ECLI:NL:GHAMS:2019:944
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de strafbaarheid van het vertonen van een afbeelding van een Israëlische vlag met hakenkruis tijdens een demonstratie
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 maart 2019 uitspraak gedaan in een beklagprocedure met rekestnummer K18/230292. De klager, wonende te Amsterdam, heeft aangifte gedaan van discriminatie en haatzaaien, naar aanleiding van een demonstratie op 21 april 2018. Tijdens deze demonstratie werden Palestijnse vlaggen getoond en anti-Israël leuzen geroepen. De beklaagde toonde daarbij een afbeelding van een Israëlische vlag met een hakenkruis, wat leidde tot de klacht van de klager. Het hof heeft in zijn beoordeling gekeken naar de vrijheid van meningsuiting en de grenzen daarvan. Het hof stelt vast dat demonstraties om aandacht te vragen voor solidariteit met de Palestijnen in beginsel geoorloofd zijn, zolang de demonstranten de grenzen van de vrijheid van meningsuiting respecteren. De klager heeft echter aangegeven dat zij de combinatie van de davidsster met het hakenkruis als onnodig grievend ervaart, vooral gezien de historische context van de Joodse gemeenschap in de betrokken buurt. Het hof concludeert dat het niet uitgesloten is dat de strafrechter de combinatie van deze symbolen als strafbaar zou kunnen beschouwen. Desondanks heeft het hof besloten geen bevel tot vervolging te geven, omdat de beklaagde heeft aangegeven geen gebruik meer te maken van de aanstootgevende afbeeldingen en er geen aanwijzingen zijn dat hij in herhaling zal vervallen. Het hof wijst het beklag af, waarbij het benadrukt dat deze beschikking geen rechtsmiddel openstaat voor betrokkenen.