ECLI:NL:GHAMS:2019:788

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 maart 2019
Publicatiedatum
8 maart 2019
Zaaknummer
23-003188-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake auto-inbraken, pintransacties met gestolen pinpassen en bezit van een ploertendoder

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1997 en thans gedetineerd in P.I. Lelystad, was eerder veroordeeld voor een reeks van strafbare feiten, waaronder auto-inbraken en pintransacties met gestolen pinpassen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen, waarbij hij in vereniging met anderen handelde. De tenlastelegging omvatte onder andere het stelen van een portemonnee, bankpassen, en het voorhanden hebben van een ploertendoder. De verdachte heeft tijdens de zittingen in hoger beroep zijn betrokkenheid bij de feiten erkend. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar, waarbij het hof de ernst van de feiten en de recidivekans van de verdachte in overweging heeft genomen. De ISD-maatregel is opgelegd om de veiligheid van de maatschappij te waarborgen en om de verdachte de kans te bieden om zijn gedrag te verbeteren. Tevens is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die als gevolg van de diefstallen schade heeft geleden.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003188-18
datum uitspraak: 7 maart 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 augustus 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-741052-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
ter terechtzitting opgegeven adres: [adres],
thans gedetineerd in P.I. Lelystad te Lelystad.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 oktober 2018, 11 januari 2019 en 21 februari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 25 januari 2018 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (personen)auto (gekentekend [kenteken 1])) heeft weggenomen
- een portemonnee (inhoudende onder meer een of meer bankpassen en/of creditcards) en/of
- een rijbewijs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen portemonnee (inhoudende onder meer een of meer bankpassen en/of creditcards) en/of een rijbewijs onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op of verbreking van een raam/ruit van die (personen)auto;
2:
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 25 januari 2018 te Amstelveen en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in verenging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een of meer pinautomaten heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en) te weten
- in/bij [bedrijf 1], 13.40 Euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de ABN-Amrobank en/of [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- in/bij [bedrijf 2], 20,10 Euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de ABN-Amrobank en/of [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- in/bij het [bedrijf 3], 20,10 Euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de Rabobank en/of [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- in/bij [bedrijf 4] Amstelveen, 20,10 Euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de Rabobank en/of [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- in/bij [bedrijf 5], 13,40 Euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan Van Lanschot Bankiers en/of [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- in/bij [bedrijf 6], 11,00 Euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan Van Lanschot Bankiers en/of [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of –
in/bij [bedrijf 7], 11,00 Euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan Van Lanschot Bankiers en/of [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of –
in/bij [bedrijf 8], 6,70 Euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de ABN-Amrobank en/of [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of –
in/bij [bedrijf 9] 8,20 Euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de ABN-Amrobank en/of [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of –
in/bij [bedrijf 10], 6,70 Euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de Rabobank en/of [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s), die weg te nemen een of meer geldbedrag(en) onder zijn, verdachtes en/of zijn mededader(s) bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten één of meer (gestolen en/of wederrechtelijk verkregen) bankpas(sen) en/of de daarbij behorende pincode('s);
3:
(ter berechting gevoegde zaak: 13-746059-17) hij op of omstreeks 27 mei 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meer wapens van categorie I, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad;
4:
(ter berechting gevoegde zaak: 13-689176-17) hij op of omstreeks 17 juni 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen in/uit een (personen)auto (gekentekend [kenteken 2])
een of meer tas(sen) en/of
een of meer (portable) computer(s) en/of een of meer Ipad(s) en/of
een of meer (externe) harde schijven, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte,
waarbij hij, verdachte, die/dat weg te nemen tassen en/of computer(s) en/of Ipad(s) en/of harde schijven onder zijn, verdachtes, bereik heeft gebracht door middel van braak op of verbreking van een ruit/raam van die (personen)auto;
5 primair:
(ter berechting gevoegde zaak 13-741203-17) hij op of omstreeks 25 augustus 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een auto (Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 3]) heeft weggenomen een navigatiesysteem (merk Garmin), geheel of ten dele toebehorend aan [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die auto heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen navigatiesysteem onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door braak en/of verbreking;
5 subsidiair:
hij op of omstreeks 25 augustus 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een navigatiesysteem (merk Garmin) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring, de kwalificatie.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 25 januari 2018 te Amstelveen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto gekentekend [kenteken 1] heeft weggenomen
- een portemonnee inhoudende onder meer bankpassen en creditcards en
- een rijbewijs,
toebehorende aan [benadeelde 1], waarbij hij die weg te nemen portemonnee inhoudende onder meer bankpassen en creditcards en een rijbewijs onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak van een raam van die personenauto;
2:
hij op 25 januari 2018 te Amstelveen en Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen te weten
- bij [bedrijf 1], 13,40 Euro, toebehorende aan [benadeelde 1], en
- bij [bedrijf 2], 20,10 Euro, toebehorende aan [benadeelde 1], en
- bij het [bedrijf 3], 20,10 Euro, toebehorende aan [benadeelde 1], en
- bij [bedrijf 4] Amstelveen, 20,10 Euro, toebehorende [benadeelde 1], en
- bij [bedrijf 5], 13,40 Euro, toebehorende aan [benadeelde 1], en
- bij [bedrijf 6], 11,00 Euro, toebehorende aan [benadeelde 1], en
- bij [bedrijf 7], 11,00 Euro, toebehorende aan [benadeelde 1], en
- bij [bedrijf 8], 6,70 Euro, toebehorende aan [benadeelde 1], en
- bij [bedrijf 9] 8,20 Euro, toebehorende aan [benadeelde 1], en
- bij [bedrijf 10], 6,70 Euro, toebehorende aan [benadeelde 1],
waarbij hij, verdachte die weg te nemen geldbedragen onder zijn, bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten gestolen bankpassen;
3:
hij op 27 mei 2017 te Amsterdam, een wapen van categorie I, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad;
4:
hij op 17 juni 2016 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een personenauto gekentekend [kenteken 2] een tas en portable computers en Ipads en externe harde schijven, toebehorende aan [benadeelde 2],
waarbij hij, die weg te nemen tas en computers en Ipads en harde schijven onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak van een raam van die personenauto;
5
primair:
hij op 25 augustus 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 3] heeft weggenomen een navigatiesysteem merk Garmin, toebehorend aan [benadeelde 3],
waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader dat weg te nemen navigatiesysteem onder hun bereik hebben gebracht door braak.
Hetgeen onder 1, 2, 3, 4 en 5 primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Het hof acht de feiten wettig en overtuigend bewezen en grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de navolgende bewijsmiddelen zijn vervat.
Het hof stelt vast dat ten aanzien van alle feiten sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. Gelet daarop zal het hof volstaan met een opgave van die bekennende verklaring, voor zover ter terechtzitting afgelegd, en van de bewijsmiddelen, waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn vervat, op grond waarvan het tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten komt.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
1. De bekennende verklaring die de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep op 21 februari 2019 heeft afgelegd zoals neergelegd in het proces-verbaal van die terechtzitting.
2. Een proces-verbaal aangifte met nummer PL1300-2018021185-1 van 29 januari 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 3], doorgenummerde pag. 5-8.
3. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2018018720-2 van 8 februari 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 1] en [naam 2], doorgenummerde pag.10-11.
4. Een proces-verbaal transactieoverzichten met nummer 2018021185-2 van 10 februari 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 4], doorgenummerde pag. 12-15.
5. Een proces-verbaal van bekijken camerabeelden met nummer 2018021185 van 13 februari 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 4], doorgenummerde pag. 19-34.
6. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2018021185 van 22 februari 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 5], doorgenummerde pag. 36-38.
7. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2018021185-16 van 23
februari 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 6] en [naam 7], doorgenummerde pag. 39-43.
Ten aanzien van feit 3:
8. De bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting op 21 februari 2019 heeft afgelegd zoals neergelegd in het proces-verbaal van die terechtzitting.
9. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2017109548-37 van 28 mei 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 8], doorgenummerde pag. 2008.
10. Een proces-verbaal omschrijving ploertendoder met nummer 2017109548 van 29 mei 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 8], doorgenummerde pag. 2009-2010.
Ten aanzien van feit 4:
11. De bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting op 21 februari 2019 heeft afgelegd zoals neergelegd in het proces-verbaal van die terechtzitting.
12. Een proces-verbaal aangifte met nummer PL1300-2016156038-1 van 18 juli 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar
[naam 9].
13. Een proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar met nummer PL1300-2 016156038-6 van 24 juli 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 10].
14. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PLlJ00-2016156038-7 van 12
maart 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 11].
15. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2016156038-10 van 23 maart 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 12].
Ten aanzien van feit 5:
16. De bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting op 21 februari 2019 heeft afgelegd zoals neergelegd in het proces-verbaal van die terechtzitting.
17. Een proces-verbaal aangifte met nummer PL1300-2017180815-10 van 25 augustus 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 13], doorgenummerde pag. 4-6.
18. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PLB00-2017180815-6 van 25
augustus 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 14], doorgenummerde pag. 10-12.
19. Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL1300-2017180815-14 van 25 augustus 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 15], doorgenummerde pag. 17.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder
1 en 5primair bewezen verklaarde levert op, telkens:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van maatregel

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) voor de duur van twee jaren en bepaald dat het openbaar ministerie binnen 9 maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel de rechtbank zal berichten over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen. De advocaat-generaal heeft hierbij opgemerkt dat wordt voldaan aan alle criteria voor oplegging van een ISD-maatregel. Er ligt een daartoe strekkend advies van de reclassering en ter terechtzitting hebben de deskundigen van de reclassering toegelicht dat en waarom ISD thans de aangewezen maatregel is. Tot op heden heeft hulp en begeleiding in een ambulante vorm niet tot het gewenste resultaat geleid: terugdringen van recidive.
De raadsman heeft het hof ter terechtzitting verzocht af te zien van het opleggen van de ISD-maatregel en te volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, subsidiair een gevangenisstraf enkele weken langer dan de duur van het voorarrest, met bijzondere voorwaarden gelijk aan de bijzondere voorwaarden zoals bepaald bij de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte op 16 augustus 2018. Sinds de verdachte wordt begeleid en behandeld door het Forensisch Jeugd Team, maakt hij vorderingen die inmiddels hebben geleid tot een evidente afname van de recidive. Daarmee is er geen aanleiding de ISD-maatregel op te leggen. Het is van groot belang dat de behandeling en begeleiding die verdachte van het Forensisch Jeugd Team ontvangt, waaronder cognitieve gedragstherapie en schematherapie, worden gecontinueerd. Hoofdbehandelaar Van der Pol is er in geslaagd een goede band met de verdachte op te bouwen. De verdachte kan voor huisvesting terecht bij MultiplusZorg in Arnhem. Ook is het met het oog op de toekomst van de verdachte van groot belang dat hij binnenkort de 21plus toets kan maken om toegang te kunnen krijgen tot een HBO-opleiding, aldus de raadsman.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal auto-inbraken. Dergelijke feiten leveren veel overlast en kosten op voor de benadeelden. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het verrichten van een tiental pintransacties met bij een van de auto-inbraken buit gemaakte pinpassen. De verdachte heeft hierbij enkel en alleen oog gehad voor zijn eigen financiële gewin. Tot slot heeft de verdachte een ploertendoder aanwezig gehad.
Het hof heeft kennis genomen van het rapport van 3 mei 2018, opgesteld door [naam 17], als reclasseringswerker verbonden aan GGZ reclassering Inforsa. In dit rapport wordt als volgt geconcludeerd:
De heer [verdachte] is een notoire recidivist, die, ondanks zijn jeugdige leeftijd, al een uitgebreide justitiële carrière heeft gemaakt. Intensieve hulpverleningstrajecten zowel in een drang- als dwangkader uit de rechtsgebieden van het civiele en strafrecht hebben niet geleid tot inperking van de criminele activiteiten. Rapporteur schat in dat een forensische klinische setting is geïndiceerd, binnen welke intensieve gedragstherapie wordt geboden om de recidivekans terug te dringen. De geboden drang- en dwangkaders zijn onvoldoende inperkend gebleken om recidive terug te dringen. Ingevolge de ‘what-works-methode' is verdere inperking van de gedragsvrijheid aan de orde om hulpverleningsinterventies voor de korte en lange termijn (het hof begrijpt: kans te bieden om) “voet aan de grond te krijgen” bij de heer [verdachte].
In het huidige drang- en dwangkader binnen welke betrokkene een maximaal hulpverleningsaanbod geniet is er desondanks sprake van een reële recidivekans. De invloedsfeer van de sociale omgeving tezamen met de voordelen die hij heeft van zijn criminele activiteiten in combinatie met zijn impulsieve, onnadenkende gedrag ingevolge de ADHD en berekening van de pakkans, leiden ertoe dat de balans ten nadele uitslaat van de invloedsfeer van hulpverleningsinterventies.
Reclassering lnforsa adviseert om aan de heer [verdachte] de onvoorwaardelijke maatregel ISD op te leggen.
Ook heeft het hof kennis genomen van het Voortgangsverslag toezicht aan opdrachtgever van 13 augustus 2018, opgesteld door [naam 16], als toezichthouder verbonden aan GGZ Reclassering Inforsa. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
De reclassering onderstreept nogmaals de motivatie voor het uitbrengen van het advies de onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen aan de heer [verdachte]. Het huidige dwang- en drangkader heeft er niet toe geleid een gedragsverandering ten aanzien van het strafbare gedrag te bewerkstelligen bij de heer [verdachte]. Ook de afgelopen periode is sprake geweest van risicovol gedrag, ondanks dat betrokkene zich bewust is van de naderende ISD zitting.
Uit het Top 600 overleg van 2 augustus 2018 kwam naar voren dat de heer [verdachte] steeds minder gevoelig lijkt te worden voor autoriteit en zich steeds minder conformeert aan de regels, bijvoorbeeld bij Multipluszorg.
Ter terechtzitting in hoger beroep hebben [naam 17] en [naam 18], beiden als reclasseringswerker verbonden aan GGZ Reclassering Inforsa, als deskundigen het reclasseringsrapport alsmede het voortgangsverslag toegelicht. [naam 17] is ingegaan op de vraag hoe recidive kan worden voorkomen en welk beveiligingsniveau daarvoor noodzakelijk is. Zij heeft toegelicht dat bij de verdachte tekenen van een ontwikkeling van een anti-sociale persoonlijkheidsstructuur te zien zijn. Feit is dat de hersenen tot aan het 25e levensjaar nog in ontwikkeling zijn. De verdachte is nu 22 jaar oud en heeft intensieve gedragstherapie nodig om het tij te keren. De afgelopen tijd is geprobeerd de verdachte bij te sturen in een ambulant kader. Dit heeft echter onvoldoende tot resultaat geleid. Sterker; de problemen zijn toegenomen. Uit het strafblad van de verdachte kan worden afgeleid dat er in de afgelopen jaren een toename is geweest van het aantal strafbare feiten. Ook zijn de schulden van de verdachte toegenomen en bij Multipluszorg is sprake geweest van incidenten. Om deze zorgelijke en negatieve ontwikkeling in sociaal onaangepast gedrag te keren is ISD de aangewezen maatregel, aldus [naam 17]. Haringa heeft toegelicht dat hij het zorgelijke beeld over de verdachte kan bevestigen. Feit is dat ambulante behandeling niet tot het gewenste resultaat heeft geleid. De verdachte heeft in de penitentiaire inrichting inmiddels drie keer in de isoleercel gezeten vanwege het binnensmokkelen van softdrugs, aldus Haringa.
Verder heeft het hof ter terechtzitting [naam 19], als maatschappelijk werker/behandelaar van het Forensisch Jeugd Team bij de verdachte betrokken, als deskundige gehoord. [naam 19] heeft verklaard dat er in het ambulante kader wel enige progressie te zien was in de ontwikkeling van de verdachte. Bedacht moet worden dat hij in een asociale omgeving is grootgebracht en opgegroeid. De verdachte heeft inmiddels ‘Equip’ afgerond, staat onder bewind en krijgt cognitieve gedrags-en schema therapie. Verdere ambulante begeleiding is niet onmogelijk, aldus [naam 19].
Het hof stelt met de rechtbank vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD maatregel stelt.
Hiervoor is bewezen verklaard dat de verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan. Uit het op naam van de verdachte staande uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 5 februari 2019 blijkt dat de verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan het begaan van onderhavige feiten tenminste drie maal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of een taakstraf, terwijl de in dit arrest bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit genoemde rapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
In hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen ziet het hof aanleiding de ISD-maatregel op te leggen. Het hof ziet, met de rechtbank, dat verschillende hulpverleningsinstanties in het ambulante kader veel moeite hebben gedaan om de verdachte te helpen met zijn problemen op meerdere leefgebieden maar dat dit – gezien ook de veroordeling in onderhavige zaak voor maar liefst vijf overlast gevende strafbare feiten – onvoldoende invloed heeft op de recidive van verdachte en dat het recidiverisico volgens de reclassering onverminderd hoog is. Hetgeen ter terechtzitting in eerste aanleg mede door deskundige [naam 20] en ter terechtzitting in hoger beroep mede door deskundige [naam 19] naar voren is gebracht over mogelijkheden om alsnog een ambulante begeleiding voort te zetten, weegt niet op tegen het uitblijven van resultaten van eerdere begeleiding en tegen de duidelijke tekenen dat de verdachte tot aan zijn hernieuwde detentie eind augustus onvoldoende bereid is geweest tot medewerking aan de tot dan geboden hulp en begeleiding.
Gezien de ernst en het aantal van de door de verdachte begane strafbare feiten is het hof, alles afwegende, van oordeel dat de oplegging van de ISD-maatregel voor de na te noemen duur passend en geboden is, nu de veiligheid van personen of goederen zulks eist en oplegging van de maatregel zowel tot de beveiliging van de maatschappij strekt als tot beëindiging van het telkens plegen van strafbare feiten door de verdachte. Het hof zal daarom, net als de rechtbank, de duur van de ISD-maatregel opleggen zoals gevorderd door het openbaar ministerie. Deze maatregel strekt er mede toe een bijdrage te leveren aan de oplossing van de problematiek van de verdachte en zijn aanhoudende justitiecontacten. De ISD-maatregel zal hopelijk bijdragen aan het verminderen van de criminogene factoren.
Om het recidiverisico bij de verdachte in te tomen en om het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD­maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal het hof de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 602,30. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 5 primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft hij verklaard de schade op zich te willen nemen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 38m, 38n, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van
2 (twee) jaren.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het onder 5 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 602,03 (zeshonderdtwee euro en drie cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3], ter zake van het onder 5 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 602,03 (zeshonderdtwee euro en drie cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
12 (twaalf) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 25 augustus 2017.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. P.F.E. Geerlings en mr. M. Iedema, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 maart 2019.
De voorzitter is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]
.