ECLI:NL:GHAMS:2019:754

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 januari 2019
Publicatiedatum
7 maart 2019
Zaaknummer
23-002434-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na valsheid in bankbiljetten

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 26 mei 2016. De zaak betreft een ontnemingsvordering van het openbaar ministerie tegen de veroordeelde, die in eerste aanleg was veroordeeld voor het meermalen als echt en onvervalst uitgeven van valse bankbiljetten. De rechtbank had de veroordeelde verplicht tot betaling van een bedrag van € 25.564,91 aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Tijdens de zitting in eerste aanleg heeft de officier van justitie de vordering verhoogd naar € 28.636,43.

De veroordeelde heeft hoger beroep ingesteld tegen zowel de veroordeling als de ontnemingsmaatregel. Het hof heeft de zaak behandeld op 17 december 2018 en 18 januari 2019, waarbij het hof kennis heeft genomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de veroordeelde en zijn raadsman. Het hof heeft geconcludeerd dat het vonnis waarvan beroep juist is en heeft dit bevestigd. De beslissing van het hof houdt in dat de veroordeelde blijft verplicht tot betaling van het ontnemingsbedrag aan de Staat, en het hof heeft de eerdere veroordeling bevestigd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002434-16 (ontneming)
datum uitspraak: 18 januari 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van
de rechtbank Noord-Holland van 26 mei 2016 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer 15-871261-15 tegen
de veroordeelde
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
adres: [adres].

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting
zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 25.564,91. De officier van justitie heeft ter terechtzitting de vordering vermeerderd tot een bedrag van € 28.636,43.
De veroordeelde is bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 26 mei 2016 -kort gezegd- onder meer veroordeeld ter zake van het als echt en onvervalst uitgeven of te doen uitgeven, zich verschaffen, in voorraad hebben of vervoeren van bankbiljetten waarvan de valsheid hem, toen hij de bankbiljetten ontving bekend was, meermalen gepleegd.
Voorts heeft de rechtbank Noord-Holland bij vonnis van 26 mei 2016 de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 25.564,91 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De veroordeelde heeft hoger beroep ingesteld tegen beide vonnissen.
De veroordeelde is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 18 januari 2019 onder meer veroordeeld ter zake van -kort gezegd- het als echt en onvervalst uitgeven of te doen uitgeven, zich verschaffen, in voorraad hebben of vervoeren van bankbiljetten waarvan de valsheid hem, toen hij de bankbiljetten ontving bekend was, meermalen gepleegd.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
17 december 2018 en 18 januari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de veroordeelde en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Amsterdam, mr. A.D.R.M. Boumans, en mr. S. Clement, in tegenwoordigheid
van mr. N.E.M. Keereweer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 januari 2019.