ECLI:NL:GHAMS:2019:957

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 maart 2019
Publicatiedatum
22 maart 2019
Zaaknummer
23-001150-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzetheling van een scooter met bewijsverweer en recidive

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal tenlasteleggingen, maar is in hoger beroep veroordeeld voor opzetheling van een scooter. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 8 september 2017, waarbij de verdachte werd gezien op een snorscooter die kort daarvoor was gestolen. De politieambtenaren zagen de verdachte rijdend op de scooter en verloren hem even uit het oog, waarna hij werd aangetroffen in de buurt van de spoorlijn, waar hij zich had verstopt. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte wist dat de scooter door misdrijf was verkregen, gezien zijn vluchtgedrag en het feit dat hij geen aannemelijke verklaring kon geven voor zijn acties. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van één dag en een taakstraf, maar het hof oordeelde dat een gevangenisstraf van twee weken meer op zijn plaats was, gezien de ernst van het feit en de recidive van de verdachte. Het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor de vrijspraak van andere tenlasteleggingen en vernietigde het eerdere vonnis, waarbij het hof zelf opnieuw recht deed.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001150-18
datum uitspraak: 20 maart 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 29 maart 2018 in de strafzaak onder de parketnummers
13-175893-17 en 13-135178-15 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
laatst opgegeven woon- of verblijfadres: [adres 1].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
6 maart 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd. Namens de verdachte is het hoger beroep onbeperkt ingesteld en dit is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, Sv staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen deze in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep inhoudelijk aan de orde, ten laste gelegd dat:

1.hij op of omstreeks 8 september 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland een goed te weten een scooter (Piaggio, kleur zwart, framenummer [nummer]) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof met betrekking tot de strafoplegging tot een andere beslissing komt dan de politierechter.
Bespreking van bewijsverweer
De raadsman heeft vrijspraak bepleit, omdat aan het daderschap van de verdachte kan worden getwijfeld; de verdachte was immers niet de man op de zwarte Piaggio scooter. De raadsman heeft er in dat verband op gewezen dat:
a) de verdachte steeds stellig heeft ontkend dat hij op die scooter heeft gereden;
b) de betrokken politieambtenaren de bestuurder van de scooter op enig moment uit het oog zijn verloren;
c) zich in de onmiddellijke omgeving van het voorval andere personen bevonden die getuige de melding van de inbraak ook in het donker waren gekleed;
d) het onlogisch zou zijn dat de verdachte, als hij de bestuurder zou zijn geweest, zich opnieuw naar de plaats van de bedrijfsinbraak zou begeven nadat hij eerder was gevlucht.
Het hof stelt op grond van de te bezigen bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
De politieambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] begaven zich op 8 september 2017 kort na 06.42 uur op de brug bij café [naam 1] aan de [straat] in Amsterdam, na een melding van een inbraak door 2 personen op het adres [adres 2]. [verbalisant 2] zag dat een persoon hen op een snorscooter tegemoet reed. Deze persoon was geheel in het zwart gekleed en droeg een gewatteerde jas en een over het hoofd getrokken capuchon. Hij reed door de spoortunnel met een behoorlijke vaart in de richting van de Piet Heinkade. [verbalisant 1] en [verbalisant 2] verloren hem enkele seconden uit en oog en hoorden vervolgens geluiden van piepende remmen, gevolgd door een harde klap. Zij zijn erop afgerend en troffen op de Piet Heinkade de snorscooter, die zij zo-even hadden gezien, voorzien van kenteken [kenteken], op zijn kant liggend aan. De bestuurder was weg. De politieambtenaren zagen hem rennen langs de Piet Heinkade in de richting van het [naam 2] hotel. De scooterbestuurder liep door in de richting van Passenger Terminal Amsterdam. [verbalisant 1] is hem achterna gerend. De man ging de parkeergarage in. Een bewaker heeft gezien dat een in het zwart geklede man het omheinde terrein van de Terminal op de kade was opgerend. Men heeft vervolgens naar de uit beeld geraakte man gezocht. Na ongeveer twintig minuten riep een verkeersregelaar: “
Daar rent hij”. De verkeersregelaar wees daarbij in de richting van het spoor. [verbalisant 1] zag de [het hof begrijpt: dezelfde] in het zwart geklede man over een hek klimmen en het treinspoor oplopen en daarna wegrennen in de richting van de [straat]. Kort daarop zagen politieambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] een persoon lopen uit de richting van het hek bij de spoorlijn die daarna op zijn buik tussen een geparkeerde auto en de bosjes ging liggen. Deze persoon is ten slotte aangehouden; het bleek de verdachte te zijn. Hij droeg op dat moment een donkerkleurige jas met capuchon en een donkerkleurige trainingsbroek. De snorscooter met voornoemd kenteken bleek op 26 juli 2017 te zijn ontvreemd.
De verdachte heeft geen verklaring gegeven voor zijn opmerkelijke (vlucht)gedrag op de vroege ochtend met een uitzonderlijke route, onder meer lopend langs de spoorbaan met een passerende intercitytrein en evenmin voor het feit dat hij uiteindelijk op zijn buik liggend naast de bosjes is aangetroffen. Verder heeft hij, anders dan de raadsman namens hem in hoger beroep heeft gesteld (onder a)), ten overstaan enige politie- of rechterlijk ambtenaar niet uitdrukkelijk ontkend dat hij de scooterrijder is geweest. Dat de betrokken politieambtenaren hem enige tijd uit het oog zijn verloren (het onder b) genoemde argument), doet aan de feitelijke vaststelling dat de verdachte hier de scooterbestuurder was niet af, omdat uit het onder 1 genoemde proces-verbaal kan worden opgemaakt dat de man die vanaf de PTA richting het spoor is weggerend, dezelfde man is als die daarvóór de parkeergarage in was gerend en zich gedurende 20 minuten op een omheind terrein van de PTA had verschanst. Verder treft het hof in het dossier geen concreet aanknopingspunt aan voor de stelling als genoemd onder c) dat er een ander in het donker gekleed persoon langs het treinspoor van de Passagiers Terminal Amsterdam naar de [straat] zou kunnen zijn gerend. De door de raadsman onder d) geopperde onlogische gang van zaken legt onvoldoende gewicht in de schaal voor een andersluidend oordeel.
Dit alles leidt het hof tot de slotsom dat de verdachte de bestuurder van de gestolen scooter is geweest.
Het hof acht in het licht van het voorgaande de tenlastegelegde opzetheling van de snorscooter wettig en overtuigend bewezen. Het hof neemt daarbij als vaststaand aan dat de verdachte bij het voorhanden krijgen van de scooter wist dat dit een van diefstal afkomstig vervoermiddel was. Daartoe is redengevend het zeer opvallende gedrag van de verdachte onmiddellijk voorafgaand aan zijn aanhouding, waarvoor hij geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft gegeven. Daarbij is tevens betrokken dat er geen aanwijzingen zijn dat de verdachte die wetenschap eerst na het voorhanden krijgen van de snorscooter heeft verworven (vgl. o.a. HR 29 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:97).
Het tot vrijspraak strekkende verweer wordt in alle onderdelen verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij op 8 september 2017 te Amsterdam, een scooter (Piaggio, kleur zwart, framenummer [nummer]) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Bewijsmiddelen
Het hof acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat.
1. Een geschrift, te weten een afschrift van een ongetekend proces-verbaal van
aangiftevan 26 juli 2017 met nummer PL1300-2017159612 (doorgenummerde pagina’s 7-8), opgemaakt door politieambtenaar [verbalisant 5].
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Gegevens aangever: [aangever].
Op 26 juli 2017 is mijn scooter gestolen; een Piaggio, kleur zwart, met
kenteken [kenteken] en framenummer [nummer].
2. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2017191066-4 van 8 september 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina’s 13-14).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (of één van hen):
Op 8 september 2017 kregen wij, verbalisanten, omstreeks 6.42 uur de opdracht te gaan naar de [straat] te Amsterdam, waar door twee mannen in [adres 2] zou zijn ingebroken. Onmiddellijk begaven wij ons ter plaatse. Ter hoogte van de brug naar café [naam 1] zijn wij over de brug gelopen om op de [straat] te komen.
Ik, verbalisant [verbalisant 2], zag dat mij een scooter tegemoet kwam rijden met daarop een persoon die geheel in het zwart gekleed was. Ik zag dat deze persoon de capuchon van zijn jas over zijn hoofd had getrokken. Ik zag dat de snorscooter rechtsaf sloeg en de spoortunnel onderdoor ging, in de richting van de Piet Heinkade, waarna deze uit mijn gezichtsveld verdween. Ik zag dat de snorscooter een behoorlijke vaart had. Een paar seconden later hoorde ik het geluid van piepende remmen, gevolgd door een harde klap.
Wij, verbalisanten, renden op dit geluid af en ik, verbalisant [verbalisant 2], zag op de Piet Heinkade ter hoogte van nummer 468 de snorscooter, voorzien van kenteken [kenteken], op zijn kant liggen. Ik zag dat de verlichting nog aan was. Ik zag dat de bestuurder van de snorscooter langs de waterkant van de Piet Heinkade wegrende in de richting van het [naam 2] Hotel. Verbalisant [verbalisant 1] is achter de man aangerend.
Ik, verbalisant [verbalisant 1], zag de persoon rennen in de richting van de Passenger Terminal Amsterdam (PTA). Ik zag dat de persoon de parkeergarage van de PTA in rende. Ik rende enkele momenten later de parkeergarage in en zag dat verschillende medewerkers van de PTA, waaronder bewaking en verkeersregelaars, rond renden. Een bewaker zei dat hij een geheel in het zwart geklede man had gezien, die de kade was opgerend. Ik zag dat de kade aan de achterzijde van de PTA was omheind met een hoog hek en nam daar vlak voor de uitgang positie in. Na ongeveer twintig minuten liep ik via de in-/uitgang van de parkeergarage naar de voorzijde van de PTA. Opeens hoorde ik een verkeersregelaar roepen: “Daar rent hij!”. Ik zag dat de verkeersregelaar in de richting van het spoor wees. Ik zag toen de in het zwart geklede persoon over het hek van het spoor klimmen en het baanvak op lopen. Op dat moment reed een intercity vóór de persoon [het hof: langs]. Ik zag dat hij voor de intercity op de spoorrails bleef staan totdat de intercity hem voorbij was gereden. Daarna zag ik dat de persoon verder rende in de richting van de [straat]. Enkele minuten later hoorde ik via de portofoon dat er een persoon door mijn collega’s op de [straat] was aangehouden.
3. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer Pl1300-2017191066-3 van 8 september 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (doorgenummerde pagina’s 11-12).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (of één van hen):
Op 8 september 2017 bevonden wij, verbalisanten, ons te Amsterdam toen wij hoorden dat collega’s over de portofoon doorgaven dat zij achter een verdachte aan zaten. Wij hoorden dat de verdachte was weggereden op een scooter en vervolgens ten val was gekomen. Wij hoorden dat de verdachte vervolgens was weggerend in de richting van het [naam 2] hotel te Amsterdam. Hierop zijn wij in een politievoertuig gestapt en in de richting gereden van het [naam 2] hotel om uit te kijken naar de verdachte. Wij hoorden over de portofoon dat het volgende signalement werd doorgegeven: donker gekleed, capuchon. Wij hoorden dat de verdachte wegrende in de richting van de Passenger Terminal Amsterdam (PTA) en vervolgens de parkeergarage in was gegaan. Ter hoogte van de ingang van de PTA werden wij aangesproken door een verkeersregelaar. Wij hoorden de verkeersregelaar roepen: “Daar rent hij! Hij rent over het spoor!”. Wij zagen dat de verkeersregelaar in de richting van de spoorlijn wees die zich tussen de Piet Heinkade en de [straat] bevindt. Wij hoorden direct over de portofoon dat een collega doorgaf dat een persoon over het treinspoor liep in de richting van de [straat]. Wij zijn hierop direct de [straat] op gereden. Wij zagen dat in de bosjes naast het hek van het spoor ter hoogte van [straat] nummer 10 een persoon liep. Wij zagen dat de persoon vanaf het hek van de spoorlijn in de richting van een auto liep. Wij zagen dat de persoon, die was gekleed in een donkerkleurige jas met capuchon en een donkerkleurige trainingsbroek, tussen de auto en de bosjes op zijn buik ging liggen. Hierop hebben wij de persoon aangehouden. Deze persoon bleek de verdachte [verdachte], geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats], te zijn.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzetheling.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 dag met aftrek van voorarrest en een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling van een scooter. De diefstal die aan deze heling voorafging, heeft inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de eigenaar en diegene is overlast bezorgd. Door heling wordt in een afzetmarkt voor deze goederen voorzien, waarbij ook indirect van het misdrijf van een ander wordt geprofiteerd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 februari 2019 is hij eerder onherroepelijk voor vermogensdelicten veroordeeld. Dit wordt in zijn nadeel gewogen.
Hoewel niet ongebruikelijk is dat aan recidivisten in gevallen als het onderhavige een taakstraf wordt opgelegd, is het hof van oordeel dat dit in het onderhavige geval niet opportuun is. De verdachte heeft blijkens het rapport van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 12 december 2018 geen vast verblijfadres en is voor de reclassering niet bereikbaar gebleken, ook niet telefonisch of via zijn advocaat. Dit betekent dat een reëel vooruitzicht dat een taakstraf daadwerkelijk ten uitvoer kan worden gelegd, ontbreekt. Het opleggen van een geldboete zou te zeer voorbijgaan aan de ernst van het bewezenverklaarde, in het licht van het strafblad van de verdachte. Het hof acht daarom en alles afwegende een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken passend en geboden.
Beslissingen omtrent beslag
Het hof is van oordeel dat het inbeslaggenomen en niet teruggeven voorwerp, te weten een snorfiets (het hof begrijpt: een scooter), dient te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 oktober 2015 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen, met dien verstande dat de gevangenisstraf voor de duur van 1 week wordt omgezet in een taakstraf voor de duur van 10 uren, subsidiair 5 dagen hechtenis.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 week worden gelast. Het hof ziet om de hierboven genoemde reden geen aanleiding de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover in hoger beroep inhoudelijk aan de orde, en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een snorfiets, merk Piaggio, met chassisnummer [nummer](goednummer: 5425263).
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 oktober 2015, parketnummer 13-135178-15, te weten van
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. W.M.C. Tilleman en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van
mr. D.J. Lutje Wagelaar, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 maart 2019.
mr. B.A.A. Postma is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]