ECLI:NL:RBAMS:2019:101

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 januari 2019
Publicatiedatum
9 januari 2019
Zaaknummer
C/13/648129 / HA ZA 18-518
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en geheimhouding in verband met anti-skimming methode

In deze zaak vordert eiser, een uitvinder van een methode om skimming van pinpassen te bestrijden, schadevergoeding van de Rabobank. Eiser stelt dat hij in februari 2012 vertrouwelijke informatie heeft gedeeld met de Rabobank over zijn methode, maar dat de bank deze zonder toestemming heeft toegepast. De rechtbank heeft de procedure en de feiten in detail uiteengezet, waaronder de communicatie tussen eiser en de Rabobank. Eiser heeft zijn vordering gebaseerd op toerekenbare niet-nakoming en onrechtmatige daad, en heeft tevens verzocht om inzage in bepaalde documenten. De Rabobank ontkent dat er een geheimhoudingsafspraak is gemaakt en stelt dat zij al voor de contacten met eiser bezig was met de ontwikkeling van een vergelijkbare methode. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen bewijs is voor de geheimhoudingsafspraak en dat de Rabobank niet onrechtmatig heeft gehandeld. De vorderingen van eiser zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/648129 / HA ZA 18-518
Vonnis van 9 januari 2019
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in de hoofdzaak en in het incident,
advocaat mr. J.G. Geerdes te Almere,
tegen
de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in de hoofdzaak en in het incident,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Rabobank genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 december 2017, met producties;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende incidentele vordering tot verwijzing naar de civiele kamer van de rechtbank van 8 maart 2018, met producties;
  • de conclusie van repliek tevens inhoudende verweer incidentele vordering tot verwijzing naar de civiele kamer van de rechtbank van 5 april 2018, met producties;
  • het vonnis van de kantonrechter van 3 mei 2018 tot verwijzing naar de civiele kamer;
  • de conclusie na verwijzing tevens houdende wijziging van eis, tevens verzoek tot comparitie van partijen van 30 mei 2018, met producties;
  • de conclusie van dupliek tevens antwoordakte wijziging van eis van 18 juli 2018, met producties;
  • de akte uitlating producties tevens akte overlegging stukken voorlopig getuigenverhoor tevens incidentele conclusie ex art. 843a Rv aan de zijde van [eiser] van 1 augustus 2018, met productie;
  • de conclusie van antwoord in het incident ex art. 843a Rv van 5 september 2018;
  • het proces-verbaal van comparitie van 25 oktober 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 30 januari 2012 constateert [eiser] dat van zijn rekening bij ING zonder zijn toestemming in Bandung (Indonesië) bedragen zijn opgenomen (“geskimd”).
2.2.
Naar aanleiding van deze opname stelt hij een notitie onder de titel “Skimmen & Kraken” op. Hij stuurt deze op 1 februari 2012 per e-mail naar mr. J.H.A.M. Hanssen, advocaat in Arnhem, die de ontvangst daarvan per e-mail van 2 februari 2012 bevestigt.
2.3.
In de eerste week van februari 2012 zoekt [eiser] telefonisch contact met ABN AMRO Bank, ING en Rabobank met de vraag of zij interesse hebben in zijn voorstel het skimmen van bankrekeningen te voorkomen.
2.4.
Op 7 februari 2012 voert [eiser] een telefoongesprek met [naam 1] (hierna: [naam 1] ), werkzaam bij Rabobank in het Directoraat Toezicht en Compliance. Op dezelfde dag stuurt hij een e-mailbericht aan [naam 1] en [naam 2] (hierna: [naam 2] ), eveneens werkzaam bij genoemd directoraat van de Rabobank, met, voor zover van belang, de volgende inhoud:

Ingevolge het telefoongesprek vanmiddag met de heer [naam 1] , vindt u aangehecht een beschrijving van de methode om de gevolgen van skimmen en meer drastisch te beperken, zoniet geheel te voorkomen. De aanleiding tot het bedenken van de oplossing is het onlangs zo leegroven van mijn ING-rekening. […]”
2.5.
Op 8 februari 2012 voert [eiser] een telefoongesprek met [naam 2] . Op dezelfde dag stuurt [eiser] een e-mailbericht aan [naam 2] met, voor zover van belang, de volgende inhoud:

Mijn dank voor uw telefonische reactie vanmiddag op mijn mail van gisteren aan u en de heer [naam 1] . U deelde mij mede dat de Rabobank al een ontwikkeling in de richting van meer sophisticated beveiligingssoftware op stapel heeft staan. Meer specifiek merkte u daarover op dat wanneer iemand in Moskou zou pinnen en hij dat een paar minuten tevoren ook al in Nederland gedaan zou hebben, dit de alarmbellen zou doen laten afgaan. Bij verder nadenken is dat bij lange na niet een goede generale oplossing, […] De door mij bedachte oplossing is en blijft de meest simpele, de meest elegante en de meest betrokkene. […]”
2.6.
Op 5 mei 2012 publiceert het Financieel Dagblad onder de kop “Rabobank blokkeert pas buiten Europa” een bericht waarin, voor zover van belang, onder meer het volgende staat:

Klanten van de Rabobank kunnen niet meer automatisch pinnen in landen buiten Europa. De bank blokkeert deze mogelijkheid vanaf 1 juni van dit jaar standaard, ‘om schade en ongemak als gevolg van skimming te voorkomen’. Dat heeft de Rabobank bekendgemaakt. […] Klanten van de bank kunnen straks hun pas nog steeds buiten Europa gebruiken. Per werelddeel en tijdsperiode kan de pinmogelijkheid aan- en uitgezet worden. De Rabobank verwacht dat de maatregel zal leiden tot aanmerkelijk minder schade.”
2.7.
Bij brief van 8 mei 2012 schrijft mr. L.J. Gravendeel, advocaat in Hilversum, namens [eiser] onder meer, voor zover van belang, het volgende aan Rabo:
“Cliënt is onder nemer en uitvinder en heeft een vinding gedaan betreffende een product, althans een werkwijze, om de gevolgen van skimming van pinpassen tegen te gaan.. […] Cliënt heeft […] zijn vinding omtrent anti-skimming van pinpassen aan u […] in vertrouwen medegedeeld opdat uw interesse zou worden gewekt om de vinding toe te passen, uiteraard tegen vergoeding. Die vergoeding had gekund in de vorm van een licentie of verkoop van de vinding. Geen van tweeën is met u overeengekomen. […]
Tot verbijstering van cliënt blijkt u recent bekend te hebben gemaakt een toepassing tegen skimming te hebben geïntroduceerd die materieel de weergave is van hetgeen cliënt aldus al gecommuniceerd had. Het zal u duidelijk zijn dat cliënt hierover zeer ontstemd is en u hierbij voorhoudt dat u geacht wordt uw versie van de toepassing van de vinding van cliënt zonder diens toestemming in uw bedrijfsvoering in te zetten. […]
De kans op toeval is onder deze omstandigheden klein. Rabobank heeft het over dezelfde vinding als die van cliënt hetgeen drie maanden eerder aan u als vertrouwelijke informatie is verstrekt. Cliënt leest in uw wijze van openbaarmaking feitelijk diens beschrijvende modules, althans deze behelst een zakelijke weergave van hetgeen cliënt beschreven heeft aan u. Dit is een door de bankklant zelf eenvoudig bestuurbare en geografische opdeling met tijdvensters plus een duidelijk verklarende filosofie/werkwijze erachter. Een essentieel en vernieuwend kenmerk was nu juist de oplossing niet te zoeken was in de geldautomaten zelf (de ATM’s), maar aan de zijde van de bank en ‘door’ de klant zelf. […]
Op 7 februari 2012 heeft cliënt aan de heer [naam 1] en de heer [naam 2] van de Rabobank organisatie zijn beschrijving ‘Skimmen en kraken’ van de beschermingsconstructie modules gemaild. Dit bewijst uw bewustheid van de informatieverstrekking door cliënt aan u. […]
Cliënt verdenkt Rabobank er nu van haar geo-blokkade aanvullend gecombineerd te hebben met de oplossing van cliënt en dit nu commercieel aan de buitenwereld als één nieuw (Rabobank) systeem aan te bieden. […] Wat cliënt aangaat heeft u de schijn ernstig tegen u. reden waarom ik namens cliënt u, Rabobank, daaronder begrepen al haar aangesloten coöperaties, (besloten) vennootschappen en buitenlandse equivalenten ervan, hierbijverbiedde vinding van cliënt toe te passen (octrooi/auteursrecht, onrechtmatige daad). Tevens stel ik uaansprakelijkvoor de door cliënt te lijden en geleden schade door uw optreden waardoor u zonder toestemming van cliënt gebruik maakt van haar vinding. […]
2.8.
Naar aanleiding van deze brief heeft tussen (de advocaten van) partijen een aantal keren overleg plaats. Rabobank stelt zich daarin, kort samengevat, op het standpunt dat zij jegens [eiser] niet onrechtmatig heeft gehandeld.
2.9.
Op 28 juli 2015 stuurt [eiser] aan [naam 2] een e-mailbericht met, kort samengevat en voor zover van belang, de volgende inhoud:
“In februari 2012 stelde ik jullie, de drie grote banken, een uniek beveiligingssysteem voor ter oplossing van de nare gevolgen van skimmen. Ons telefoongesprek herinnert u zich vast nog wel en daarin door u gedane uitspraken. […] ‘Mijn’ systeem is inmiddels door alle banken overgenomen en aan de gebruikers ter beschikking gesteld. […] Vijftien jaren later, en drie maanden na de introductie van mijn eenvoudig toe te passen oplossing, komen jullie er mee. Oordeel zelf. […]
Begin dit jaar werd ik via een relatie geconfronteerd met de nare gevolgen van de contactloze betaalkaart. Hij ontwierp soorten hoesjes en tasjes voorzien van een beschermende laag. Om radiosignalen buiten te houden. […] Ik vond dat een gestoord en gemankeerd systeem. Bedacht ter plaatse een andere oplossing, deelde dat met mijn advocaat en vond een ingenieursbureau in Arnhem bereid het concept te bouwen en uit te testen. Systeem werkt. […] Het moment om weer eens contact te zoeken en wel in het ‘hol’ van de leeuw! Mijn oplossing is weer een hele simpele. De kaart ‘werkt’ alleen indien je deze ‘vasthoudt’. Dus in je hand of tussen je vingers. Een eenvoudig circuit zorgt voor het contact. Kosten praktisch nihil. Impact, heel groot.
In afwachting van uw reacties. […]”
2.10.
Bij e-mailbericht van 28 juli 2015 raadt [naam 2] [eiser] aan dit bij de juiste afdeling neer te leggen en laat hij weten er verder niets mee te zullen doen.
2.11.
Vervolgens schrijft [eiser] opnieuw brieven aan Rabobank en voeren partijen wederom een aantal keren overleg. Tevens stuurt, resp. overhandigt Rabobank aan [eiser] een aantal stukken.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – na wijziging van eis – in de hoofdzaak dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
  • voor recht verklaart dat Rabobank als gevolg van het geschetste feitencomplex toerekenbare niet-nakoming heeft gepleegd, althans onrechtmatig heeft gehandeld en nog steeds handelt;
  • Rabobank o.g.v. haar eigen toezegging van op of omstreeks 8 februari 2012, dat zij de door [eiser] aangeleverde informatie onder geheimhouding en embargo zou behandelen, verbiedt de desbetreffende module nog verder te (doen) gebruiken op verbeurte van een eenmalige dwangsom van € 1.000.000,- en een dwangsom van € 10.000,- voor iedere dag dat Rabobank daarmee in gebreke blijft, althans een in goede justitie te bepalen dwangsom;
  • Rabobank veroordeelt tot betaling van een schadevergoeding aan [eiser] , op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 mei [
  • Rabobank in de kosten van dit geding veroordeelt.
3.2.
In het incident vordert [eiser] met een beroep op art. 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dat Rabobank hem inzage in een aantal door hem bij akte genoemde stukken verleent.
3.3.
[eiser] stelt daartoe dat hij tijdens zijn telefoongesprekken met [naam 1] en [naam 2] in februari 2012 is overeengekomen dat Rabobank ten aanzien van de door hem voorgestelde en in de notitie “Skimmen & Kraken” omschreven werkwijze geheimhouding in acht zou nemen. Door na de onder 2.6. genoemde aankondiging van 5 mei 2012 zonder toestemming van [eiser] een volgens hem aan zijn werkwijze identieke procedure ter bestrijding van het skimmen van pinpassen in te voeren, heeft Rabobank deze afspraak tot geheimhouding geschonden.
3.4.
[eiser] stelt hij als gevolg van deze toerekenbare tekortkoming, althans onrechtmatige daad van Rabobank schade heeft geleden.
3.5.
Rabobank voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Samenvatting stellingen [eiser]

4.1.
[eiser] stelt dat partijen in februari 2012 ten aanzien van de door hem voorgestelde en in zijn notitie “Skimmen & Kraken” omschreven werkwijze geheimhouding zijn overeengekomen, in die zin dat het Rabobank niet zou zijn toegestaan deze werkwijze zonder toestemming van (en vergoeding aan) [eiser] in praktijk te brengen. [eiser] beroept zich daarbij op de contacten (telefoon en e-mail) die hij op 7 en 8 februari 2012 met [naam 1] en [naam 2] heeft gehad. Hij biedt – zo nodig – aan dit te bewijzen door [naam 1] en [naam 2] als getuigen te laten horen, evenals drs. [naam 3] en de advocaat en de CEO van Rabobank.
[eiser] voegt hieraan toe dat de essentie van zijn voorstel is dat de rekeninghouder zelf kan bepalen in welke gebieden en voor welke bedragen hij van zijn rekening kan pinnen.
Verweer Rabobank
4.2.
Rabobank ontkent dat zij aan [eiser] uitdrukkelijk of stilzwijgend iets heeft toegezegd waaruit zou kunnen volgens dat zij de door [eiser] gestelde verplichting op zich heeft genomen. [naam 1] en [naam 2] hebben in de contacten met [eiser] op 7 en 8 februari 2012 niets toegezegd. Ten eerste werkten zij destijds geen van beiden bij de afdeling die voor het bestrijden van skimmen verantwoordelijk was. Zij hebben dat toen ook aan [eiser] meegedeeld. Ten tweede hebben zij ofwel – zoals in het geval van [naam 1] – niets van [eiser] gehoord of met hem besproken wat de inhoud van zijn voorstel betreft, ofwel – zoals in het geval van [naam 2] – hooguit kort aangehoord wat [eiser] daarover wilde zeggen. Op detailniveau hebben zij echter niet over de werkwijze van [eiser] gesproken, laat staan uitdrukkelijk of stilzwijgend beloofd hierover geheimhouding in acht te nemen. En als van enige vorm van
implied bond of confidentialitysprake zou zijn, kan die nooit zodanig worden geïnterpreteerd dat Rabobank het recht zou zijn ontnomen een methode als voorgesteld door [eiser] in de praktijk te brengen.
4.3.
Rabobank voegt hieraan toe dat zij in de genoemde periode al enige tijd intern overleg voerde over de wijze waarop skimmen van pinpassen kon worden bestreden. Daarbij verkeerde onder meer de medio 2012 ingevoerde Rabobank Methode al in een vergevorderd stadium van ontwikkeling. Rabobank wijst daarbij onder andere op een intern e-mailbericht van 8 december 2008, waarin, voor zover van belang, onder meer staat:
“In het kort houdt het idee in dat we klanten zelf een aantal parameters van hun pasje laten instellen via Internet Bankieren. Bijvoorbeeld Buitenland aan/uit; Internetbetalingen aan/uit; Paslimiet tussen 100,- en 1250,- per week etc. etc. Dit met de bedoeling natuurlijk om schade als gevolg van skimming te beperken.”
4.4.
Ook uit een interne nota van 23 maart 2009 en een interne nota getiteld “Klant in control met Veiligheidscockpit” van 18 mei 2011 blijkt volgens Rabobank dat zij in die tijd al vergelijkbare maatregelen tegen skimming in voorbereiding had. Ten slotte wijst Rabobank op haar interne nota “Klantcockpit voor pasgebruik” van 7 september 2011, waarin, voor zover van belang, onder meer het volgende staat:
“De KlankCockpit is een website binnen internetbankieren (dus veilig achter de Randomreader) waarin klanten de gebruiksmogelijkheden van de bankpas kunnen inzien en wijzigen. In de cockpit kunnen klanten zelf bepaalde landen uit/aan zetten voor pasgebruik. Standaard zullen passen in bepaalde landen “uit” staan en kan de klant zelf deze landen “aan” zetten. Hiermee is de klant zelf volledig in controle over de gebruiksmogelijkheden van de pas.”
Oordeel rechtbank
4.5.
Voorop staat dat de door [eiser] gestelde en door Rabobank gemotiveerd bestreden geheimhoudingsafspraak niet uit de door partijen ingebrachte stukken kan worden afgeleid. De vraag is dan ook of [eiser] , nu hij zich op de rechtsgevolgen van zijn stellingen beroept, overeenkomstig zijn aanbod in de gelegenheid moet worden gesteld zijn standpunt met behulp van de door hem genoemde getuigen te bewijzen. Daartoe moet hij, gezien de gemotiveerde betwisting door Rabobank, niet alleen voldoende hebben aangevoerd, maar moet hij ook iets kunnen bewijzen wat tot toewijzing van zijn eis kan leiden. Op beide punten faalt hij.
4.6.
[eiser] stelt niet meer dan dat [naam 1] en [naam 2] in hun gesprekken met hem geheimhouding en een embargo met betrekking tot de door hem voorgestelde methode hebben toegezegd. Dit blijkt echter uit niets anders dan uit zijn stelling. [naam 1] en [naam 2] , die bovendien geen van beiden werken bij de afdeling die het tegengaan van skimmen onder haar verantwoordelijkheid heeft, hebben uitdrukkelijk bestreden dat zij überhaupt inhoudelijk over het voorstel van [eiser] hebben gesproken. Uit de e-mailberichten van [eiser] aan hen van 7 en 8 februari 2012 blijkt uitsluitend dat hij zijn notitie aan hen heeft gestuurd. Daarin staat bijvoorbeeld niets waarmee hij hen aan een mogelijk overeengekomen geheimhouding en embargo herinnert. Zoiets zou echter wel voor de hand hebben gelegen. Ook het feit dat hij bij brief van 28 juli 2015, hooguit “morrend” over de gang van zaken rond het anti-skimvoorstel, maar overigens zonder enig voorbehoud, een voorstel voor oplossing van een ander probleem bij [naam 2] neerlegde, wijst er niet op dat hij op geheimhouding aanspraak maakte of dat zelfs van belang achtte. Voor zover medewerkers van Rabobank in de in 2012 tot 2016 gevoerde gesprekken iets zouden hebben gezegd, blijkt uit niets dat zij daarin hebben toegegeven in februari 2012 geheimhouding te hebben toegezegd.
4.7.
Het bewijsaanbod van [eiser] moet ook worden afgewezen, omdat, zelfs als hij erin zou slagen een geheimhoudingsafspraak te bewijzen, dat niet meebrengt dat het Rabobank niet was toegestaan de door haar in juni 2012 ingevoerde methode ter bestrijding van skimmen in de praktijk te brengen. Uit de door Rabobank in het geding gebrachte en onder 4.3. en 4.4. genoemde producties valt in voldoende mate af te leiden dat zij al geruime tijd voordat [eiser] in februari 2012 met haar contact opnam, intern overleg voerde over methoden om he skimmen van pinpassen in het buitenland te bestrijden en daarbij middelen de revue liet passeren die in overwegende mate gelijk zijn aan de werkwijze die [eiser] in zijn notitie “Skimmen & Kraken” heeft beschreven. Uit de onder 4.4. genoemde interne nota “Klantcockpit voor pasgebruik” kan zelfs worden afgeleid dat Rabobank al eind 2011 in een vergevorderd stadium voor de invoering van een dergelijke methode verkeerde. Het stond haar, ook na de contacten met [eiser] , volledig vrij deze middelen zonder toestemming van of vergoedingsverplichting aan [eiser] in de praktijk te brengen, zoals zij medio 2012 heeft gedaan.
4.8.
Conclusie luidt dat Rabobank zich jegens [eiser] niet aan toerekenbare niet-nakoming van enige verplichting of onrechtmatige daad heeft schuldig gemaakt. Dat betekent ook dat haar niet kan worden verboden de ingevoerde methode te blijven gebruiken, en evenmin dat zij kan worden verplicht [eiser] enige schadevergoeding te betalen.
4.9.
De vorderingen van [eiser] zullen dan ook worden afgewezen.
4.10.
Nu de vorderingen van [eiser] in de hoofdzaak worden afgewezen, kan de rechtbank ook beslissen over de vordering van [eiser] tot het verlenen door Rabobank aan [eiser] van inzage in door hem bij incidenteel verzoek ex art. 843a Rv genoemde stukken. Gelet op de afwijzing van de vorderingen in de hoofdzaak zal deze nevenvordering tevens worden afgewezen.
4.11.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van zowel de hoofdzaak als het incident ex art. 843a Rv worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Rabobank worden begroot op:
- griffierecht 1.924,00
- salaris advocaat
2.780,00(4 punten × tarief € 695,00)
Totaal € 4.704,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Rabobank tot op heden begroot op € 4.704,00;
5.3.
verklaart dit vonnis wat de proceskosten betreft uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.F. Korthals Altes en in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2019.