ECLI:NL:GHAMS:2020:1249

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 april 2020
Publicatiedatum
20 mei 2020
Zaaknummer
200.259.235/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid en intellectuele eigendomsrechten in relatie tot een zelfbedachte methode tegen skimmen

In deze zaak heeft [appellant] een rechtszaak aangespannen tegen de coöperatie Rabobank U.A. naar aanleiding van de introductie van een methode ter bestrijding van skimmen, die hij zelf had voorgesteld. [appellant] stelde dat de Rabobank zijn idee zonder toestemming had overgenomen en vorderde schadevergoeding en een verbod op het gebruik van de methode. De rechtbank Amsterdam had eerder zijn vordering afgewezen, met de overweging dat de Rabobank al voor het contact met [appellant] bezig was met de ontwikkeling van een vergelijkbare methode. Het Gerechtshof Amsterdam bevestigde deze uitspraak op 7 april 2020. Het hof oordeelde dat [appellant] niet kon aantonen dat hij een nieuw idee had gepresenteerd, aangezien de Rabobank al intern overleg had gevoerd over een soortgelijke aanpak. Het hof concludeerde dat Rabobank vrij was om de methode te implementeren zonder toestemming van [appellant]. De vordering van [appellant] werd afgewezen, evenals zijn verzoek om inzage in interne documenten van de Rabobank. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde [appellant] in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.259.235/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/648129 / HA ZA 18-518
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 7 april 2020
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. J. Geerdes te Almere,
tegen
de coöperatie
COOPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en Rabobank genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 9 april 2019 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 januari 2019 (ECLI:NL:RBAMS:2019:101) gewezen tussen [appellant] als eiser en Rabobank als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, tevens akte vermeerdering/wijziging van eis, met producties;
- memorie van antwoord, met producties;
- akte van [appellant] ;
- antwoordakte van Rabobank.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en hij vordert na eiswijziging in hoger beroep – naar het hof verstaat – dat het hof bij arrest uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat de module ter bestrijding van de gevolgen van het ‘skimmen’ van bankpassen die Rabobank in mei 2012 heeft aangekondigd en in juni 2012 daadwerkelijk heeft ingevoerd, overeenkomt met de drietrapsmodule die [appellant] op 7 en 8 februari 2012 heeft gedeeld met Rabobank, als gevolg waarvan Rabobank in strijd handelt met de industriële c.q. intellectuele eigendomsrechten van [appellant] ;
voor recht verklaart dat Rabobank als gevolg van het geschetste feitencomplex toerekenbare niet-nakoming heeft gepleegd, althans onrechtmatig heeft gehandeld en nog steeds handelt;
Rabobank op straffe van een dwangsom verbiedt de desbetreffende module, of een daarvan afgeleide module, nog verder te (doen) gebruiken, op straffe van verbeurte van dwangsommen;
Rabobank veroordeelt tot betaling aan [appellant] van een schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening;
met veroordeling van Rabobank in de kosten van het geding in beide instanties.
[appellant] heeft voorts, bij wijze van incidentele vordering op de voet van art. 843a Rv. gevorderd dat Rabobank hem inzage geeft in stukken met betrekking tot de ontwikkeling van de door Rabobank in juni 2012 ingevoerde methode.
Rabobank heeft – zakelijk weergegeven – geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van [appellant] in zijn hoger beroep, althans tot bekrachtiging van het bestreden vonnis en afwijzing van hetgeen [appellant] in hoger beroep heeft gevorderd, met – uitvoerbaar bij voorraad – beslissing over de proceskosten.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.11 vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.

3.Beoordeling

Inleiding
3.1
Deze zaak gaat over de vraag of het Rabobank vrij staat een bepaalde methode ter beperking van schade door ‘skimmen’ te gebruiken zonder toestemming van of vergoeding aan [appellant] .
3.2
De rechtbank heeft deze vraag bevestigend beantwoord. [appellant] bestrijdt dat oordeel.
De feiten
3.3
Een interne e-mail van Rabobank van 8 december 2008 houdt onder meer in:
“In het kort houdt het idee in dat we klanten zelf een aantal parameters van hun pasje laten instellen via Internet Bankieren. Bijvoorbeeld Buitenland aan/uit; Internetbetalingen aan/uit; Paslimiet tussen 100,- en 1250,- per week etc. etc. Dit met de bedoeling natuurlijk om schade als gevolg van skimming te beperken.”
3.4
In een interne nota van Rabobank van 7 september 2011, getiteld “Klantcockpit voor pasgebruik” staat onder meer het volgende:
“De KlankCockpit is een website binnen internetbankieren (dus veilig achter de Randomreader) waarin klanten de gebruiksmogelijkheden van de bankpas kunnen inzien en wijzigen. In de cockpit kunnen klanten zelf bepaalde landen uit/aan zetten voor pasgebruik. Standaard zullen passen in bepaalde landen “uit” staan en kan de klant zelf deze landen “aan” zetten. Hiermee is de klant zelf volledig in controle over de gebruiksmogelijkheden van de pas.”
3.5
Een interne nota van Rabobank aan “TaskForce Skimming” van 14 november 2011 houdt onder meer in:

Deze klantcockpit maakt het mogelijk om op pasniveau gebruiksmogelijkheden van bankpassen te kunnen instellen en inzien. De eerste release van de klantcockpit bevat de mogelijkheid om voor bepaalde landen/regio’s de gebruiksmogelijkheid van een bankpas aan of uit te zetten (geo-blocking). Dit aan/uit zetten kan via Internetbankieren en backoffice door de lokale bank/SOS International.
Het aan/uit kunnen zetten van landen/regio’s op bankpasniveau is een krachtig middel om schade ten gevolge van skimming te reduceren, terwijl bij een zorgvuldige implementatie die klantimpact minimaal kan worden gehouden.
3.6
Een interne nota van Rabobank van 9 december 2011 met als onderwerp “maatregelen tegen skimmen” houdt onder meer in:

Als preventieve maatregel is, mede op basis van ervaringen in het buitenland, gekozen voor het inrichten van een klantcockpit. In een klantcockpit kunnen klanten via internet en mobiel beveiligingparameters en limieten instellen. (…)
Om snel te reageren op fraude is het noodzakelijk dat eerst een “lite” versie wordt uitgerold met daarin alleen de mogelijkheid tot het weer aanzetten van pasgebruik in door Rabobank geblokkeerde landen/regio’s.
(…)
De verwachte implementatie van de 1e release van deze maatregel is februari 2012.
3.7
[appellant] heeft op 7 februari 2012 Rabobank telefonisch benaderd. Hij is achtereenvolgens door twee medewerkers te woord gestaan. Diezelfde dag heeft [appellant] aan de twee medewerkers van Rabobank een e-mail gezonden met een beschrijving van een methode “
om de gevolgen van skimmen (…) drastisch te beperken zo niet geheel te voorkomen”. De bij de e-mail gevoegde bijlage getiteld ‘De strijd tegen skimmen&kraken’ houdt onder meer in:

De bank schept binnen het webaccount van de rekeninghouder, dus achter gecodeerde sloten en grendels, een mogelijkheid om naar keuze werelddelen, landen en provincies vrij te geven voor jouw atm en internetbankieren verkeer. De default: alles dicht! Behalve Nederland. Als voorbeeld. Eventueel aangevuld met tijd- en datumvensters per gebied. Voor vakantie, zakenreis, tripjes. Is met je laptop/smartphone/tablet in een ommezien te wijzigen.
(…)
Mijn provisie? Vijf jaar lang een nader te bepalen redelijk percentage van de besparingen of de contante waarde ervan.
3.8
Op 8 februari 2012 heeft [appellant] opnieuw telefonisch contact met Rabobank en stuurt hij aan de desbetreffende medewerker een e-mail die onder meer inhoudt:

U deelde mij mede dat de Rabobank al een ontwikkeling in de richting van meer sophisticated beveiligingssoftware op stapel heeft staan.
(…)
De door mij bedachte oplossing is en blijft de meest simpele, de meest elegante en de meest betrokkene. Het principe ‘alles staat dicht tot het tegendeel bewezen is’ blijft de enige methode die garandeert dat alle illegale buitenlandse activiteiten geweigerd worden.
(…)
U weet mij te bereiken indien (…) u mijn methode wilt toepassen”.
3.9
In het Financieele Dagblad van 5 mei 2012 is onder de kop “Rabobank blokkeert pas buiten Europa” onder meer het volgende gepubliceerd:

Klanten van de Rabobank kunnen niet meer automatisch pinnen in landen buiten Europa. De bank blokkeert deze mogelijkheid vanaf 1 juni van dit jaar standaard, ‘om schade en ongemak als gevolg van skimming te voorkomen’. Dat heeft de Rabobank bekendgemaakt.(…)
Klanten van de bank kunnen straks hun pas nog steeds buiten Europa gebruiken. Per werelddeel en tijdsperiode kan de pinmogelijkheid aan- en uitgezet worden. De Rabobank verwacht dat de maatregel zal leiden tot aanmerkelijk minder schade.”
3.1
[appellant] heeft bij brief van 8 mei 2012 van zijn toenmalige advocaat aan Rabobank bezwaar gemaakt tegen het gebruik van de Rabobank van “zijn vinding” zonder zijn toestemming. Hij heeft Rabobank gesommeerd dat gebruik te staken en aansprakelijk gesteld voor door hem geleden schade. Rabobank heeft geantwoord dat zij jegens [appellant] niet onrechtmatig handelt.
3.11
In juni 2012 heeft de Rabobank het systeem als beschreven in het in 3.9 genoemde artikel geïntroduceerd. Kort gezegd houdt het in dat het gebruik van Rabo-bankpassen buiten Europa standaard “uit” staat en dat klanten de werking buiten Europa zelf voor een bepaalde periode “aan” en weer “uit” kunnen zetten per regio. De regio’s zijn: Afrika, Noord-Amerika, Midden-Amerika, Zuid-Amerika, Azië en Oceanië.
De vordering en het oordeel van de rechtbank
3.12
De vordering van [appellant] – zowel in eerste aanleg als in hoger beroep – strekt ertoe vast te stellen dat Rabobank de door [appellant] in februari 2012 gepresenteerde methode niet mag gebruiken (zonder betaling van een met [appellant] overeen te komen vergoeding).
3.13
De rechtbank heeft de vordering van [appellant] afgewezen. Daartoe heeft de rechtbank kort gezegd overwogen dat de stellingen van [appellant] niet kunnen leiden tot het oordeel dat Rabobank in februari 2012 aan hem geheimhouding zou hebben toegezegd met betrekking tot het door hem gepresenteerde idee. Bovendien is gebleken dat Rabobank al geruime tijd voor het contact met [appellant] in februari 2012 intern overleg voerde over eenzelfde werkwijze om schade door skimmen te beperken. Het stond Rabobank daarom vrij deze middelen zonder toestemming van of vergoeding aan [appellant] in de praktijk te brengen, aldus de rechtbank.
De bespreking van de grieven
3.14
[appellant] heeft vijf grieven geformuleerd die zich lenen voor gezamenlijke bespreking.
3.15
Uit de hierboven onder 3.3 tot en met 3.6 weergegeven feiten volgt onmiskenbaar dat Rabobank voorafgaand aan het eerste contact met [appellant] reeds doende was met de voorbereiding van maatregelen ter beperking van de schade door skimmen en dat tot de voorgenomen maatregelen behoorde de introductie een systeem bestaande uit het standaard “uit” zetten van het gebruik van bankpassen buiten Europa met de mogelijkheid voor de klant om per regio het gebruik buiten Europa tijdelijk “aan” te zetten. [appellant] heeft in februari 2012 aan Rabobank dus geen nieuw idee gepresenteerd. [appellant] heeft zijn standpunt dat zijn idee, althans cruciale onderdelen daarvan, wel nieuw was/waren toegelicht door verwijzing naar een rapport van prof. dr. mr. J.M. Smits. Het hof volgt dat rapport niet. In onderlinge samenhang beschouwd volgt uit de hiervoor aangehaalde interne stukken dat Rabobank de elementen die worden genoemd in de e-mails van [appellant] van 7 en 8 februari 2012 al vóór februari 2012 had betrokken in haar voorgenomen maatregelen ter bestrijding van schade door skimmen. Overigens schenkt Smits in zijn rapport geen aandacht aan de hierboven in 3.5 en 3.6 aangehaalde interne stukken van Rabobank.
3.16
[appellant] heeft onvoldoende concrete feiten aangevoerd waaruit zou kunnen volgen dat tussen Rabobank en [appellant] op enig moment niettemin is overeengekomen dat Rabobank hetgeen [appellant] bij gelegenheid van het contact in februari 2012 aan Rabobank heeft medegedeeld niet zonder toestemming van of vergoeding aan [appellant] in de praktijk zou brengen. Dat ligt ook niet voor de hand, omdat de Rabobank voorafgaande aan het eerste contact met [appellant] reeds doende was met de voorbereiding van de implementatie van hetzelfde idee.
3.17
Het standpunt van [appellant] dat Rabobank aan hem geheimhouding heeft toegezegd, dat geheimhouding is overeengekomen of dat “in dit soort situaties minimaal sprake is van impliciete geheimhouding”, is gemotiveerd betreden door Rabobank, vindt geen steun in de stukken en is door [appellant] niet voldoende feitelijk toegelicht. Hoe dit ook zij, niet valt in te zien dat Rabobank jegens [appellant] gehouden is tot enige vorm van geheimhouding met betrekking tot de methode die Rabobank zelf al had ontwikkeld voorafgaand aan het eerste contact met [appellant] . [appellant] mocht dat ook niet van Rabobank verwachten. Het stond Rabobank dus vrij die methode medio 2012 te implementeren zonder goedkeuring van of betaling aan [appellant] .
3.18
Op het bovenstaande strandt onderdeel b van de gewijzigde eis in hoger beroep.
3.19
Onderdeel a van de gewijzigde eis in hoger beroep verwijst naar “industriële c.q. intellectuele eigendomsrechten van [appellant] ”. In zijn processtukken in hoger beroep licht [appellant] niet toe op welke rechten van (industriële of) intellectuele eigendom hij doelt. In eerste aanleg is aan de orde gekomen dat [appellant] een octrooi heeft aangevraagd en verkregen dat volgens Rabobank niet geldig is omdat uit het nieuwheidsonderzoek van het Octrooicentrum Nederland blijkt dat geen van de conclusies van het octrooi nieuw of inventief zijn. [appellant] heeft in eerste aanleg echter duidelijk gemaakt dat hij dit octrooi niet aan zijn vordering ten grondslag legt en de rechtbank heeft dienovereenkomstig bij de weergave van het standpunt van [appellant] het octrooi niet vermeld. Daartegen heeft [appellant] geen grief gericht en in hoger beroep heeft [appellant] het octrooi niet alsnog aan zijn vordering ten grondslag gelegd. Het hof ziet daarom geen aanleiding de zaak te verwijzen naar het gerechtshof Den Haag, zijnde de (in hoger beroep) bevoegde rechter in octrooizaken. Voor het overige blijkt uit de stellingen van [appellant] niet dat hij enig recht van intellectuele eigendom heeft ten aanzien van het idee dat hij in februari 2020 aan Rabobank heeft gepresenteerd. Het hof oordeelt daarom dat ook onderdeel a van het gewijzigde petitum niet toewijsbaar is.
3.2
De conclusie uit het bovenstaande is dat vordering van [appellant] ook in hoger beroep niet toewijsbaar is.
3.21
Ook de incidentele vordering van [appellant] op de voet van artikel 843a Rv. is niet toewijsbaar. Rabobank heeft reeds interne stukken overgelegd aan de hand waarvan met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat [appellant] aan haar in februari 2012 geen nieuw idee heeft voorgehouden. [appellant] heeft niet gesteld dat de door hem verlangde stukken de reeds overgelegde stukken kunnen ontkrachten. Voor zover de incidentele vordering ertoe strekt Rabobank te dwingen interne stukken met betrekking tot de periode februari 2012 tot juni 2012 over te leggen, heeft [appellant] bij dat verzoek geen belang omdat stukken uit die periode niet kunnen afdoen aan de vaststelling dat Rabobank vóór februari 2012 reeds op hetzelfde idee was gekomen als het idee waarmee [appellant] Rabobank in februari 2012 benaderde. .
3.22
Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd en hetgeen [appellant] in hoger beroep bij wijze van wijziging van zijn eis heeft gevorderd zal worden afgewezen. [appellant] zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
wijst af hetgeen [appellant] in hoger beroep heeft gevorderd;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Rabobank begroot op € 741 aan verschotten en € 1.611 voor salaris;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.C. Makkink, J.W. Hoekzema en G.C.C. Lewin en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 7 april 2020.