Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het beklag
2.Het verdere verloop van de procedure
20 februari 2019te worden gehoord. Beklaagde is, bijgestaan door mr. N.D. Dane, advocaat te Utrecht, in raadkamer verschenen.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 maart 2019 uitspraak gedaan in een beklagprocedure naar aanleiding van een klacht van klager over politiegeweld. Klager had op 25 oktober 2016 aangifte gedaan van (zware) mishandeling door twee politiemensen, die hem op 8 oktober 2016 tijdens zijn aanhouding zouden hebben mishandeld. Klager was destijds betrokken bij een achtervolging door de politie, die hem verdacht van betrokkenheid bij een schietincident. Tijdens de aanhouding werd klager gebeten door een politiehond en geschopt door een brigadier. Het hof heeft de procedure en eerdere behandelingen in raadkamer in acht genomen en de verklaringen van zowel klager als de beklaagden geanalyseerd. Het hof concludeert dat de politieambtenaren in hun rechtmatige uitoefening van hun functie handelden, gezien de omstandigheden waaronder de aanhouding plaatsvond. Klager had zich niet gehouden aan de bevelen van de politie en vertoonde gedrag dat de indruk wekte dat hij mogelijk vuurwapengevaarlijk was. Het hof oordeelt dat de inzet van de politiehond en het schoppen door de brigadier gerechtvaardigd waren, gezien de dreigende situatie. De kans dat een strafrechter tot een veroordeling van de beklaagden zou komen, wordt als onwaarschijnlijk beschouwd. Het hof wijst het beklag van klager af, waarbij het opmerkt dat de gevolgen voor klager voornamelijk voortvloeien uit zijn eigen verzet tegen de rechtmatige aanhouding.