ECLI:NL:GHAMS:2020:114

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 januari 2020
Publicatiedatum
22 januari 2020
Zaaknummer
200.244.986/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbetering van een eerder arrest inzake kosten van het geding in civiele procedure

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, betreft het een verzoek tot verbetering van een eerder arrest van 19 november 2019. De appellant, vertegenwoordigd door mr. R.H.J. Koopmans, heeft in hoger beroep geprocedeerd tegen de Curaçao Centrale Hypotheekbank N.V. (CHB), vertegenwoordigd door mr. J. Faas. Het hof heeft op 21 januari 2020 uitspraak gedaan over het verzoek van CHB om een kennelijke fout in het eerdere arrest te herstellen. CHB stelde dat het bedrag van € 639,00, dat in het dictum van het arrest van 19 november 2019 was vermeld als kosten van het geding in eerste aanleg, moest worden verbeterd naar € 1.039,11. Dit bedrag omvatte zowel griffierechten als deurwaarderskosten die in eerste aanleg in rekening waren gebracht.

De appellant voerde aan dat er geen sprake was van een kennelijke fout, omdat het hof niet beschikte over de relevante nota's ten tijde van de uitspraak. Het hof verwierp dit argument, oordelend dat de hoogte van het griffierecht in overeenstemming was met de wet en dat de deurwaarderskosten konden worden afgeleid uit de beschikbare stukken. Het hof concludeerde dat er inderdaad sprake was van een kennelijke fout die eenvoudig kon worden hersteld.

In de beslissing heeft het hof het eerdere arrest verbeterd, waarbij het bedrag van de kosten van het geding in eerste aanleg werd aangepast van € 639,00 naar € 1.039,11, terwijl het salaris van € 2.172,00 ongewijzigd bleef. Deze verbetering werd op de minuut van het eerdere arrest vastgesteld en openbaar uitgesproken door de rechters in de zitting op 21 januari 2020.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.244.986/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam : 4984268 CV EXPL 16-12028
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 21 januari 2020
inzake
[appellant] ,
wonend te [woonplaats] ,
appellante, tevens incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. R.H.J. Koopmans te Amsterdam,
tegen
CURAÇAO CENTRALE HYPOTHEEKBANK N.V.,
gevestigd te Willemstad, Curaçao,
geïntimeerde, tevens incidenteel appellante,
advocaat: mr. J. Faas te Groningen.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en CHB genoemd.
Het hof heeft in deze zaak op 19 november 2019 een arrest uitgesproken.
Bij H16-formulier van 23 december 2019, met bijlagen, heeft mr. Faas zich namens CHB op het standpunt gesteld dat het arrest een kennelijke fout bevat en herstel daarvan verzocht. Bij H14-formulier van 6 januari 2020 heeft mr. Koopmans zich namens [appellant] verzet tegen toewijzing van dit verzoek.

2.Beoordeling

2.1
Het arrest van 19 november 2019 vermeldt in het dictum dat [appellant] in de kosten van het geding in eerste aanleg wordt veroordeeld en dat die kosten aan de zijde van CHB worden begroot op € 639,00 aan verschotten (en € 2.172,00 voor salaris).
Blijkens een als bijlage bij het H16-formulier gevoegde nota is in eerste aanleg € 941,00 aan griffierecht in rekening gebracht aan CHB. Dit is in overeenstemming met de destijds geldende bijlage bij de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Staatscourant 2015, 44577).
Blijkens de in het geding gebrachte inleidende dagvaarding is € 98,11 aan dagvaardingskosten (inclusief informatiekosten) aan CHB in rekening gebracht.
De som van beide bedragen is € 1.039,11.
2.2
Het verzoek van CHB strekt ertoe dat dat het in het arrest van 19 november 2019 vermelde bedrag van € 639,00 wordt verbeterd in € 1.039,11.
2.3
[appellant] heeft hiertegen aangevoerd dat geen sprake is van een kennelijke fout, omdat het hof ten tijde van de uitspraak niet beschikte over de nota of over de deurwaarderskosten. Dit argument wordt verworpen. De hoogte van het griffierecht is in overeenstemming met de wet en de hoogte van de deurwaarderskosten kon worden afgeleid uit de stukken die het hof ter beschikking stonden.
2.4
Er is sprake van een kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent. Het hof zal die fout daarom verbeteren.

3.Beslissing

Het hof:
verbetert het in deze zaak op 19 november 2019 uitgesproken arrest aldus dat in plaats van:
"veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van CHB begroot op € 639,00 aan verschotten en € 2.172,00 voor salaris"
wordt gelezen:
"veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van CHB begroot op € 1.039,11 aan verschotten en € 2.172,00 voor salaris";
stelt de verbetering op de minuut van dat arrest.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell, G.C.C. Lewin en J.W.M. Tromp, en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2020.