ECLI:NL:GHAMS:2019:928

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 februari 2019
Publicatiedatum
20 maart 2019
Zaaknummer
23-003920-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzetheling van een mobiele telefoon met betrekking tot een Samsung Galaxy 6

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1978, was aangeklaagd voor opzetheling van een mobiele telefoon, merk Samsung Galaxy 6, die hij in de periode van 3 maart 2016 tot en met 10 augustus 2016 had verworven. De verdachte had de telefoon gekocht op Marktplaats voor € 240, maar het hof oordeelde dat hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de telefoon van diefstal afkomstig was. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan opzetheling. De verdachte werd eerder veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, met de mogelijkheid van 15 dagen hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren werd verricht. Het hof heeft de straf opnieuw beoordeeld en een onvoorwaardelijke taakstraf opgelegd, waarbij het hof rekening hield met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 22c, 22d, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003920-17
Datum uitspraak: 22 februari 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 26 oktober 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-689405-16 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
8 februari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 3 maart 2016 tot en met
10 augustus 2016 te Amsterdam en/of Hillegom, in elk geval in Nederland, een (mobiele) telefoon (merk Samsung Galaxy 6) heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist en/of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door diefstal in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Bespreking bewijsverweer
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken, omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de telefoon een door diefstal verkregen goed betrof. De verdachte heeft verklaard dat hij de telefoon op Marktplaats heeft gekocht voor € 240 van een man genaamd [naam 1]. Bij deze verkoop waren er geen tekenen dat de verdachte wist dat de telefoon van diefstal afkomstig was. Ook als het hof de verdachte niet volgt in zijn verklaring – maar vaststelt dat de verdachte de telefoon van zijn halfbroer [naam 2] heeft gekregen – ontbreken tekenen die duiden op wetenschap van de diefstal.
Het hof stelt op grond van het bewijs vast dat de telefoon op 3 maart 2016 is gestolen door de halfbroer van de verdachte. Daarmee staat vast dat deze van misdrijf afkomstig was. Verder staat vast dat de verdachte in het bezit was van de telefoon. De kernvraag is of de verdachte op het moment van het verkrijgen van de telefoon wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van diefstal afkomstig was.
De verdachte heeft verklaard de telefoon op Marktplaats te hebben gekocht voor € 240 zonder doos (proces-verbaal van verhoor verdachte van 24 augustus 2016, doorgenummerde pagina 22). Dat de verdachte de telefoon heeft gekocht van ene [naam 1] is, gelet op het beschikbare bewijs, ongeloofwaardig en is ook niet aannemelijk geworden. Nu aanwijzingen ontbreken dat de wetenschap van de herkomst uit misdrijf eerst is ontstaan na het verwerven van de mobiele telefoon, moet ervan worden uitgegaan dat de verdachte die wetenschap ten tijde van de verkrijging reeds had (HR 29 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:97, r.o. 2.5.4).

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 3 maart 2016 tot en met 10 augustus 2016 in Nederland een mobiele telefoon, merk Samsung Galaxy 6, heeft verworven terwijl hij, verdachte, ten tijde van de verwerving wist dat het een door diefstal verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, die na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzetheling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
30 (dertig) uren, subsidiair 15 (vijftien) dagen vervangende hechtenis indien de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman heeft verzocht, indien het hof tot een bewezenverklaring komt, een geheel voorwaardelijke straf op te leggen met een proeftijd van 1 jaar, gelet op de omstandigheid dat bijna 3 jaren na de pleegdatum zijn verstreken – hetgeen niet is te wijten aan de verdediging – en het gegeven dat op de Justitiële Documentatie van de verdachte geen vergelijkbare strafbare feiten staan vermeld.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling van een mobiele telefoon. Dit is een voor de eigenaar van de telefoon buitengewoon ergerlijk feit. Het hof rekent de verdachte aan dat hij door zijn handelen heeft bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.H.G. Loyson, mr. P.C. Römer en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van
mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 februari 2019.
Mr. P.C. Römer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]