ECLI:NL:GHAMS:2019:754
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- A.M. van Amsterdam
- A.D.R.M. Boumans
- S. Clement
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na valsheid in bankbiljetten
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 26 mei 2016. De zaak betreft een ontnemingsvordering van het openbaar ministerie tegen de veroordeelde, die in eerste aanleg was veroordeeld voor het meermalen als echt en onvervalst uitgeven van valse bankbiljetten. De rechtbank had de veroordeelde verplicht tot betaling van een bedrag van € 25.564,91 aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Tijdens de zitting in eerste aanleg heeft de officier van justitie de vordering verhoogd naar € 28.636,43.
De veroordeelde heeft hoger beroep ingesteld tegen zowel de veroordeling als de ontnemingsmaatregel. Het hof heeft de zaak behandeld op 17 december 2018 en 18 januari 2019, waarbij het hof kennis heeft genomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de veroordeelde en zijn raadsman. Het hof heeft geconcludeerd dat het vonnis waarvan beroep juist is en heeft dit bevestigd. De beslissing van het hof houdt in dat de veroordeelde blijft verplicht tot betaling van het ontnemingsbedrag aan de Staat, en het hof heeft de eerdere veroordeling bevestigd.