ECLI:NL:GHAMS:2020:1196
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van effectenleaseovereenkomsten op grond van art. 1:88 en 1:89 BW na stuiting door collectieve procedure
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vernietiging van effectenleaseovereenkomsten. De appellant, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.B. Maliepaard, heeft een beroep gedaan op de stuitende werking van een collectieve procedure die door de Stichting Eegalease en de Consumentenbond was aangespannen tegen Dexia Nederland B.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer. De zaak betreft de vraag of de verjaring van de rechtsvordering tot vernietiging van de leaseovereenkomsten is gestuit door deze collectieve procedure.
Het hof heeft in zijn beoordeling verwezen naar een eerder tussenarrest en naar een arrest van de Hoge Raad van 9 oktober 2015, waarin werd geoordeeld dat de stuitende werking van een collectieve vordering zich uitstrekt tot individuele vorderingen tot vernietiging van rechtshandelingen. Het hof concludeert dat de verjaring van de rechtsvordering tot vernietiging van de leaseovereenkomsten is gestuit door de dagvaarding in de collectieve procedure en dat de appellant tijdig een buitengerechtelijke verklaring tot vernietiging heeft uitgebracht.
Het hof heeft de vordering van de appellant toegewezen en Dexia veroordeeld tot terugbetaling van hetgeen door de appellant op grond van de vernietigde overeenkomsten is voldaan, vermeerderd met wettelijke rente. Dexia is ook veroordeeld in de kosten van beide instanties. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de meervoudige burgerlijke kamer van het hof.