Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
primairom [geïntimeerde] één van de vierkamer nieuwbouwwoningen aan de ( [straat 1] , [straat 2] , [straat 3] , [straat 4] ) te Amsterdam-Noord te huur aan te bieden;
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 januari 2019 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding tussen Woonstichting Rochdale en een huurder, aangeduid als [geïntimeerde]. Rochdale had de huurovereenkomst van de woning van [geïntimeerde] opgezegd vanwege dringend eigen gebruik, wat leidde tot een rechtszaak. De kantonrechter had in eerste aanleg geoordeeld dat Rochdale een inspanningsverplichting had om [geïntimeerde] een passende woning aan te bieden in het nieuwbouwcomplex dat op de locatie van de gesloopte woning zou komen. Rochdale ging tegen deze beslissing in beroep.
Het hof oordeelde dat Rochdale geen inspanningsverplichting had om [geïntimeerde] een woning in het nieuwbouwcomplex aan te bieden, omdat [geïntimeerde] niet voldeed aan de inkomenseisen voor de nieuwbouw. Het hof benadrukte dat de Woningwet Rochdale de ruimte biedt om 5% van de woningen niet passend toe te wijzen, maar dat dit niet betekent dat zij verplicht is om van deze ruimte gebruik te maken. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en wees de vorderingen van [geïntimeerde] af, waarbij het hof ook de proceskosten ten laste van [geïntimeerde] stelde.
De uitspraak benadrukt de autonomie van woningcorporaties in het toewijzingsbeleid en de voorwaarden waaronder zij woningen kunnen aanbieden aan huurders, vooral in situaties van sloop en nieuwbouw.