ECLI:NL:GHAMS:2019:789

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 maart 2019
Publicatiedatum
8 maart 2019
Zaaknummer
23-002193-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 2001, was beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling. De tenlastelegging betrof een incident op 22 december 2016 in Nieuw-Vennep, waar de verdachte een mes dreigend heeft getoond aan het slachtoffer, met de woorden 'moet ik je steken, moet ik je steken, want je doet leip'. Tijdens de zitting in hoger beroep op 21 februari 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de verdachte.

Het hof heeft vastgesteld dat, hoewel de gedragingen van de verdachte angst hebben ingeboezemd bij het slachtoffer, er onvoldoende bewijs was dat de bedreiging van dien aard was dat bij het slachtoffer redelijke vrees kon ontstaan voor verlies van leven of zwaar lichamelijk letsel. Het hof heeft daarom het vonnis van de kinderrechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Tevens is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het handelen dat de schade zou hebben veroorzaakt. De kosten zijn voor beide partijen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002193-18
datum uitspraak: 7 maart 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland van 4 juni 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-015398-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 februari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 december 2016 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes tevoorschijn gehaald en deze vastgehouden naast het (linker)been van die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] dreigend de woorden 'moet ik je steken, moet ik je steken, want je doet leip' of woorden van gelijke aard of strekking mondeling hebben toegevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de kinderrechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van een straf of maatregel en met toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een hoogte van € 311,55 met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Vrijspraak

Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling is onder meer vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen respectievelijk zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt het hof af dat de verdachte op 22 december 2016 in Nieuw Vennep al fietsend een (ten dele uitgeklapt) mes op enige afstand naast het linker bovenbeen van aangever [slachtoffer] heeft gehouden en daarbij een gesprek met aangever aanging. Het hof wil bovendien aannemen dat de verdachte zich daarbij onaangenaam en uitdagend heeft uitgelaten, voor het gebruik van de ten laste gelegde bewoordingen of van soortgelijke dreigende woorden acht het hof echter naast de aangifte van [slachtoffer] onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig.
Dat de wel bewezen geachte laakbare gedragingen van de verdachte bij [slachtoffer] angst hebben ingeboezemd acht het hof zonder meer voorstelbaar, maar met voornoemde gedragingen is nog geen sprake van een situatie waarin bij [slachtoffer] in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou verliezen respectievelijk zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen en evenmin kan worden vastgesteld dat het opzet van de verdachte daarop gericht was.
Gelet hierop zal het hof de verdachte vrijspreken van de ten laste gelegde bedreiging.
Bij deze stand van zaken komt het hof niet toe aan het voorwaardelijk verzoek van de verdediging tot het doen horen van twee getuigen en zal het hof de overige door de raadsman gevoerde verweren onbesproken laten.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze vordering ziet op € 875,00 aan immateriële schade en € 11,55 aan reiskosten. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 311,55. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en
spreektde verdachte daarvan
vrij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. P.F.E. Geerlings en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 maart 2019.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]