ECLI:NL:GHAMS:2019:85
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van belastingaanslagen parkeerbelasting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 23 februari 2018 de beroepen van [X] tegen zestien naheffingsaanslagen parkeerbelasting niet-ontvankelijk heeft verklaard. De naheffingsaanslagen waren opgelegd aan [A] B.V. voor het parkeren van verschillende voertuigen zonder dat de verschuldigde belasting was voldaan. De rechtbank oordeelde dat [X] niet de feitelijke parkeerder was en daarom geen rechtens relevant belang had om in beroep te gaan.
De heffingsambtenaar had de naheffingsaanslagen opgelegd in de periode van 18 augustus 2016 tot en met 16 september 2016. Na bezwaar van [X] verklaarde de heffingsambtenaar de bezwaren kennelijk niet-ontvankelijk. De rechtbank bevestigde deze beslissing, omdat [X] niet kon aantonen dat hij bevoegd was om namens [A] B.V. beroep in te stellen. De rechtbank had [X] tweemaal verzocht om bewijs van zijn bevoegdheid, maar ontving geen reactie.
Tijdens de zitting op 15 januari 2019 was [X] niet aanwezig, en zijn gemachtigde, mr. drs. J.M.C. Niederer, was ook niet in staat om de benodigde documenten te overleggen. Het Hof concludeerde dat [X] niet kon aantonen dat hij de feitelijke parkeerder was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en de rechtbank werd in het gelijk gesteld. De uitspraak van het Hof werd openbaar uitgesproken op 17 januari 2019.