ECLI:NL:GHAMS:2020:1244
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen voorzittersbeslissing inzake stille bewindvoering en ordemaatregelen in notariële context
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een voorzittersbeslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden, waarbij ordemaatregelen zijn getroffen in het kader van stille bewindvoering. De appellant, een notaris, heeft op 20 augustus 2019 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer van 22 juli 2019, die de ordemaatregelen van de voorzitter van de kamer van 4 juli 2019 heeft bekrachtigd. De stille bewindvoerder en het Bureau Financieel Toezicht (BFT) zijn als belanghebbenden aangemerkt. De voorzitter had de stille bewindvoerder benoemd om de notaris bij te staan in zijn bedrijfsvoering, en de notaris heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing op verschillende gronden.
Het hof heeft de zaak behandeld op 5 maart 2020, waarbij de notaris en de stille bewindvoerder aanwezig waren. De vertegenwoordigers van het BFT hebben ook hun standpunt toegelicht. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de kamer zijn vastgesteld, en heeft de beroepsgronden van de notaris beoordeeld. Het hof oordeelt dat de voorzitter niet hoefde te wachten op het definitieve rapport van het BFT voordat hij de stille bewindvoerder benoemde. De problemen met de financiële situatie van de notaris rechtvaardigen de genomen ordemaatregelen. Het hof bevestigt de beslissing van de kamer en oordeelt dat de bevoegdheid van de stille bewindvoerder om bindende aanwijzingen te geven niet in strijd is met de onafhankelijkheid van de notaris, mits deze aanwijzingen niet de notariële onafhankelijkheid raken.
De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 19 mei 2020, waarbij de bestreden beslissing is bevestigd.