ECLI:NL:GHAMS:2020:1131

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 april 2020
Publicatiedatum
21 april 2020
Zaaknummer
23/000879-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing voorlopige hechtenis in verband met COVID-19 risico's

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 april 2020 uitspraak gedaan in de raadkamer over het verzoek van de verdachte tot schorsing van zijn voorlopige hechtenis. De verdachte, geboren in 1968 en momenteel verblijvend in het Detentiecentrum Schiphol, heeft verzocht om schorsing van zijn voorlopige hechtenis, onder andere vanwege zorgen over zijn gezondheid in verband met het COVID-19 virus. De verdediging heeft aangevoerd dat de gezondheid van de verdachte in gevaar is door de omstandigheden in de penitentiaire inrichting.

Het hof heeft de stukken en het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 5 maart 2020 in overweging genomen, evenals de argumenten van de advocaat-generaal en de verdachte, die via videoverbinding en telefonisch zijn gehoord. Het hof overweegt dat er ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte en dat de rechtsorde geschokt is door het feit waarvoor hij wordt verdacht. Het hof stelt dat schorsing van de voorlopige hechtenis alleen mogelijk is bij zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden, die in dit geval niet zijn aangetoond.

De verdediging heeft niet voldoende onderbouwd dat er binnen de penitentiaire inrichting geen adequate maatregelen zijn genomen om de gezondheid van de verdachte te beschermen tegen het COVID-19 virus. Het hof concludeert dat het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis moet worden afgewezen. De beschikking is gegeven in raadkamer door de voorzitter en de raadsheren, en de advocaat-generaal is verantwoordelijk voor de kennisgeving aan de verdachte.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGop het verzoek strekkende tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1968,
wonende te [adres],
nu verblijvend in het huis van bewaring Detentiecentrum Schiphol.

De rechtsgang

Gezien het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte;
Gezien de stukken die betrekking hebben op de voorlopige hechtenis van de verdachte en het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 5 maart 2020;
Gehoord in raadkamer op 9 april de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. K. Blonk;
De verdachte is middels een videoverbinding en de raadsvrouw telefonisch gehoord in raadkamer.
Gezien het bepaalde in artikel 80 van het Wetboek van Strafvordering.

De beoordeling

Met betrekking tot het door de verdachte gedane verzoek tot schorsing overweegt het hof dat er sprake is van ernstige bezwaren ter zake van een zeer ernstig feit en een geschokte rechtsorde. Onder die omstandigheden kan van een schorsing alleen sprake zijn als zich zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden voordoen. Het feit dat hij zijn vriendin en de zoon van zijn vriendin wil steunen is niet een zodanige omstandigheid.
De verdediging heeft aangevoerd dat het schorsingsverzoek dient te worden toegewezen, omdat de gezondheid van verdachte vanwege het COVID-19 virus gevaar loopt in de penitentiaire inrichting. Het hof neemt als uitgangspunt dat uit vaste jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden volgt dat in gevallen als deze, waarin sprake is van een reëel risico voor gedetineerden om geïnfecteerd te worden, op de Staat een zorgverplichting rust om dat risico zoveel mogelijk te vermijden. (Zie onder meer EHRM, Shchebetov t. Rusland, § 71, ECLI:CE:ECHR:2012:0410JUD002173102 ). In dit geval is het hof van oordeel dat door de verdediging onvoldoende is onderbouwd en ook niet aannemelijk is geworden dat binnen de penitentiaire instelling geen toereikende COVID-19 virusmaatregelen bestaan om de gezondheid van de verdachte te beschermen.
Het hof zal het verzoek van de verdachte afwijzen.

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Deze beschikking is gegeven op 9 april 2020 in raadkamer van dit hof door
mr. M.F.J.M. de Werd voorzitter,
mrs. M.J.A. Duker en M. Senden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S. Grote Ganseij, als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt deze beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam 9 april 2020,
de advocaat-generaal