ECLI:NL:GHAMS:2020:1130

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 april 2020
Publicatiedatum
21 april 2020
Zaaknummer
15/049159-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing schorsingsverzoek voorlopige hechtenis wegens vluchtgevaar en COVID-19 maatregelen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 april 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in Rusland en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was op dat moment gedetineerd in het huis van bewaring P.I. Alphen aan den Rijn. Het hof heeft kennisgenomen van de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 4 maart 2020, waarin het bevel tot gevangenhouding was gegeven. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking.

Tijdens de behandeling in raadkamer heeft de raadsman van de verdachte een mondeling schorsingsverzoek ingediend. Het hof heeft de gronden van de rechtbank overgenomen en geconcludeerd dat er ernstige bezwaren tegen de verdachte bestaan. Het hof heeft vastgesteld dat het vluchtgevaar onvoldoende kan worden ingeperkt door het stellen van schorsingsvoorwaarden, en dat de aangeboden borgsom niet voldoende is om het vluchtgevaar te ondervangen.

Hoewel het hof erkent dat de detentie zwaarder is geworden door de COVID-19 maatregelen, zijn deze omstandigheden op zichzelf niet voldoende om de voorlopige hechtenis te schorsen. Het hof heeft daarom het beroep tegen de beschikking van de rechtbank afgewezen, evenals het schorsingsverzoek. De beslissing is genomen in raadkamer en is op 9 april 2020 gepubliceerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Rusland) op [geboortedag] 1982,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans verblijvende in het huis van bewaring P.I. Alphen aan den Rijn,
tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem van 4 maart 2020, voor zover houdende bevel tot zijn gevangenhouding.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem van 9 maart 2020, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsman mr. J.H. van Dijk.
Bij de behandeling in raadkamer heeft de raadsman namens de verdachte een mondeling schorsingsverzoek gedaan.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en de gronden waarop deze berust.
Het hof acht ernstige bezwaren en gronden aanwezig en sluit zich voor de motivering daarvan aan bij de motivering van de rechtbank van 4 maart 2020 en neemt deze over. Het hof acht het van belang dat de verdachte zo spoedig mogelijk wordt verhoord met betrekking tot de door hem overgelegde stukken.
Het hof acht de verdachte ontvankelijk in zijn mondeling gedane schorsingsverzoek.
Het hof overweegt in dit verband dat het vluchtgevaar onvoldoende kan worden ingeperkt door het stellen van schorsingsvoorwaarden en dat de aangeboden borgsom dat vluchtgevaar onvoldoende kan ondervangen.
Hoewel aannemelijk is dat de detentie zwaarder is sinds de maatregelen ter verspreiding van COVID-19 zijn uitgevaardigd, is het hof van oordeel dat de omstandigheden op zichzelf nog geen reden zijn tot schorsing van de voorlopige hechtenis.

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
WIJST AF het mondelinge schorsingsverzoek van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 9 april 2020 in raadkamer van dit hof door
mr. M.F.J.M. de Werd, voorzitter,
mrs. M.J.A. Duker en M. Senden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S. Grote Ganseij als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 9 april 2020,
de advocaat-generaal