwacht mag worden, en dat de schade aan het pand van [Y] het gevolg was van ondeugdelijke uitvoering van de werkzaamheden.

Het hof bevestigt deze bevindingen en oordeelt dat [X] onvoldoende bewijs heeft geleverd dat zij de werkzaamheden conform de geldende bouw- en veiligheidseisen heeft uitgevoerd. De rapporten van de piketdienst en de noodwacht, die melding maken van onvoldoende stempeling en andere tekortkomingen, worden door het hof als voldoende bewijs beschouwd voor de onzorgvuldigheid van [X]. Het hof concludeert dat de schade aan het pand van [Y] evident is veroorzaakt door het bezwijken van de fundering onder het pand van [Y] als gevolg van het niet of onvoldoende stutten en stempelen door [X].

Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt [X] in de kosten van het geding in hoger beroep. De zaak benadrukt de verantwoordelijkheden van aannemers bij funderingswerkzaamheden en de noodzaak om te voldoen aan vergunningsvoorwaarden en veiligheidsnormen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.254.786/01
zaaknummer/rolnummer rechtbank Noord-Holland : C/15/254985/HA ZA 17-120
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 21 april 2020
inzake
[X] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. B.J. Davidse te Amsterdam,
tegen
GEBR. [Y] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M. Bödicker te Utrecht.
Partijen worden hierna [X] en [Y] genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

[X] is bij dagvaarding van 30 januari 2019 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, van 31 oktober 2018, onder bovenvermeld zaaknummer/rolnummer gewezen tussen [Y] als eiseres en onder anderen [X] als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[X] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog de vorderingen van [Y] jegens haar zal afwijzen met veroordeling van [Y] in de kosten van het geding in beide instanties met nakosten en rente.
[Y] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [X] in de kosten van het geding in hoger beroep.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

2.1
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.14 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt, voor zover in hoger beroep nog van belang en waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn gebleken uit niet (voldoende) weersproken stellingen van partijen.
2.2.
[Y] is (economisch) eigenaar van het recht van appartement [adres 1] en [adres 2] te [plaats] . De panden omvatten beide vier appartementen die – bij wijze van belegging – worden verhuurd.
2.3.
WRF B.V. (hierna: WRF) is eigenaar van het recht van appartement aan de [adres 3] in [plaats] en als zodanig van rechtswege lid van de Vereniging van Eigenaren [adres 4] in [plaats] (hierna: de VvE).
2.4.
WRF heeft [X] opdracht gegeven voor het maken van een kelderbak onder en aanbouw aan de woning aan de [adres 3] . Op 21 december 2015 heeft de gemeente Amsterdam West een omgevingsvergunning verleend voor het verrichten van verbouwings- en funderingswerkzaamheden aan genoemde woning van WRF. De vergunning is geadresseerd aan ‘WRF b.v. t.a.v. de heer [A] , [plaats] ’.
[A] is indirect bestuurder en enig aandeelhouder van [X] . [X] is gevestigd in [plaats] .
De vergunning vermeldt dat deze is verleend onder de navolgende voorwaarden:
Uitvoering van de werkzaamheden mag niet geschieden voordat de volgende gegevens:
1. Berekening van de aan te brengen damwanden en de invloed van de bemaling op de directe omgeving;
2. De grondwaterstand buiten de bouwput mag niet verlaagd worden dan 0,7 NAP, dat de veiligheid van de naburige bouwwerken geschaad wordt of dat hieraan ontoelaatbare vervormingen optreden. E.e.a. zal tijdens de uitvoering met de buitendienst overlegd en uitgewerkt moeten worden;
3. De verticale bouwputbegrenzingen mogen niet zodanig vervormen, dat de veiligheid van belendende bouwwerken of in de weg gelegen kabels en leidingen geschaad wordt of dat hieraan ontoelaatbare vervormingen optreden;
4. Een stut en stempelplan waaruit blijkt dat de constructieve veiligheid tijdens de bouwfase gewaarborgd is;
5. De paalspecificaties.
uiterlijk 3 weken voor aanvang van de werkzaamheden via het omgevingsloket zijn aangeleverd en deze tekeningen en berekeningen door bestuurscommissie West zijn goedgekeurd (…)
2.5.
De VvE heeft [X] opdracht verstrekt voor het verrichten van de funderingswerkzaamheden. De overeenkomst van aanneming van werk is op 6 januari 2016 door [X] en de VvE ondertekend. In die overeenkomst is gestipuleerd dat [X] zorgdraagt voor de aanvraag van de vergunningen en een zogenaamde CAR-verzekering.
2.6.
[X] is begin 2016 met de uitvoering van de bouw- en funderingswerkzaamheden gestart.
2.7.
Op of omstreeks 1 mei 2016 is de fundering onder de achtergevel van het pand aan de [adres 4] bezweken.
2.8.
De notitie van de piketdienst van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (hierna: de piketdienst) van 2 mei 2016 vermeldt onder meer:
Zondag 01-05-2016 om 15.55 heeft u mij in uw hoedanigheid als bouwpiketfunctionaris Amsterdam telefonisch benaderd en om advies gevraagd t.a.v. een acute situatie op gebied van constructieve veiligheid van een verbouwing van een pand gelegen aan de [adres 4] . Het betrof binnengekomen klachten van de buren van de aangrenzende panden [adres 2] en [adres 5] ; dat er plotseling scheuren ontstaan; stukjes plafond naar beneden komen; glas dat spontaan barst en ramen en deuren die klemmen en niet meer open gaan.
Aan de hand van de foto’s die ik van u per mail heb ontvangen heb ik kunnen concluderen dat de bouwmuren/fundering na het ontgraven van de kelder ter hoogte van de begane grondvloer niet horizontaal zijn gesteund en dat de fundering van de achtergevel in zeer slechte toestand verkeer en ook niet gesteund is.
Hierop heb ik omstreeks 17.00 uur geadviseerd om in ieder geval per direct de oude fundering onder de bouwmuren horizontaal te laten afstempelen en de fundering/achtergevel op te laten vangen. Dat kon geen uitstel gedogen wegens het risico dat zou kunnen ontstaat als er beweging in het pand ontstaat door ontgraving zonder nodige ondersteuning en dient zo nodig vergezelt te gaan door bestuursdwang. Je hebt me aangegeven dat je dit door de aannemer laat uitvoeren die ook ter plaatse was en bereid is direct een aanvang met de werkzaamheden te willen maken. Dat betreft dhr. [A] van bedrijf [X] B.V. (…)
Om 21:10 uur, is Constructieve Veiligheid Omgevingsdienst NZKG op locatie gearriveerd. De aannemer was inmiddels druk bezig met de stutwerkzaamheden. In de bouwput (…) was duidelijk te zien dat een deel van de oude houten palen van de oude fundering al bezweken waren en waren allemaal in het zicht (…)
Met medewerking van bewoners zijn we samen bij 3 woningen (nr. [adres 6] , [adres 7] en [adres 8] ) binnen geweest. Deze buren hebben uitleg gegeven en laten zien welke scheuren er afgelopen 1 a 2 dagen spontaan zijn ontstaan. Er zijn scheuren (door en door) in constructieve bouwmuren van 2 a 3cm in een dag ontstaan, dit gaf aanleiding tot de constatering dat het hele pand in beweging was. Deze plotselinge scheuren zijn een indicatie dat de fundering aan het bewegen is en dit zonder dat er bouwwerkzaamheden waren.
Daarmee liepen bewoners een groot risico. Deze bewegingen zijn voor zulke oude ontgraven funderingen niet gewenst en zonder deugdelijke uitvoering gevaarlijk. Als dit zo verder beweegt kan dit aanleiding geven voor instortingsgevaar van het de 3 panden.
Deze constatering was voldoende om direct te adviseren om bewoners van het pand en de naastgelegen panden te ontruimen (…)
2.9.
In het verslag van de noodwacht van de gemeente Amsterdam (hierna: de noodwacht) van 4 mei 2016 wordt onder meer vermeld:
Zondag 1 mei 14.30 uur
(…) Bewoner van de [adres 5] meld dat er een stuk plafond naar beneden is gekomen. In het pand naast hem zijn ze met funderingswerkzaamheden bezig (…)
15.45
uur
Ter Plaatsen. Tref de aannemer die verantwoordelijk is voor de funderingswerkzaamheden heer [A] van [X] B.V. te [plaats] . Hij was door de bewoners van het naast gelegen pand gebeld omdat hun deur niet meer open kon (…) In het pand met huisnummer [adres 4] zijn de funderingswerkzaamheden. Trof daar een ca 3 meter uitgegraven kelder aan en een verwijderde begane grondvloer (…) Wat opviel is dat er geen horizontale stempeling aanwezig is (…) Wat ook opvalt, is de gebroken paal in het midden van de achtergevel. Ik beoordeel deze situatie als ernstig. Ik heb tegen de aannemer gezegd dat zo snel mogelijk de achtergevel gestut moet worden en de horizontale stempeling aangebracht moet worden.
2.10.
Bij e-mail van 28 april 2016 (van vastgoedbeheerder [B] van Rappange) heeft [Y] [X] aansprakelijk gesteld voor alle geleden en nog te lijden schade die het gevolg is van de werkzaamheden.
2.11.
In haar rapport van 12 juli 2016 concludeert [C] Bouwadvies (hierna: [C] ):
Inspecties
Op 1 en 3 juni 2016 is door [C] Bouwadvies een opname uitgevoerd van de bouwkundige situatie van het casco. (…)
Op 7 juni is door de heer [C] samen met een constructeur de stempelconstructie in het pand [adres 4] beoordeeld.
Oorzaak zakking [adres 4]
(…) Ten behoeve van het aanbrengen van een kelder is de grond onder de begane grond vloer tot ver onder de bestaande fundering afgegraven. Ter hoogte van de begane grondwoning zijn houten kruizen aangebracht om de stabiliteit te waarborgen. Er is echter geen horizontale stempeling aangebracht om ‘naar binnen klappen’ van de bouwmuren te voorkomen. De achtergevel was niet voorzien van een stempelwerk. (…)
Geconstateerde zakkingschade [adres 2]
(…) De vorm en positie van de tijdens de uitgevoerde inspectie geconstateerde scheuren en zakkingen duiden op een zakking van het pand richting de [adres 4] .
Conclusie:
Het is evident dat de in het pand [adres 2] ontstane schade is veroorzaakt door het bezwijken van de fundering onder de achtergevel van het pand [adres 4] ten gevolge van het niet/onvoldoende stempelen van de hoofddraagconstructie onder het begane grondniveau.
2.12.
Bij brief van 21 juli 2016 heeft de advocaat van [Y] [X] nogmaals aansprakelijk gesteld.
2.13.
De gemeente Amsterdam heeft (de advocaat van) [Y] bij brief van 21 november 2016 medegedeeld dat in strijd met de aan de omgevingsvergunning verbonden voorwaarden geen berekeningen zijn aangeleverd voor de aan te brengen damwanden noch een stut- en stempelplan en dat de start van het bouwen/slopen niet op voorhand aan de gemeente is gemeld.
2.14.
In een rapport van ing. [D] , verbonden aan [C] , van 29 januari 2018 wordt onder meer vermeld:
[hof: p. 2]
Om vast te stellen welke schade is ontstaan door bouwactiviteiten bij [adres 4] is het van belang de opname door [C] van 1 en 3 juni 2016 naast de 0-meting van [E] van 20 januari 2016 te leggen.
In dit hoofdstuk benoemen wij de foto’s uit het rapport van [C] waarop te zien is dat eventuele aanwezige gebreken aanzienlijk verergerd zijn of nieuwe gebreken zijn ontstaan. Er is geen opname uitgevoerd door [E] van het appartement [adres 8] (…)
[hof: p. 7]
Gezien het feit dat het aanbrengen van stempeling noodzakelijk was om instorten van het pand te voorkomen en dat na het aanbrengen van de stempeling het instortingsgevaar is geweken, kan niet anders geconcludeerd worden dat de werkzaamheden niet zijn uitgevoerd volgens de geldende eisen voor bouw- en veiligheid (…)
[hof: p. 9]
Wij hebben de schade voor 100% toegekend aan de bouwactiviteit in [adres 4] omdat de gebreken dan wel door de bouwactiviteit zijn ontstaan, dan wel zodanig zijn verslechterd dat constructief herstel noodzakelijk is geworden.
Voor de calamiteit van 1 mei 2016 was de constructieve samenhang van het pand [adres 2] in orde. Er is nimmer door de bewoners geklaagd over een onveilige situatie of is er door de gemeente handhavend opgetreden om gebreken te verhelpen.
De eigenaren van [adres 2] zullen door de calamiteit voor hogere herstelkosten moeten maken om het woningen te kunnen herstellen volgens de eisen uit het bouwbesluit en zullen zaken volledig gesloopt en herbouwt moeten worden die anders slechts esthetisch hersteld hadden hoeven worden.

3.Beoordeling

3.1
[Y] heeft bij inleidende dagvaarding gevorderd:
I voor recht te verklaren dat [X] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [Y] en aansprakelijk is voor de daardoor door [Y] geleden schade;
II dat [X] wordt veroordeeld tot vergoeding van de door [Y] geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
III [X] te veroordelen in de kosten van het geding.
3.2
Aan die vordering heeft [Y] ten grondslag gelegd dat [X] de werkzaamheden niet volgens de daarvoor geldende bouw- en veiligheidseisen en in strijd met de vergunningsvoorwaarden heeft uitgevoerd waardoor schade aan het pand van [Y] is ontstaan.
3.3
Bij het bestreden eindvonnis heeft de rechtbank de vorderingen van [Y] toegewezen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [X] bij de uitvoering van haar werkzaamheden niet de zorgvuldigheid in acht genomen die van haar als professionele aannemer verwacht had mogen worden. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar de rapporten van de piketdienst en de noodwacht. Die rapporten en het rapport van [C] van 12 juli 2016 leiden volgens de rechtbank tevens tot de slotsom dat schade is ontstaan als gevolg van ondeugdelijke uitvoering van de werkzaamheden, bestaande uit het onvoldoende stempelen.
3.4
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [X] met haar grieven op. Kort gezegd betwist [X] dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld en dat schade is ontstaan ten gevolge van de door haar uitgevoerde werkzaamheden. Het hof ziet aanleiding de grieven gezamenlijk te bespreken.
3.5
Samengevat heeft [X] het volgende aangevoerd. Er is geen bewijs dat [X] de werkzaamheden niet volgens de daarvoor geldende bouw- en veiligheidseisen heeft uitgevoerd. [X] heeft sinds het begin van de bouwwerkzaamheden direct contact met de bouwinspecteurs. Het wegvallen van een stut op 1 mei 2016 is diezelfde dag door [X] aangepakt. Door de adequate maatregelen van [X] is geen schade ontstaan. [X] heeft juist wel zorgvuldig gehandeld. Uit het rapport van [E] & Partners (hierna: [E] ) van 20 januari 2016 dat [X] als 0-meting had laten opstellen blijkt van achterstallig onderhoud aan de panden van [Y] . Er was al scheurvorming en scheefstand vóórdat [X] met de werkzaamheden begon. De rapporten waarnaar de rechtbank verwijst zijn alle opgemaakt nadat de werkzaamheden van [X] hebben plaatsgevonden. Om te beoordelen of en zo ja in hoeverre er schade is geleden is van belang hoe de situatie daarvóór was. Er is niet voldoende aannemelijk gemaakt dat [Y] schade heeft geleden. Evenmin heeft [Y] aannemelijk gemaakt dat in dit concrete geval het gevaar waartegen de geschonden norm bescherming beoogt te bieden, zich heeft gerealiseerd, aldus [X] .
3.6
Het hof constateert dat [X] de inhoud van de rapporten van de piketdienst en de noodwacht (rov. 2.8 en 2.9) niet, althans niet gemotiveerd, heeft bestreden. [Y] heeft er terecht op gewezen dat in die rapporten duidelijk melding wordt gemaakt van, kort gezegd, onvoldoende stempeling door [X] (piketdienst:
dat de bouwmuren/fundering na het ontgraven van de kelder ter hoogte van de begane grondvloer niet horizontaal zijn gesteund en dat de fundering van de achtergevel in zeer slechte toestand verkeer en ook niet gesteund is;noodwacht:
Wat opviel is dat er geen horizontale stempeling aanwezig is (,,,) Wat ook opvalt, is de afgebroken paal in het midden van de achtergevel (…) Ik heb tegen de aannemer gezegd dat zo snel mogelijk de achtergevel gestut moet worden en de horizontale stempeling aangebracht moet worden). In samenhang met de mededeling van de gemeente (brief 21 november 2016; rov. 2.13) dat geen stut- en stempelplan is aangeleverd en evenmin berekeningen voor de aan te brengen damwanden is dit voldoende voor de conclusie dat [X] niet de zorgvuldigheid in acht heeft genomen die van haar als professionele aannemer mocht worden verwacht. Dat wordt niet anders door de door [X] naar aanleiding van gemelde klachten op 1 mei 2016 en daarna getroffen voorzieningen. Dat neemt het daaraan voorgaande onzorgvuldige handelen van [X] immers niet weg. Het hof gaat voorbij aan de stelling van [X] dat zij een stut had aangebracht die op 1 mei 2016 zou zijn weggevallen, omdat deze stelling in het geheel niet is onderbouwd, nog daargelaten dat daaruit, gelet op de hiervoor besproken rapportage, nog niet kan blijken van een deugdelijke uitvoering van de werkzaamheden.
3.7
Dat ten gevolge van het onvoldoende stutten en stempelen schade is ontstaan aan de panden van [Y] blijkt naar het oordeel van het hof genoegzaam uit genoemde rapporten van de piketdienst en van [C] . De piketdienst noemt meldingen door de buren op nummers [adres 2] en [adres 5] van het in één dag ontstaan van scheuren in dragende wanden van 2 à 3 cm, stukken plafond die vallen, glas dat spontaan barst en deuren en ramen die niet meer opengaan. [C] heeft op 1, 3 en 7 juni 2016 inspecties uitgevoerd en geconcludeerd dat de schade aan het pand van [Y] ‘evident’ is veroorzaakt door het bezwijken van de fundering onder het pand aan nr. [adres 4] ten gevolge van het niet/onvoldoende stempelen van de hoofddraagconstructie onder dat laatste pand. [C] heeft verder aan de hand van een vergelijking tussen de 0-meting door [E] op 20 januari 2016 en de situatie op 1 en 3 juni 2016 geconcludeerd dat door de bouwwerkzaamheden van [X] gebreken aan het pand van [Y] zijn ontstaan dan wel dat reeds aanwezige gebreken aan het pand van [Y] door die werkzaamheden zodanig zijn verslechterd dat constructief herstel noodzakelijk is geworden. Ook tegen deze bevindingen heeft [X] niet of nauwelijks inhoudelijk iets aangevoerd.
Voor zover [X] heeft bedoeld te betogen dat het niet voldoen aan de vergunningsvoorwaarden de schade niet heeft veroorzaakt, verliest [X] uit het oog dat – wat van deze stelling verder ook zij – het onvoldoende stutten en stempelen in ieder geval een handelen in strijd met een (veiligheids)norm oplevert, welke norm beoogt te beschermen tegen (instortings)gevaar welk gevaar zich in dit geval juist heeft verwezenlijkt.
3.8
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de mogelijkheid dat [Y] als gevolg van het onrechtmatig handelen van [X] schade heeft geleden voldoende aannemelijk is gemaakt zodat de gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure toewijsbaar is. Aspecten als het causaal verband in de zin van artikel 6:98 BW en de omvang van de schade kunnen in die procedure aan bod komen.
3.9
Het hof ziet geen aanleiding [X] toe te laten tot bewijslevering, nu geen concrete stellingen te bewijzen zijn aangeboden die, indien bewezen, kunnen leiden tot een andere beslissing.
3.1
De grieven slagen niet. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [X] zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep, voor zover dat aan het oordeel van het hof is onderworpen;
veroordeelt [X] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [Y] begroot op € 741,00 aan verschotten en € 1.074,00 voor salaris;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.K. Veldhuijzen van Zanten, M.A. Wabeke en C. Uriot en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 21 april 2020.