In deze zaak gaat het om een geschil over de leges die zijn opgelegd voor het wijzigen van een parkeervergunning. De belanghebbende, aangeduid als [X] te [Z], heeft een aanslag leges van € 17,80 ontvangen van de heffingsambtenaar van de gemeente Haarlem. Deze aanslag was het gevolg van een verzoek van de belanghebbende om zijn parkeervergunning te wijzigen naar aanleiding van een kentekenwijziging. De heffingsambtenaar handhaafde de legesaanslag na bezwaar, waarna de belanghebbende beroep aantekende bij de rechtbank. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna de belanghebbende hoger beroep instelde bij het Gerechtshof Amsterdam.
Tijdens de zitting op 15 januari 2019 was de belanghebbende aanwezig, maar de heffingsambtenaar was afwezig. De rechtbank had vastgesteld dat de belanghebbende in het bezit was van een parkeervergunning die hem toestond om zonder parkeerbelasting te parkeren in de gemeente Haarlem. De belanghebbende had zijn vergunning willen wijzigen voor een nieuwe auto, maar stelde dat hij niet op de hoogte was van de leges die hiervoor in rekening zouden worden gebracht. Het Hof oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de leges correct waren opgelegd, omdat de gemeente bevoegd is om leges te heffen voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werden geen kosten aan de heffingsambtenaar opgelegd.